De hoge beloningen voor managers blijven in het nieuws. Eind maart weigerde de aandeelhoudersvergadering bij Philips akkoord te gaan met de bonussen voor de topmanagers. Was u verrast?
Dat was een unieke stap van de aandeelhouders van Philips. Het was voor het eerst dat de aandeelhouders op de rem zijn gaan staan omdat zij de beloning niet in verhouding vonden staan tot de prestaties. Het is misschien niet toevallig dat dit het eerst gebeurde bij een oud familiebedrijf met sterke wortels in het Europees kapitalisme. Het nieuws kwam vrijwel tegelijk met het bericht dat de bestuurders van de AEX-fondsen een inkomenssprong van gemiddeld 23 procent hadden gemaakt. Dat wordt grotendeels veroorzaakt door de bedrijven die zich oriënteren op de Angelsaksische bedrijfsstructuur.
Wat was voor u de aanleiding om een boek te schrijven over het onderwerp van verdiensten en beloning?
Met de Stichting Waterland, een liberale denktank, zijn wij al langer bezig met het herijken van klassieke sociaal-economische thema’s. Door de invloed van het neoliberalisme zijn onderwerpen als sociale ongelijkheid en de spreiding van inkomen, kennis en macht van de agenda gehaald. Waterland verzet zich daartegen. Door de grote verschillen in rijkdom is er in deze maatschappij niet echt sprake van gelijke kansen en sociale rechtvaardigheid. Dat druist in tegen de klassieke liberale principes. Privileges worden weer vastgezet door familiestructuren en ook de manier waarop de scholen zijn ingericht, werkt sociale ongelijkheid in de hand. Een ander probleem is de celebritycultuur. Die lijkt heel democratisch, maar is als je goed kijkt een heel pervers wereldje.
In uw boek gebruikt u de sterrencultuur om aan te tonen dat mensen ook door andere motieven dan geld worden gedreven, maar u wijst tegelijk op de uitwassen ervan.
In zijn meest zuivere vorm gaat het bij het sterrendom om de eer, om de beroemdheid. Zowel voor sporters als voor acteurs is geld bijzaak. Althans: dat is de ideologie. Ondertussen zijn de bedragen die betaald worden heel hoog, terwijl je er relatief weinig voor hoeft te doen. Het lijkt soms alsof je er alleen maar hoeft te zijn.
Wat bedoelt u daarmee?
Talenten en begaafdheden worden tegenwoordig gezien als eigendom. Het idee dat deze mensen iets te danken hebben aan hun achtergrond, lijkt te zijn verdwenen. Maar talenten en begaafdheden zijn letterlijk gaven: van de natuur, de erfelijkheid of de rust van de verzorgingsstaat. Mensen hebben de neiging om alles naar zichzelf toe te rekenen, alles te beschouwen als hun eigen bezit. Het gevolg daarvan is dat zij denken dat ze niets verschuldigd zijn aan de maatschappij. Maar eigenschappen als schoonheid, goed gebekt zijn, snedigheid kun je moeilijk toerekenen aan het individu. Veel talenten en eigenschappen hebben zich kunnen ontwikkelen dankzij de natuur of de maatschappij. Dat schept verplichtingen. Andersom geldt hetzelfde: als je in deze harde meritocratie niet bij de top behoort, heb je gefaald. Mensen raken daardoor hun zelfrespect kwijt.
Wat kunt u daar tegenover stellen?
Ik wil een debat openen over de kansenongelijkheid. Ik ben niet blij met de harde meritocratie: terwijl de rijken steeds rijker worden, neemt de armoede onder kinderen weer toe. Om die tegen te gaan, zou je bijvoorbeeld vanaf een vroeg ogenblik hoogwaardige kinderopvang moeten aanbieden. Natuurlijk hoort een kind zijn eerste en misschien een deel van zijn tweede levensjaar in een liefdevol gezin door te brengen, maar daarna zouden alle kinderen naar de crèche moeten. Je zou zeer hoogwaardige leidsters moeten neerzetten, om direct vanaf het begin de culturele achterstand weg te poetsen. Een bijkomend voordeel is dat je de vrouw meteen weer vrijmaakt voor de arbeidsmarkt. Ook in de vervolgcarrières op school moet je veel investeren. Door de CITO-toets vindt op dit moment een heel vroege selectie plaats, die de kansenongelijkheid in de hand werkt. Er is dus nog veel te doen aan de sociale infrastructuur.
Welke gevaren brengt deze kansenongelijkheid met zich mee?
De sociale cohesie van de maatschappij loopt gevaar. Er heerst een mentaliteit van ‘pakken wat ik pakken kan’, met als gevolg dat de inkomensongelijkheid de pan uitrijst. Als je niet oppast, ontstaan er gouden getto’s aan de top en ijzeren getto’s aan de onderkant. Door de kansenongelijkheid nemen armoede en segregatie weer toe. In combinatie met een culturele achterstand, is dat niet meer in te halen. Dat is het echte probleem: er ontstaat een persverse koppeling tussen armoede en culturele achterstand. De maatschappij wordt door die tendensen uit elkaar getrokken. Ik vind niet dat de top van de samenleving zich daaraan kan onttrekken.
In uw boek presenteert u enkele ‘klassiek Uyliaanse’ oplossingen, zoals een belasting van 100 procent op elke euro die mensen boven het miljoen verdienen. Heeft u expres voor een weinig realistisch voorstel gekozen?
Dat heb ik natuurlijk ook gedaan om de discussie op scherp te zetten. Maar ik vind het geen slecht idee om herverdelingsmaatregelen in klassiek Uyliaanse zin opnieuw te overwegen. Let wel: Den Uyl wantrouwde concurrentie, ik niet. Ik vind dat we ongelijkheid in talent alle kans moeten geven. Maar moet de waarde van kwaliteit en prestaties altijd uitgedrukt worden in geld? Is er niet een andere beloning mogelijk? Het argument waarmee de torenhoge salarissen worden verdedigd, is dat er sprake is van marktwerking. Dat is echt onzin, het gaat om een klein groepje mensen dat verantwoordelijk is. De salarisverhogingen staan in geen enkele relatie tot hun prestaties. In mijn boek presenteer ik het model van de ‘de tien’, een voorstel om salarissen hoogstens tot factor tien te laten stijgen ten opzichte van de laagst betaalde. In de particuliere sector zal dat lastig zijn, maar voor de publieke sector lijkt het mij een beschaafd beginnetje. Zie het als een morele richtlijn: we moeten ergens proberen om de kloof die nu groeit te dichten. Het moet ergens stoppen.
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.