'Kracht met de matrix, de parabel van de moderne geitenboer' is het nieuwste en inmiddels het achtste boek van de hand van deze auteur.
Peter en de geiten, Flassigny 2003. Wie de website van Peter Camp aanklikt, ziet hem in een filmpje in actie als geitenhoeder in een rustiek, slaperig gehucht ten noorden van Verdun in de Gaumestreek, vlak aan de grens met België. De plaatselijke geitenboer - een goede kennis in dit vakantieoord - was door zijn enkel gegaan, vandaar. ‘Wat ik heb gezien is dat je de geiten niet moet storen als ze eten, want dan produceren ze minder melk. Wat ik ook heb geleerd is dat ze gewoon hun eigen weg vervolgen, vroeg of laat zoeken ze zelf de betere plekken. Dan kun je de Marseillaise of de Internationale fluiten, ze luisteren niet naar je. Wel als je nog een betere graasplek voor ze hebt. Maar dan moeten ze ook vertrouwen in je hebben.’
Met deze vertelling begint het nieuwste boek van Peter Camp, management consultant en docent aan de afdeling Vervolgopleidingen en Dienstverlening aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. ‘De moraal van het verhaal: managers - in de zorg, het onderwijs, de krantenwereld, waar niet al - zijn geitenboeren die te weinig vertrouwen hebben in hun geiten. Ze leiden kuddes naar de verkeerde graasplekken, waardoor de melkopbrengst daalt. En wat doet de manager, de moderne geitenboer die eerst zijn kuddes heeft vergroot zodat er efficiënt gegraasd kan worden? Hij halveert de kudde, want het rendement moet omhoog.’
Camp zet het Franse echtpaar Laurent Jubert en Faustine Masnou met hun geitenboerderij annex kaasmakerij in Flassigny neer als mensen die vol ambities en idealen op een duurzame manier hun eigen micro-onderneming opstarten en gaande houden, dwars tegen het geweld van de grootschalige agro-industrie in. Autonoom, maar zeker niet in isolement. Integendeel, ze zoeken voortdurend verbinding en interactie met de hen omringende wereld, en verbinden het nuttige uit het verleden met de verworvenheden van nu. Ze staan voor een visie, en gaan daar ook voor. Zoals Camp het waarom van deze metafoor omschrijft: ‘Is het misschien een goede inspiratiebron voor wat velen, onder wie ikzelf, in veel organisaties meemaken en waar we vanaf willen? Ik heb het dan over deprimerende werkervaringen als gevolg van inefficiënte schaalvergroting. Over de greep van topmanagers en hun waanvoorstellingen. Over het kritiekloos achter hen aanlopen. Over dunner wordende verbindingen met managers. Over hun gebrek aan vertrouwen in hun medewerkers, eenzijdige nadruk op rendement en verkeerde maatregelen.’
De geitenboerderij van het jonge Franse stel fungeert in het nieuwste, met foto's en schema's, rijk geïllustreerde boek van Camp bovendien als leidraad om de zogenaamde matrix-methode op een leesbare en toegankelijke manier uit te leggen en toe te lichten. Hij baseert zich daarbij op een schema dat al in 1973 is ontwikkeld door de Amerikanen Hornstein en Tichy, en dat in 1983 door laatstgenoemde is verwoord in het boek 'Managing Strategic Change; Technical, Political and Cultural Dynamics.' In feite is het een model om alle processen die een rol spelen in een organisatie op een handige manier te ordenen. Met langs de verticale as de genoemde driedeling technisch, politiek en cultureel, en langs de horizontale as beleid, organisatie en personeel. Zo ontstaat er een 3x3-diagram, dat zowel 'harde' als 'zachte' facetten omvat.
‘Tichy blijft echter steken bij het theoretisch kader en legt niet uit hoe je de matrix in de praktijk kunt gebruiken om strategische keuzes te formuleren en processen van verandering voor iedereen inzichtelijk kunt maken’, licht Camp toe. Vanaf 1988 ontwikkelde hij de matrixmethode daarom stap voor stap, wat in 1992 het boek 'De kracht van de matrix opleverde'. Later volgden 'De praktijk van de matrix' en 'Projectmanagement, creativiteit in projectsturing'.
Voor Camp is het 3x3-diagram zelfs een doeltreffende manier geworden om zijn omvangrijke boekenkast te ordenen. In de vakken naast elkaar van links naar rechts alle managementliteratuur die respectievelijk met beleid, organisatie en personeel te maken heeft, op de schappen van boven naar beneden de technische, politieke en culturele onderwerpen, nader ingedeeld volgens de drie verticale thema's. Opnieuw ontstaat het 3x3-diagram dus. En dat twee keer: voor alle werken vóór 1998 en alle werken ná 1998, want de kast raakte te vol. Met daarboven, op de allerbovenste planken, boeken die het onderwerp van een hele kolom beslaan, en links een rij schappen met werken die een rij-onderwerp in z'n geheel omvatten. ‘Mijn eigen boeken horen linksboven thuis, inderdaad, als sluitstuk van het 4x4-diagram. Want die gaan over een totale, integrale kijk en verbinden eigenlijk alle cellen van de matrix.’
Op dezelfde manier heeft Camp de omvangrijke hoeveelheid literatuur over managementstijlen vervat in zijn boek 'Meer dan 500 managementstijlen', en de persoonlijke ontwikkeling in het boek 'De negensprong; Overleven als kunst, jezelf managen met de matrix'. Want zoals een organisatie met het betreffende schema veranderingen gestructureerd in beeld kan brengen en aan kan pakken, zo kan een individu op dezelfde manier de materiële en psychische invalshoeken helder krijgen om vervolgens gericht aan de slag te gaan met zelfontplooiing.
Of zijn hele leven gevangen zit in de negen hokjes? Camp lacht. ‘Nee hoor, het leven is niet maakbaar en een bedrijf of organisatie evenmin. Daarvoor vinden er te veel toevalligheden plaats en gebeuren er te veel onvoorspelbare zaken. De matrix is niet meer dan een model, een hulpmiddel om te ordenen, presenteren, plannen, vertellen, integreren, experimenteren, spiegelen, combineren en ontwikkelen.’ Uiteindelijk gaat het om het proces van verandering, en het model biedt een concreet handvat om zicht te houden op de complexiteit ervan.
Bij het beschrijven legt organisatie-adviseur Camp een voorliefde aan de dag voor vergelijkingen met de wereld van de dieren. Dat heeft zelfs geleid tot een verzamelbundel onder de titel 'De gekookte kikker', met zo'n vierhonderd dierenmetaforen over organisatieverandering. In samenwerking overigens met zwager, kunstenaar en ontwerper Funs Erens, die de boeken van Camp vormgeeft en van illustraties voorziet. Camp ontdekt de vertellingen en vergelijkingen in boeken, weekbladen en kranten. ‘Door hun beknoptheid, hun grote zeggingskracht en dikwijls hun humoristische ondertoon lenen metaforen zich uitstekend voor gebruik in mijn lessen en in het advieswerk.’
Of heeft hij wellicht de liefde en het oog voor natuur en dier meegekregen uit het Limburgse, waar zijn vader een pluimveemesterij had? In ieder geval heeft hij daar zijn eerste lessen in pragmatisme opgedaan. ‘Mijn vader was voortdurend bezig met 'hoe'. Hoe kan ik het klimaat voor de kippen verbeteren, hoe krijg ik een betere opbrengst. Mijn oma had een textielwinkel, en ook mijn ooms zaten in de middenstand. Hoe kan ik meer verdienen is in die kringen een logische vraag.’
De levensloop van Camp kreeg een interessant vervolg. Hij studeerde organisatiesociologie en -psychologie aan de universiteit in Nijmegen en werd vervolgens projectleider van het Socioproject, een jongerencentrum in Eygelshoven bij Kerkrade, in de oostelijke mijnstreek. Dat was in de roerige jaren zestig, de tijd van de mijnsluitingen en dus hoge werkloosheid in combinatie met de revolte van de jongere generatie. ‘Ook toen al hadden we daar last van agressie en drugs. Het centrum was een rustpunt voor verschillende groepen jongeren, ze konden er experimenteren met een kleinschalige ideale maatschappij. In zo'n omgeving leer je dat theorie mooi is, maar dat iets gedaan krijgen ook om 'how to do' vraagt. Uiteindelijk gaat het erom hoe je dingen doet met mensen en hoe je henzelf dingen laat doen, met als doel een verbetering voor henzelf én voor hun omgeving. Die lijn trek ik tot op heden door.’
Camp zette zijn loopbaan voort als beleidsadviseur in de buitendienst van een ministerie. ‘In deze omgeving heb ik de betekenis van strategisch gedrag, netwerken en beleidsbeïnvloeding geleerd. De politieke dimensie van de matrix heb ik daar dagelijks aan den lijve ervaren. En het bestaan van eigen belang. Wat goed is voor de ander is ook goed voor jezelf.’ In zijn huidige baan, als docent aan een instituut voor post hoger beroepsonderwijs, kwam hij in aanraking met methoden voor het begeleiden van groepen, het bevorderen van participatie, het communiceren over ontwikkelingen en het managen van organisaties. Langzaam vielen de stukjes van de puzzel in elkaar - het werd de 3x3-matrix met negen cellen. Met als rode draad de belangstelling voor de wil van en de mogelijkheden voor het individu om binnen alsmaar groter wordende organisaties een eigen ruimte te kunnen scheppen, of soms zelfs terug te pakken.
‘De hedendaagse mens verlangt naar autonome en prettige werkplekken om graag naartoe te gaan’, schrijft Camp. ‘Zodat we anderen kunnen ontmoeten en met hen over onze vragen, verwondering, werk- en andere ervaringen kunnen praten en onze zorgen kunnen delen.’ Het liefst in een comfortabele omgeving aldus Camp - wat hem ertoe bracht om met zijn belangstelling voor architectuur en afstemmingsprocessen in organisaties een boek te schrijven onder de titel 'Gebouwen met een ziel; het belang van gebouwen voor organisaties en mensen.'
Dat er een sterk groeiende behoefte is aan quality of work met een balans tussen 'harde' en 'zachte' kanten, is voor hem klip en klaar. Net als het gegeven dat veel managers dit onvoldoende beseffen, omdat ze te weinig gebruik maken van sociologische en psychologische inzichten. Met als gevolg haast anarchistische reacties. ‘Kijk maar eens naar het cynisme dat de kop op steekt. Niet voor niets zijn titels als 'Hoe word ik een rat', 'Het maandagmorgengevoel', 'Hello Lazyness (Bonjour Paresse)' en het binnenkort te verschijnen 'Der kleine Saboteur' stuk voor stuk bestsellers.’ Vandaar als tegenwicht het voorbeeld van Faustine en Laurent met hun geitenboerderij in Flassigny. Hedendaags idealisme, niet zwevend zoals in de jaren zestig maar met beide voeten stevig op de Noord-Franse aarde.