Retentierecht en uitwinning
Gebonden Nederlands 2019 1e druk 9789013153439Samenvatting
Retentierecht en uitwinning behandelt de faillissementsrechtelijke en beslagrechtelijke kant van het verhaalsrecht van de schuldeiser met een retentierecht. Sinds 1 januari 1992 is het verhaalsrecht van de retentor in het BW terechtgekomen. Het beslagrecht en het faillissementsrecht zijn echter beide niet op dezelfde grondige manier herzien als het BW. In deze titel gaat de auteur na in hoeverre deze twee aansluiten bij de ‘nieuwe’ regeling van het retentierecht in het BW.
Door het BW krijgt de retentor een verhaalsrecht met voorrang en een verhaalsrecht op zaken van derden toebedeeld. De effectuering van dit bijzondere verhaalsrecht door middel van verhaal op de teruggehouden zaak is overgelaten aan het burgerlijk procesrecht en het faillissementsrecht. Deze bieden niet steeds een helder kader. Hoe dient men bijvoorbeeld om te gaan met het verhaalsrecht van de retentor op zaken van een derde in het faillissement van deze derde?
Uniek in deze titel is dat de auteur een brug bouwt tussen het burgerlijk recht en het beslagrecht én tussen het burgerlijk recht en het faillissementsrecht. Hoewel een casus zich in de praktijk nooit beperkt tot de grenzen van één rechtsgebied, doen de meeste publicaties dat wel. Daar brengt deze titel verandering in. Uitwinning van de teruggehouden zaak is bovendien een interessante invalshoek met oog op het hybride karakter van het retentierecht. Bijvoorbeeld bij levering na executoriale verkoop van onroerende zaken vervallen door zuivering hypotheken en beperkte rechten. Maar wat gebeurt er met het retentierecht? Deze invalshoek maakt de publicatie van grote waarde voor de praktijkjurist en de rechtswetenschapper.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
COPYRIGHT PAGINA
WOORD VOORAF
AFKORTINGEN
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Onderwerp en vraagstelling
1.2 Doel en methode
1.3 Verhouding tot eerder onderzoek
1.4 Plan van behandeling
DEEL I Het retentierecht op hoofdlijnen
Hoofdstuk 2 Algemene beschouwingen
2.1 Inleiding
2.2 Plaatsbepaling
2.2.1 De aard van het retentierecht
2.2.2 De aard van het retentierecht en het IPR
2.2.3 Functies en kenmerken van het retentierecht
2.2.4 Aanverwante figuren
2.2.5 Opschorting van verbintenisrechtelijke en goederenrechtelijke verplichtingen tot afgifte
2.2.6 Vergelijking met de Duitse retentierechten
2.3 Hoofdlijnen van de wettelijke regelingen van retentierecht in Boek 3 BW
2.3.1 Inleiding
2.3.2 De algemene regeling van art. 3:290 e.v. en 6:52 e.v. BW
2.3.3 Het retentierecht en de enac
2.3.4 Het retentierecht van de houder op grond van art. 3:124 jo. 3:120 lid 2 en 3 BW
2.4 Conclusies
Hoofdstuk 3 Vereisten
3.1 Inleiding
3.2 Het ontstaansmoment van het retentierecht
3.2.1 Inleiding
3.2.2 Terminologie
3.2.3 De bevoegdheid tot opschorting en de uitoefening van het opschortingsrecht
3.2.4 Rechtsgevolgen van de uitgeoefende bevoegdheid tot opschorting
3.2.5 Rechtsgevolgen van onbevoegde opschorting
3.3 Vereisten voor het ontstaan van de opschortingsbevoegdheid
3.3.1 Inleiding
3.3.2 De vordering tot afgifte van de wederpartij
3.3.3 De schuldeiser heeft de macht over een zaak
3.3.3.1 Inleiding
3.3.3.2 Begrip feitelijke macht
3.3.3.3 Het verkrijgen van de macht
3.3.3.4 De verkeersopvatting als maatstaf voor de machtsuitoefening
3.3.3.5 Bij onroerende zaken geschiedt afgifte door ontruiming
3.3.3.6 Exclusiviteit van de feitelijke macht
3.3.3.7 Continuïteit van de feitelijke macht
3.3.3.8 Inschrijving in de openbare registers
3.3.4 De schuldeiser heeft een (opeisbare) vordering
3.3.4.1 Inleiding
3.3.4.2 Het ontstaansmoment van de vordering van de retentor
3.3.4.3 De hoogte van de vordering is nog niet zeker
3.3.4.4 Is opeisbaarheid vereist?
3.3.5 Samenhang tussen de vordering en de verplichting tot afgifte
3.3.6 Nauwere samenhang vereist jegens derden
3.4 Kenbaarheid van de opschorting
3.4.1 Onderscheid tussen de kenbaarheid van de opschorting en de kenbaarheid van de machtsuitoefening
3.4.2 Geen mededeling, wel kenbaarheid van de opschorting vereist
3.5 Conclusies
Hoofdstuk 4 Derdenwerking van de opschortingsbevoegdheid
4.1 Inleiding
4.2 Art. 3:291 lid 1 BW beschermt de posterieure derde voor wie de machtsuitoefening niet kenbaar was
4.3 Achtergrond en werking van art. 3:291 lid 2 BW
4.3.1 Inleiding
4.3.2 De totstandkoming van art. 3:291 lid 2 BW
4.3.3 De bevoegdheid van de schuldenaar om de overeenkomst met de retentor te sluiten
4.3.3.1 De rechtsverhouding tussen de derde en de schuldenaar is bepalend
4.3.3.2 Derdenwerking op basis van bevoegd handelen
4.3.3.3 De vorm van de bevoegdheid
4.3.3.4 Het object van de bevoegdheid
4.3.4 Goede trouw van de retentor
4.3.4.1 Inleiding
4.3.4.2 Bepalingen met dezelfde strekking
4.3.4.3 Derdenwerking op basis van het vertrouwensbeginsel
4.3.4.4 Invulling van de goede trouw
4.4 Posterieur of anterieur?
4.4.1 Inleiding: één categorie makkelijke, drie categorieën moeilijke gevallen
4.4.2 Het vergelijken van de twee ontstaansmomenten
4.4.3 Art. 3:291 lid 1 en 2 BW zijn niet sluitend
4.4.4 De kwalificatie als ‘recht op de zaak’ in de zin van art. 3:291 BW
4.4.4.1 Inleiding
4.4.4.2 Twee benaderingen
4.4.4.3 Goederenrechtelijke rechten
4.4.4.4 Verbintenisrechtelijke gebruiksrechten
4.4.4.5 Verkrijgers aan wie nog geleverd moet worden of jegens wie nog de vestigingshandelingen voor een beperkt recht verricht moeten worden
4.4.4.6 Vormerkung
4.4.4.7 Beslag
4.4.4.8 Voorrechten
4.4.5 Het peilmoment
4.5 Conclusies
DEEL II Retentierecht en uitwinning buiten faillissement
Hoofdstuk 5 Beslag op en executie van de teruggehouden zaak
5.1 Inleiding
5.2 Retentierecht en executieverkoop
5.2.1 Inleiding
5.2.2 Inroepen retentierecht tegen de executant en andere beslagleggers
5.2.3 Afstand van het retentierecht met behoud van voorrang
5.2.4 Het retentierecht als bijzondere last in de zin van art. 7:15 BW
5.2.5 Lossing van de retentor is niet mogelijk
5.2.6 Beslag onder zichzelf op roerende zaken tegenover ‘gewoon’ beslag op roerende zaken
5.2.7 Verval van het retentierecht door zuivering?
5.2.7.1 Ratio van zuivering
5.2.7.2 Het retentierecht vervalt niet door zuivering, maar dat zou wel zo moeten zijn
5.2.7.3 Wel zuivering bij beslag door de retentor
5.2.8 De achtergrond van de voorrang van de retentor
5.2.8.1 Inleiding
5.2.8.2 Voorrang heeft bij uitwinning dezelfde werking als een voorrecht
5.2.8.3 Historische achtergrond van retentie en preferentie
5.2.8.4 De sociaaleconomische reden voor voorrang
5.2.8.5 De pragmatische reden voor voorrang
5.3 Retentierecht en vuistpandrecht in één hand bij executie
5.3.1 Inleiding
5.3.2 Pandexecutie door de retentor met een vuistpandrecht
5.3.3 Beslagexecutie door de retentor met een vuistpandrecht
5.3.4 Rangwisseling bij samenloop met een anterieur stil pandrecht
5.3.5 Intermezzo I: De Belgische Pandwet
5.3.6 Intermezzo II: verhaal door een pandhouder op een vordering waarvoor retentierecht wordt uitgeoefend
5.4 Executie door een hypotheekhouder en het retentierecht
5.4.1 Inleiding
5.4.2 Werking van het retentierecht jegens de hypotheekhouder
5.4.3 Invloed van de hypotheekbedingen
5.4.3.1 Algemeen
5.4.3.2 Het beheersbeding en het ontruimingsbeding
5.4.3.3 Het beding van niet-verandering
5.4.4 Afstand bij voorbaat van het retentierecht jegens de hypotheekhouder
5.4.4.1 Inleiding
5.4.4.2 Overeenkomst hypotheekgever–aannemer met derdenbeding ten behoeve van de hypotheekhouder
5.4.4.3 Overeenkomst hypotheekhouder–aannemer
5.5 De blokkerende werking van beslag en het retentierecht
5.5.1 Blokkerende werking van het beslag
5.5.2 Beslag is een recht op de zaak in de zin van art. 3:291 lid 2 BW
5.5.3 Beperkt het beslag de bevoegdheid van de beslagene om een overeenkomst aan te gaan in de zin van art. 3:291 lid 2 BW?
5.5.4 Beperkt het beslag de bevoegdheid van de beslagene om de zaak in de macht van een ander te brengen?
5.5.5 Kan de blokkerende werking van het beslag de derdenwerking van het retentierecht tegenhouden?
5.5.6 Is art. 453a lid 2 Rv ook van toepassing op het retentierecht?
5.6 Conclusies
Hoofdstuk 6 Het verhaalsrecht op zaken van derden
6.1 Inleiding
6.1.1 Onderwerp en opzet
6.1.2 Afbakening ten opzichte van derdenbeslag
6.2 Hoofdlijnen van het derdenverhaalsrecht van de retentor
6.2.1 Inleiding
6.2.2 Uitleg van ‘voorrang’ in art. 3:292 BW
6.2.3 Verhaalsrecht zonder vordering en verhaalsaansprakelijkheid zonder schuld
6.2.4 Rationes van het derdenverhaalsrecht van de retentor
6.2.5 Vordering op de derde uit ongerechtvaardigde verrijking
6.2.6 Subsidiariteit van het derdenverhaalsrecht?
6.2.6.1 Inleiding
6.2.6.2 Uitgangspunt: de retentor heeft de vrije keuze
6.2.6.3 Uitzondering: subsidiariteit van het derdenverhaalsrecht
6.2.6.4 Geen analoge toepassing van art. 3:234 lid 1 BW op de retentor
6.2.7 Voldoening door de derde, subrogatie en de gevolgen voor het retentierecht
6.2.8 De positie van ‘vierde’-rechthebbenden
6.3 Beslag op zaken van derden
6.3.1 Inleiding
6.3.2 Uitgangspunten
6.3.2.1 Doorwerking onderscheid vordering en verhaalsrecht in het beslagrecht
6.3.2.2 Terminologie
6.3.2.3 Beslagobject: de zaak of het recht?
6.3.3 Executoriaal beslag
6.3.3.1 Inleiding
6.3.3.2 De betekenis van art. 435 Rv
6.3.3.3 De executoriale titel
6.3.3.4 Drie modaliteiten van de executoriale titel
6.3.3.5 De beslaglegging
6.3.4 Conservatoir beslag
6.3.4.1 Inleiding
6.3.4.2 De mogelijkheid tot conservatoir beslag op goederen van derden
6.3.4.3 Het beslagrekest
6.3.4.4 De beoordeling van het rekest
6.3.4.5 De beslaglegging
6.3.4.6 Het opheffingskortgeding
6.4 Verhaal op de derde tijdens faillissement van de schuldenaar
6.4.1 Inleiding
6.4.2 Art. 60 Fw is niet van toepassing
6.4.3 Verificatie
6.4.4 Oplossing 1: Procederen tegen de derde ter verkrijging van een titel tegen hem
6.4.5 Oplossing 2: Procederen tegen de curator ter verkrijging van een titel
6.5 Conclusies
DEEL III Retentierecht en uitwinning tijdens faillissement
Hoofdstuk 7 De toepasselijkheid van art. 60 fw
7.1 Inleiding
7.2 Het principe dat het faillissement verbintenissen niet beïnvloedt prevaleert boven art. 60 Fw
7.3 Beëindiging van de contractuele verhouding tijdens faillissement
7.3.1 Inleiding
7.3.2 Nebula en Berzona op hoofdlijnen
7.3.3 Beëindiging van overeenkomsten tijdens faillissement: alle omstandigheden van het geval
7.3.3.1 Inleiding
7.3.3.2 Aanneming van werk
7.3.3.3 Bewaarneming
7.3.3.4 Huur van een onroerende zaak
7.3.3.5 Bruikleen
7.4 De vereisten voor het retentierecht (tijdens faillissement)
7.5 Conclusies
Hoofdstuk 8 Retentierecht in faillissement van de schuldenaar
8.1 Inleiding
8.1.1 Inleiding op art. 60 Fw
8.1.2 Opbouw
8.1.3 Afbakening
8.2 Hoofdlijnen van art. 60 Fw
8.2.1 Inleiding
8.2.2 De twee functies van art. 60 lid 1 Fw
8.2.2.1 Inleiding
8.2.2.2 Het retentierecht vervalt niet van rechtswege door faillietverklaring
8.2.2.3 Afbakening van het toepassingsbereik van art. 60 Fw
8.2.3 De curator kan de vordering van de retentor voldoen
8.2.4 De curator kan de zaak opeisen en verkopen
8.2.4.1 Inleiding
8.2.4.2 Wat is ‘opeising’?
8.2.4.3 Verkoop door de retentor als (middellijk) vertegenwoordiger
