De enquêtegerechtigden bij de NV en de BV
Een onderzoek naar de toegang tot het enquêterecht bij de NV en de BV
E-book Epub met watermerkbeveiliging Nederlands 2018 1e druk 9789013150780Samenvatting
De toegang tot het enquêterecht is niet eenvoudig gegeven: de wijziging van het enquêterecht in 2013 leidt tot vragen en de jurisprudentie van de Ondernemingskamer en de Hoge Raad blinkt niet uit in helderheid. Deze uitgave bevat een analyse van de toegang tot het enquêterecht bij de NV en de BV met een overzicht van de knelpunten, onduidelijkheden, voor- en nadelen en lacunes.
'De enquêtegerechtigden bij de NV en de BV' geeft een inzichtelijk en compleet overzicht van de enquêtegerechtigden bij de NV en de BV. Alle relevante vragen komen aan bod en worden, na een zorgvuldige bestudering van wetsgeschiedenis, literatuur en jurisprudentie, beantwoord. Waar nodig, doet de auteur suggesties voor aanpassing van de wettekst.
De titel is een waardevolle toevoeging aan het wetenschappelijk debat, mede omdat de wetgever na de evaluatie van de wetswijziging in 2013 moet bezien in hoeverre het enquêterecht voldoet aan de behoeften van de praktijk.
De wetenschappelijke analyse met ruim voldoende oog voor de rechtspraktijk, maakt de uitgave onmisbaar voor alle professionals binnen het vakgebied, waaronder de advocaat, de rechter maar ook de wetgevingsambtenaar.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Copyright Pagina
Voorwoord
Hoofdstuk 1. Inleiding
1.1 Het onderwerp en de aanleiding
1.2 De doelstelling van het onderzoek
1.3 De opzet van het onderzoek
1.3.1 De methode van onderzoek
1.3.2 De afbakening van het onderzoek
1.4 De verantwoording
1.5 Het plan van behandeling
Hoofdstuk 2. Een korte schets van de enquêteprocedure
2.1 Inleiding
2.2 De achtergrond
2.3 Doeleinden en strekking
2.4 Typen van enquêtes
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3. De kapitaalverschaffers
3.1 De aandeelhouders
3.1.1 Inleiding
3.1.2 Geschiedenis
3.1.2.1 De totstandkoming van de eerste enquêteregeling
3.1.2.2 Het enquêterecht van 1928
3.1.2.3 De wetswijziging van 1971
3.1.2.4 De wetswijziging van 1994
3.1.2.5 De wetswijziging van 2013
3.1.2.6 SER-Advies evenwichtig ondernemingsbestuur
3.1.2.7 Empirisch onderzoek
3.1.2.8 De wetgever
3.1.2.9 Evaluatie wetswijziging 2013
3.1.3 De kapitaalseisen
3.1.3.1 Gedifferentieerde toegang
3.1.3.2 Werking van de kapitaalseisen in verhouding tot de doelstelling
3.1.4 Stemrechtloze en winstrechtloze aandelen
3.1.5 De (deelgenoten van) aandelen in een gemeenschap
3.1.6 Girale aandelen
3.1.6.1 Aandelen in een (buitenlands) giraal effectensysteem
3.1.6.2 Buitenlandse instrumenten zoals Global Depositary Receipts
3.1.7 De failliete aandeelhouder-rechtspersoon
3.1.8 De verkoop van aandelen
3.1.9 Verwaterde aandeelhouders
3.1.10 Voormalig aandeelhouders
3.1.10.1 Onteigende aandeelhouders
3.1.10.2 Andersoortige ex-aandeelhouders
3.2 De certificaathouders
3.2.1 Inleiding
3.2.2 Geschiedenis
3.2.3 Bewilligde en niet-bewilligde certificaten
3.2.4 Certificaten met vergaderrecht
3.2.5 Kenmerken van een certificaat en economische gerechtigdheid
3.2.6 Verhouding tussen administratiekantoor en certificaathouder
3.3 De economisch gerechtigden
3.3.1 Inleiding
3.3.2 Geschiedenis
3.3.3 Verschaffers van risicodragend kapitaal
3.3.4 Economische gerechtigdheid via de gelijkstellingsbenadering
3.3.5 Jurisprudentie
3.3.5.1 Scheipar
3.3.5.2 Butôt
3.3.5.3 TESN
3.3.5.4 Chinese Workers
3.3.5.5 Economische gerechtigdheid: een tussenstand
3.3.5.6 Interfisc
3.3.5.7 Slotervaartziekenhuis
3.3.5.8 FEIST
3.3.5.9 Europa Leasing
3.3.5.10 Economische gerechtigdheid: een eindstand (?)
3.3.6 Aanvullende vragen
3.3.6.1 Inleiding
3.3.6.2 De enquêtebevoegdheid van de aandeelhouder of certificaathouder zonder economisch belang
3.3.6.3 Kunnen verschillende partijen de enquêtebevoegdheid ontlenen aan dezelfde aandelen?
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4. Pandhouders en vruchtgebruikers
4.1 Inleiding
4.2 Geschiedenis: toekenning van certificaathoudersrechten
4.3 Vruchtgebruiker en pandhouder met stemrecht
4.4 Vruchtgebruiker en pandhouder zonder stemrecht
4.5 Pandrecht en vruchtgebruik zonder certificaathoudersrechten
4.5.1 De positie van de pandhouder en vruchtgebruiker zonder certificaathoudersrechten
4.5.2 Pandhouder van aandelen zonder certificaathoudersrechten en pandhouder van certificaten
4.5.3 Vruchtgebruiker van aandelen zonder certificaathoudersrechten en vruchtgebruiker van certificaten
4.6 De (pandhoudende) kredietverschaffer en enquêtebevoegdheid
4.7 Conclusie
Hoofdstuk 5. Peilmoment(en) voor ontvankelijkheid
5.1 Inleiding
5.2 Geschiedenis
5.3 Peilmoment(en) na de Emba-beschikking
5.3.1 De Hoge Raad in Emba
5.3.2 Peilmoment is onveranderd
5.3.3 Peilmoment is uitgebreid
5.4 Peilmoment(en) in tweede fase
5.5 Conclusie
Hoofdstuk 6. De enquêtebevoegdheid in concernverhoudingen
6.1 Inleiding
6.2 Geschiedenis
6.3 De rechtspraak vóór Landis
6.4 De Landis-beschikking
6.4.1 De Hoge Raad over de concernenquête
6.4.2 Landis nader beschouwd
6.4.3 De economische werkelijkheid: de omstandigheden van het geval
6.5 Rechtspraak na Landis
6.5.1 Gronden voor toewijzing
6.5.2 Gronden voor afwijzing
6.6 Synthese
6.7 Enquête naar boven
6.8 Geen doorbraak naar of vanuit buitenlandse vennootschap
6.9 Conclusie
Hoofdstuk 7. De vennootschap zelf
7.1 Inleiding
7.2 Geschiedenis
7.3 Het bestuur
7.3.1 De uitleg van de wet in de parlementaire geschiedenis
7.3.2 Gevolgen van het Richtlijnstelsel
7.3.3 De rechtspraak
7.3.4 Procesvertegenwoordiging: de heersende leer
7.3.5 Procesvertegenwoordiging versus richtlijnstelsel
7.3.5.1 Nuancering van de heersende leer
7.3.5.2 De opvatting over de reikwijdte van het richtlijnstelsel bij niet dwingende wettelijke beperkingen en voorwaarden
7.3.5.3 Vertaling naar de enquêtebevoegdheid van de vennootschap
7.3.5.4 Contra-argumenten
7.3.5.5 Synthese
7.3.6 Art. 2:15 lid 3 sub b BW
7.3.7 Wenselijk recht
7.3.7.1 Bestuursbesluit als ontvankelijkheidsvereiste
7.3.7.2 Bestuursbesluit in het Curaçaose enquêterecht
7.4 De raad van commissarissen en de niet uitvoerende bestuurders
7.4.1 Inleiding
7.4.2 De raad van commissarissen: besluit is vereist
7.4.3 De niet uitvoerende bestuurders
7.4.3.1 Een zelfstandige enquêtebevoegdheid
7.4.3.2 Besluit is vereist
7.4.4 De rechtspraak
7.5 De geschorste bestuurder of commissaris
7.6 Aanpassing van art. 2:349 lid 1 BW is gewenst
7.7 Conclusie
Hoofdstuk 8. De curator
8.1 Inleiding
8.2 Geschiedenis
8.3 De taak van de curator
8.4 Het belang van de curator bij enquêtebevoegdheid
8.5 Verhouding met doel en strekking van het enquêterecht
8.5.1 De doeleinden
8.5.2 Aard en strekking van de enquêteprocedure
8.5.3 Synthese
8.6 De werking van art. 2:349 lid 1 BW in faillissement
8.7 Zijn enquêtekosten boedelschulden?
8.8 Conclusie
Hoofdstuk 9. De werknemers
9.1 Inleiding
9.2 Geschiedenis
9.2.1 Herziening van het ondernemingsrecht door de Commissie Verdam
9.2.2 De enquête vanuit werknemerszijde
9.2.3 De wetswijziging van 1971
9.2.4 De wetswijziging van 1994
9.3 De wettelijke vereisten van art. 2:347 BW
9.4 De enquêtebevoegdheid bij de enkelvoudige vennootschap
9.4.1 Inleiding
9.4.2 De zaak PCM
9.4.3 De zaak Friesland Vlees
9.4.4 De zaak Meavita
9.4.5 Intermezzo: De parallel met Slotervaartziekenhuis, Drogisten-Associatie en SNS Reaal
9.5 De enquêtebevoegdheid in concernverhoudingen
9.5.1 Inleiding
9.5.2 De SER over de enquêtebevoegdheid van vakbonden in concernverhoudingen
9.5.3 De zaak Janssen Pers: gezamenlijk drijven onderneming
9.5.4 De zaak IJsselwerf: enquête naar boven
9.5.5 De zaak Esteves: enquête naar boven
9.5.6 De zaak PCM: enquête naar boven
9.5.7 De zaak Meavita: enquête naar boven
9.5.8 Synthese rechtspraak
9.5.9 Enquête naar boven vanuit buitenlandse vennootschap
9.6 Raadplegen ondernemingsraad
9.7 Gebruik van het enquêterecht door vakbonden in de praktijk
9.8 De positie van de ondernemingsraad
9.8.1 Inleiding
9.8.2 Een terugblik
9.8.3 Toekenning van het enquêterecht aan de ondernemingsraad?
9.8.4 De argumenten voor en tegen toekenning van de enquêtebevoegdheid aan de ondernemingsraad
9.8.4.1 Waarborgen tegen (vrees voor) lichtvaardig gebruik
9.8.4.2 Toekenning van het enquêterecht bij overeenkomst
9.8.4.3 Procesbevoegdheid
9.8.4.4 Samenloop met art. 26 WOR
9.8.4.5 De behoefte aan enquêtebevoegdheid
9.8.4.6 Taak ondernemingsraad en verhouding met de ondernemer
9.8.4.7 Verhouding met de vakbonden
9.8.4.8 Oneigenlijk gebruik
9.8.4.9 Andere medezeggenschapsorganen
9.8.4.9.1 Wet Toelating Zorginstellingen
9.8.4.9.2 Pensioenwet
9.8.4.9.3 Woningwet
9.8.4.9.4 Wetsvoorstel inzake de maatschappelijke onderneming
9.8.4.10 Synthese
9.8.5 Enquêtebevoegdheid voor de ondernemingsraad en vakbond
9.8.5.1 Een complementaire bevoegdheid
9.8.5.2 Competentiestrijd
9.9 Conclusie
Hoofdstuk 10. De advocaat-generaal
10.1 Inleiding
10.2 De rol van het OM
10.2.1 De bevoegdheden van het OM in het rechtspersonenrecht
10.2.2 Bestrijding van misbruik van rechtspersonen
10.3 Totstandkomingsgeschiedenis
10.3.1 Inleiding
10.3.2 De Commissie Verdam en de invoering van de enquêtebevoegdheid in 1971
10.3.3 Wetswijziging enquêterecht 1994 en 2013
10.4 Het begrip algemeen belang, openbaar belang en openbare orde
10.5 Het begrip openbaar belang in het enquêterecht
10.5.1 Inleiding
10.5.2 Het begrip openbaar belang in de wetsgeschiedenis
10.5.2.1 Totstandkomingsgeschiedenis wetswijziging 1971
10.5.2.2 Totstandkomingsgeschiedenis wetswijziging 1994
10.5.2.3 Synthese
10.5.3 Redenen van openbaar belang in de jurisprudentie
10.5.3.1 Inleiding
10.5.3.2 Vergelijking met andere civielrechtelijke bevoegdheden van het OM
10.5.3.3 Enquêteprocedure
10.5.3.3.1 Inleiding
10.5.3.3.2 Verlies van werkgelegenheid
10.5.3.3.3 Vertrouwen in een bepaalde bedrijfstak of de kapitaalmarkt
10.5.3.3.4 Strafbare gedragingen
10.5.3.3.5 Teloorgang van specifieke kennis
10.5.3.3.6 Maatschappelijk belang
10.5.3.3.7 Bijkomende omstandigheden
10.5.4 Organisaties van openbaar belang
10.5.5 Synthese
10.6 De (terughoudende) opstelling van de A-G
10.6.1 Primaire of subsidiaire bevoegdheid
10.6.2 Een lopend strafrechtelijk of parlementair onderzoek
10.6.3 Integrale of marginale toetsing
10.6.4 Het vooronderzoek
10.6.5 Mogelijke verklaringen voor terughoudende opstelling
10.6.6 Synthese
10.7 Discretionaire bevoegdheid en beslissingsruimte
10.7.1 Het opportuniteitsbeginsel
10.7.2 Beslissingsruimte en verantwoording
10.8 Naar een actievere A-G
10.9 Een alternatieve gedachte
10.9.1 Andere toezichthouder?
10.9.2 De rol van de A-G in het enquêterecht
10.9.2.1 De (beperkende) werking van het begrip openbaar belang
10.9.2.2 De ‘dringende gronden’-grondslag in de Curaçaose enquêteregeling
10.9.3 Enquêterecht voor iedere belanghebbende?
10.9.4 Enquêtebevoegdheid voor collectieve belangenorganisaties (art. 3:305a BW)?
10.10 Conclusie
Hoofdstuk 11. De enquêtebevoegdheid bij statuten of overeenkomst
11.1 Inleiding
11.2 Geschiedenis
11.2.1 Ontwerp 1910 en WvK 1929/1971
11.2.2 Overheveling naar het Burgerlijk Wetboek in 1976
11.2.3 Wetswijziging 2013
11.3 Het belang van art. 2:346 lid 1 sub e BW
11.4 De enquêtebevoegdheid in statuten
11.5 De enquêtebevoegdheid bij overeenkomst
11.5.1 Inleiding
11.5.2 Toekenning aan eenieder
11.5.3 Geen verandering in machtsverhoudingen
11.5.4 Adviesrecht ondernemingsraad?
11.5.5 Vertegenwoordiging is vereist
11.5.6 Geen ondernemingsovereenkomst in de zin van de WOR
11.5.7 Oude enquêteovereenkomsten van vóór 1 januari 2013
11.5.8 Verbintenisrechtelijke aspecten
11.6 Voorwaarden aan statutair of contractueel enquêterecht
11.7 De beursvennootschap
11.7.1 Voorwetenschap
11.7.2 Prospectus bij IPO
11.8 Statuten versus overeenkomst: voor- en nadelen
11.9 Conclusie
Hoofdstuk 12. Samenvatting en conclusies
Summary
Registers
Afkortingen en terminologie
Literatuur
Jurisprudentie
Trefwoorden
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan