Het begrip ‘de eerste honderd dagen’ is misschien relatief nieuw, de symboliek ervan is dat bepaald niet. Oud-uitgever Pieter de Jong begint zijn boek met een passage uit ‘Bint’ van Bordewijk, waarin de zojuist aangestelde leraar De Bree op de proef wordt gesteld door zijn leerlingen. Ze zetten zijn tafel met de poten tegen de rand van het podium, in de hoop dat die er bij de minste aanraking vanaf valt. De Bree gaat de uitdaging aan en laat zich verleiden tot een potje armpje drukken met een van de grootste jongens uit de klas. Een veelbetekende scène, waar De Jong uitgebreid op reflecteert. Het gaat over de machtsstrijd die ontbrandt als ergens een nieuwe leider wordt aangesteld, over de vraag wie er nu eigenlijk de baas is.
‘Aan de ene kant is het onzin om te zeggen dat je na honderd dagen kunt zeggen of een manager succesvol zal zijn of niet’, vertelt De Jong. ‘Aan de andere kant vormen die eerste honderd dagen een aardige stresstest. In mijn boek maak ik de vergelijking met de elandtest, die bekend is geworden door de Baby Benz die omviel. De elandtest is bedoeld om onder barre omstandigheden te testen of een auto geschikt is voor dagelijks gebruik. Zo kun je de eerste honderd dagen van een nieuwe manager ook bekijken. Ik denk dat je na zo’n periode wel kunt beoordelen of iemand in staat is een organisatie of afdeling op een goede manier te leiden. Je kunt ten eerste zien of iemand open staat voor zijn omgeving, of dat hij vooral in zichzelf is geïnteresseerd. En ten tweede kun je zien of de nieuwe bestuurder baas is over zichzelf, of hij in balans is. Als dat het geval is, is de macht bij hem waarschijnlijk in goede handen.’
‘De eerste honderd dagen’ is geen dik boek. Het maakt deel uit van een serie gelegenheidsuitgaven bij het 25-jarig bestaan van uitgeverij Balans, onderdeel van WPG Uitgevers. Het is een soort voorgerecht bij een veelomvattender boek dat hij in voorbereiding heeft, ‘Het avontuur van leidinggeven’, dat dit najaar moet verschijnen. Dat boek telt tien hoofdstukken die volgens De Jong belangrijke momenten vertegenwoordigen in de carrière van een leidinggevende. ‘Het is geen uitputtend verhaal, maar het is voor leidinggevenden wel van belang. Ik heb mijn vakliteratuur gedurende mijn carrière redelijk bijgehouden, dus ik maak gebruik van verschillende bronnen, soms wel van twintig jaar geleden of ouder. Dat maakt weinig verschil, denk ik. Er wordt niet zo veel nieuws bedacht, al wordt dat wel gesuggereerd.’
Eén van de bronnen die De Jong gebruikt is ‘In search of excellence’ van Tom Peters en Robert Waterman. Hij is op de hoogte van de vraagtekens die later bij dit werk zijn gezet. ‘Het curieuze is natuurlijk dat het zes of acht jaar later met sommige bedrijven uit het boek helemaal niet zo goed meer ging. Maar Peters en Waterman waren wel de eerste die het verband legden tussen de organisatiecultuur en het succes van een organisatie. En die notie staat nog steeds recht overeind. Dat beaamt ook Mathieu Weggeman, wiens boek Leidinggeven aan professionals? Niet doen! voor mij echt een aha-erlebnis was. Als Weggeman met het pistool op de borst zou moeten zeggen wat nou de belangrijkste taak is van een leidinggevende, zegt hij toch het expliciteren van de kernwaarden van een organisatie.’
Het boek van De Jong is geschreven met de rust en nuance van de ervaren manager. De eerste honderd dagen zijn voor hem geen abstract begrip. ‘Toen ik in 1986 als mededirecteur aantrad bij WPG en de uitgeefgroep Singel 262 onder mijn hoede kreeg, wenste de receptioniste mij veel succes. U bent de achtste directeur die ik meemaak, voegde zij eraan toe, om duidelijk te maken dat zij zich weinig illusies maakte. Ach, ik heb wel voor hetere vuren gestaan. Als uitgever heb ik te maken gehad met een aantal uiterst kritische hoofdredacteuren, zoals Joop van Tijn van ‘Vrij Nederland’, Cisca Dresselhuys van ‘Opzij’ en Johan Derksen van ‘Voetbal International’.’
Zijn eigen stijl van leidinggeven werd gekenmerkt door veel reflectie, vertelt De Jong. Hij heeft altijd veel gelezen, managementliteratuur waaronder ‘Harvard Business Review’, maar ook literatuur. Dat blijkt ook uit ‘De eerste honderd dagen’, waarin hij uiteenlopende schrijvers citeert. ‘Onze eigen ervaringen zijn beperkt. Met het lezen van literatuur verrijk je je inzichten. Door te lezen kom je ideeën en emoties op het spoor die je nooit uit jezelf had bedacht. Dat is een belangrijk anker voor mij geweest. Er moet iedere dag even in de ziel geroerd worden, anders vriest hij dicht, heeft de schrijver Gerrit Krol eens gezegd. Dat vind ik een mooie regel. Iedereen werkt hard en dan dreigt het gevaar dat er geen tijd is om goed na te denken over bepaalde dingen. Dan kun je domme dingen doen of krijg je last van tunnelvisie. Dat is mij ook wel eens overkomen.’
‘De eerste honderd dagen’ is geschreven voor alle bestuurders en leidinggevenden die aan een nieuwe baan beginnen. Het is een praktisch boek, enigszins tongue-in-cheek geschreven, zoals De Jong zelf zegt. ‘Ik heb het gevoel dat veel managementliteratuur voor vakgenoten is geschreven, of bedoeld is om het eigen werk als consultant uit te lichten. Daar is niets op tegen, maar de bruikbaarheid is niet altijd even groot. Zelfs het boek van Weggeman geeft net iets te weinig aan leidinggevenden: hij trekt je aan je neus, maar is toch ook echt een wetenschapper. Ik heb de leidinggevenden die aan een nieuwe baan beginnen een houvast willen bieden. Het is geen how-to, maar ik heb er wel een paar handige lijstjes in opgenomen. Dat blijkt te werken: ik heb het bij verschillende mensen uitgezet die net in een leidinggevende positie waren begonnen en sommige hebben het maanden naast zich op hun bureau gehad.’
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.