8.2.4.4 De retentor behoudt voorrang op de verkoopopbrengst van de zaak
8.2.4.5 Opeising en verkoop in het kader van een activatransactie
8.2.4.6 Is de weigering tot afgifte aan een koper na opeising onrechtmatig?
8.2.4.7 Vergelijking met Duitse retentierechten in faillissement op het punt van (opeising en) verkoop
8.2.5 Varianten van opeising zonder verkoop van de zaak
8.2.5.1 Inleiding
8.2.5.2 Opeising en gestrande verkoop
8.2.5.3 Opeising gevolgd door een akkoord
8.2.5.4 Opeising van de administratie van de gefailleerde bij derden op basis van art. 105b Fw
8.2.6 De termijnstelling door de retentor
8.2.6.1 Inleiding
8.2.6.2 Ratio van de termijnstelling van art. 60 lid 3 Fw
8.2.6.3 Wat moet de curator binnen de termijn hebben gedaan?
8.2.6.4 Een redelijke termijn
8.2.6.5 Misbruik van recht door de retentor
8.2.6.6 Vergelijking met Duits recht op het punt van de termijnstelling
8.2.7 Parate executie door de retentor
8.2.7.1 Executie overeenkomstig pand- of hypotheekrecht
8.2.7.2 Btw-afdrachtverplichtingen
8.3 Executie van de teruggehouden zaak door pand- of hypotheekhouder
8.3.1 Inleiding
8.3.2 Als het retentierecht niet tegen de pand- of hypotheekhouder kan worden ingeroepen
8.3.3 Art. 60 en art. 57 Fw gecombineerd: de curator kan de zaak opeisen en de separatist kan executeren
8.3.4 Verhouding zekerheidsgerechtigde en retentor met recht van parate executie
8.3.5 Onderlinge afspraak tussen separatist en retentor over vrijgave en executie
8.3.5.1 Inleiding
8.3.5.2 De afspraak kan nog tijdens faillissement worden gemaakt met werking tegen de boedel
8.3.5.3 Nuancering bij voorafgaande opeising door de curator?
8.3.5.4 Verhaal van het aan de retentor betaalde bedrag onder de zekerheden
8.4 De voorwaarden voor het retentierecht worden tijdens faillissement pas vervuld
8.4.1 Inleiding
8.4.2 Het fixatiebeginsel en het retentierecht
8.4.3 Vorderingen ontstaan tijdens faillissement, voortvloeiend uit een bestaande (goederenrechtelijke) rechtsverhouding
8.4.4 De feitelijke macht wordt verkregen tijdens faillissement
8.4.5 Retentierecht voor een boedelvordering en de toepasselijkheid van art. 60 Fw
8.4.6 Retentierecht in verband met een vernietiging op grond van de faillissementspauliana
8.5 Conclusies
Hoofdstuk 9 Retentierecht in faillissement van de derde-eigenaar
9.1 Inleiding
9.1.1 Inleiding op het onderwerp
9.1.2 Terminologie
9.2 Art. 60 Fw is toepasselijk op het retentierecht in faillissement van derde-eigenaren
9.2.1 Inleiding
9.2.2 Tekstuele interpretatie van het begrip schuldeiser in art. 60 Fw
9.2.3 Systematische analyse van het begrip schuldeiser in de Faillissementswet
9.2.4 Uit de wetsgeschiedenis volgt geen tegenargument
9.2.5 De ratio van art. 60 Fw en art. 3:292 jo. 3:292 BW brengt overeenkomstige toepassing mee
9.2.6 Tussenconclusie
9.3 Uitwerking van de toepassing van art. 60 Fw op het derdenretentierecht
9.3.1 Inleiding
9.3.2 De positie van de schuldenaar
9.3.3 Verificatie
9.3.4 Voorrang van de retentor op de opbrengst van één boedelbestanddeel
9.4 Conclusies
Hoofdstuk 10 Slotbeschouwing
10.1 Inleiding
10.2 Drie rode lijnen
10.3 Conclusies
10.4 Tot slot
Summary
Verkort aangehaalde literatuur
Jurisprudentieregister
Wetsartikelenregister
Trefwoordenregister
Curriculum Vitae
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan