‘Daar heb je hem weer,’ zei mijn collega. Ik kon een zucht niet onderdrukken, toen de Indiër voor de derde keer bij mijn balie kwam staan. Licht schuddend met zijn hoofd – wat betekende dat toch, deze body language? – stelde hij dezelfde vraag als de dag ervoor en de dag daarvoor: ‘Could you please check for me if it is possible to change my ticket?’
De Landbouwuniversiteit in Wageningen had geen interne reisafdeling. Daarom liepen buitenlandse bezoekers van de universiteit regelmatig het reisbureau binnen waar ik werkte, met vragen over hun vliegtickets. Dat uitzoekwerk kostte veel tijd en leverde niets op. Daar werd mijn baas niet blij van. Ik legde de Indiër uit, voor de derde keer, dat het niet mogelijk was om de terugreisdatum van zijn ticket te veranderen. Dat stond nu eenmaal in de voorwaarden van zijn ticket. Hoe duidelijk kon ik zijn? Nee is nee! Waarom bleef hij dan iedere keer terugkomen?
Nee is niet altijd nee
Daar kwam ik pas achter, toen ik samen met mijn man een jaar door Azië ging reizen. Als backpackers maakten we veel gebruik van het plaatselijk vervoer en hadden we regelmatig hulp nodig van de lokale bevolking. Iedere keer, als we bijvoorbeeld de weg vroegen, hadden we het gevoel dat we van het kastje naar de muur werden gestuurd. De informatie die we kregen, was vaag. Althans, zo ervoeren wij het. Als botte Hollanders waren we gewend direct en expliciet te communiceren. We zeggen wat we bedoelen; en we bedoelen wat we zeggen. Gaandeweg kwamen we erachter dat Aziaten heel anders communiceren. Dat nee niet altijd nee is en ja niet altijd ja. En dat de boodschap verscholen ligt tussen de regels.
Mona Alikhah, een van de ondernemers uit mijn boek Tutti frutti, vertelde tijdens haar interview: ‘Misverstanden hebben vooral met alledaagse dingen te maken. Bijvoorbeeld als iemand tijdens een zakelijke ontmoeting vraagt: ‘Wil je thee of koffie?’ Dan is het in Iran gebruikelijk om eerst ‘Nee’ te antwoorden. Daarna wordt het nog een tweede keer gevraagd. In Nederland gebeurt dat niet. Wil je geen koffie of thee? Dan niet.’
Lage-contextculturen en hoge-contextculturen
Hoe komt het dat mensen in het ene land veel directer communiceren dan in het andere land? De Amerikaanse antropoloog Edward Hall deed onderzoek. Hij verdeelde de wereld in lage-contextculturen en hoge-contextculturen. In een lage-contextcultuur, zoals Amerika, gaat het om effectieve communicatie: simpel, duidelijk en expliciet. In een hoge-contextcultuur, zoals Japan, is de communicatie indirect, impliciet en veel non-verbaler.
Verdeling van de landen
Lage-contextlanden zijn o.a. De Verenigde Staten, Australië, (Engelssprekend) Canada, Nederland, Duitsland, Engeland en de Scandinavische landen. Hoge-contextculturen vind je in de landen in Zuid-Europa, landen rondom de Middellandse zee, het Midden-Oosten, Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Oost-Europa bevindt zich tussen lage- en hoge-contextlanden.
Gezamenlijke geschiedenis
Of een land een lage- of hoge-contextcultuur kent, wordt grotendeels bepaald door de geschiedenis. Wat blijkt? Landen met een langdurige gezamenlijke geschiedenis, waarbij informatie van generatie op generatie wordt overgedragen, zijn hoge-contextculturen. De lage-contextculturen zijn de landen met veel immigranten, zoals dus Amerika. Door de mix aan culturen – allemaal met hun eigen taal en achtergrond – kennen Amerikanen niet de langdurige gezamenlijke geschiedenis die Japan kenmerkt. Daardoor zijn ze genoodzaakt zo duidelijk en expliciet mogelijk met elkaar te communiceren.
Lage-contextculturen zijn veelal individualistische samenlevingen, waarbij individuen van jongs af aan leren om voor zichzelf op te komen en een eigen mening te hebben. Zowel heldere en expliciete communicatie als directe antwoorden zoals ja en nee zijn heel vanzelfsprekend.
Hoge-contextculturen zijn over het algemeen collectivistische samenlevingen, waarbij het bewaken van de harmonie in de groep en het voorkomen van gezichtsverlies heel belangrijk zijn. Daarom is het voor die culturen vaak onbeleefd om een vraag met ja of nee te beantwoorden.
Wanneer je inzicht hebt in deze verschillen, wordt het gemakkelijker iemand met een andere culturele achtergrond te begrijpen en misverstanden te voorkomen.
Zaken doen of samenwerken met andere culturen betekent dus: goed luisteren, doorvragen als je iets niet begrijpt (misschien wel drie of vier keer), achtergrondinformatie geven indien nodig, accepteren dat een situatie anders kan lopen dan je had verwacht, heel veel geduld hebben en… letten op body language.
Saskia Maarse schrijft, blogt en spreekt over de Nederlandse cultuur. Door haar werkervaring in het buitenland, de wereldreis die ze maakte en de interviews die ze sinds een aantal jaar voert met ondernemers en managers uit verschillende landen en culturen wordt Saskia Maarse regelmatig gevraagd als spreker om te vertellen over de Nederlandse (zakelijke) cultuur in relatie tot andere culturen. Ze is de auteur van Onder de zeespiegel.