Sinds China aan een economische inhaalslag is begonnen, lijken de ontwikkelingen daar alleen nog maar in de overtreffende trap te kunnen worden beschreven. De jaarlijkse economische groei bedroeg de afgelopen 25 jaar gemiddeld ruim tien procent. Het land werkte zich in die korte tijd op tot een wereldwijde speler van formaat in de maakindustrie, niet alleen van goedkope bulkproducten maar ook in de hightech. Het veranderde van een netto olie-exporteur in de op één na grootste olie-importeur. Met zijn 1,3 miljard inwoners en een afkalvende agrarische sector moet het land elk jaar 24 miljoen nieuwe banen creëren, alleen al om de werkloosheid niet verder te laten oplopen.
Over de spectaculaire veranderingen van de laatste 25 jaar zijn vele boeken verschenen. Het meest indrukwekkende overzicht geeft James Kynge in zijn China zet de wereld op z’n kop. Dit boek werd in 2006 uitgeroepen tot Financial Times & Goldman Sachs Business Book of the Year. Kynge kwam in 1982 als student aan in een van de rest van de wereld afgesloten China. Later vestigde hij zich in Beijing als journalist voor het persbureau Reuters en vervolgens werd hij China Bureau Chief voor de Financial Times.
In de loop van de jaren tachtig zag Kynge eerst hoe China, in het kielzog van de eind jaren zeventig door Deng Xiaoping ingezette economische hervormingen, zich openstelde voor de rest van de wereld. Vervolgens was hij er getuige van hoe deze buitenlandse invloeden China veranderden. Daarna zag hij hoe op zijn beurt China’s metamorfose de rest van de wereld veranderde. Een belangrijk deel van zijn boek gaat over de gevolgen van de onwaarschijnlijk snelle opmars van de Chinese economie voor de rest van de wereld.
Arm en geldschieter
Kynge wijst bijvoorbeeld op de merkwaardige situatie dat het relatief arme China met zijn enorme spaaroverschotten optreedt als geldschieter van Amerika. Daardoor hebben de mensen in dat rijke land genoeg geld om Chinese producten te kopen. Met als gevolg dat het arme land steeds meer knabbelt aan de werkgelegenheid in het rijke land. Hij ging bijvoorbeeld in het Amerikaanse Rockford naar supermarkt Wal-Mart, toen die zijn producten tegen lage prijzen in de winkel kon leggen dankzij goedkope import uit China. Kynge vroeg het winkelend publiek of ze de Chinese arbeiders ervoor wilden bedanken dat zij dit door hun lage lonen mogelijk maakten. De meeste mensen keken hem verbaasd aan en bij nog geen twee van de honderd die Kynge aansprak kon er een bedankje vanaf.
Ook reisde Kynge af naar het Duitse Dortmund. Daar zag hij hoe een staalfabriek die ooit aan tienduizend mensen werk had geboden werd gedemonteerd en werd verscheept naar China. Door de lage lonen was productie in China wél winstgevend. Kynge: ‘Westerse kiezers zijn zich er nauwelijks bewust van dat zij dankzij de internationale arbeidsverdeling goedkopere producten kunnen kopen. Ze merken veel sterker dat hun banen verdwijnen door de nieuwe arbeidsverdeling, en daar tillen ze dan ook zwaarder aan.’
China als de boosdoener
Westerse kiezers die menen dat zij ‘verliezen’ door de opkomst van China, wijst Kynge op een ander bijkomend positief effect van de innige handel tussen China en de rest van de wereld: handel werpt een effectieve dam op tegen internationale agressie. Iets wat de Franse filosoof Montesquieu ooit verwoordde als: ‘Daar waar het gedrag van mensen beheerst is, daar is handel. Waar handel is, daar gedragen mensen zich beheerst.’
Toch is Kynge niet gerust op de handelspolitiek van Amerika en de EU. Aan de telefoon vanuit Beijing zegt hij: ‘Ik ben bang dat de emoties het gaan winnen. Op lange termijn is vrije handel in ieders belang, ook van de mensen in het Westen die hun baan verliezen door de opkomst van de Chinese economie. Maar door de kredietcrisis in Amerika dreigen miljoenen mensen daar hun huis te verliezen en in Europa gaat, met enige vertraging, waarschijnlijk iets soortgelijks gebeuren. Het gaat in de komende tijd in het westen, kortom, slechter met de economie. Zeker wanneer de inflatie toeneemt doordat olie- en andere prijzen stijgen als gevolg van de almaar oplopende vraag uit China. Kiezers zullen China de schuld geven van deze verslechtering en om protectionistische maatregelen vragen. Ik vrees dat de politiek geen weerstand kan bieden aan deze emotionele roep om protectionisme.’
Kynge vindt dat China het de westerse regeringen ook niet makkelijk maakt. Westerse onderhandelaars oefenen druk uit om de Chinese markt verder open te gooien voor buitenlandse bedrijven. ‘Maar,’ zo zegt Kynge, ‘de Chinese autoriteiten voelen daar niets voor. Slechts éénderde van alle sectoren staat open voor buitenlandse investeerders. De communistische partij is eigenaar van vrijwel alle grote bedrijven in China. Ook van de grootste bank ter wereld en van de grootste oliemaatschappij van de wereld. De partijleiders menen dat zij hun politieke macht ontlenen aan het feit dat de economie grotendeels in hun handen is. Die macht willen zij niet afstaan door nog meer buitenlanders toe te laten.’
Parochiaal westen?
Een heel andere mening is Antoine van Agtmael toegedaan. Deze in de VS werkzame Nederlander is oprichter en chief investment officer van Emerging Markets Management L.L.C., een in opkomende markten gespecialiseerd beleggingsfonds dat twintig miljard dollar beheert. Van Agtmael schreef het boek De nieuwe multinationals dat in 2008 werd genomineerd voor Managementboek van het Jaar. Hierin vraagt hij aandacht voor de opkomst van zeer serieus te nemen nieuwe multinationale ondernemingen uit opkomende landen als China (maar ook uit Brazilië, Korea, India en Mexico). Volgens Van Agtmael hoeven we niet bang te zijn voor deze nieuwe economische grootmachten.
De boodschap van zijn boek luidt dat, mits het westen zijn arrogantie laat varen, deze nieuwe multinationals interessante partners in plaats van concurrenten kunnen worden.
Een vergelijkbare mening laat Van Agtmael horen in reactie op de uitlatingen van Kynge. ‘Het is merkwaardig dat Kynge China ervan beticht dat het zijn markt niet genoeg openstelt. Elk land heeft sectoren waar ze geen buitenlanders toelaten. Voor een belangrijk deel is dit afhankelijk van het stadium van ontwikkeling van de economie. Gezien het stadium waarin China verkeert, staat het land juist enorm open voor buitenlandse investeringen. Daarom heeft het ook zoveel reserves,’ zegt Van Agtmael aan de telefoon, terwijl hij (als passagier) in de auto van New York naar Washington rijdt. Een aardige illustratie van de economische openheid vindt hij het futuristische gebouw dat de Chinese televisie (CCTV) heeft laten bouwen voor de Olympische Spelen en dat is ontworpen door de Nederlandse architect Rem Koolhaas.
Ook is Van Agtmael niet bang dat de wereld een tijdperk van protectionisme tegemoet gaat. Als econoom weet hij dat protectionisme geen duurzame oplossing biedt voor banenverlies als gevolg van globalisering. Anders dan Kynge verwacht hij niet dat het gezond verstand van politici het zal verliezen van de emoties van kiezers die willen dat binnenlandse markten worden afgeschermd voor Chinese importen. Van Agtmael: ‘In het Amerikaanse Congres wordt misschien nog vrij parochiaal gedacht, maar zo’n vaart zal het niet lopen. Als je bijvoorbeeld spreekt met adviseurs en denktanks van de Democratische partij, wordt duidelijk dat die partij niet een protectionistische koers wil inslaan. Barack Obama kiest juist een heel andere weg. Hij kiest voor innovatie. Hij wil meer overheidsgeld stoppen in Research & Development en in het groener en energiezuiniger maken van Amerika. Obama zoekt een creatief antwoord, omdat je met protectionisme geen vooruitgang bewerkstelligt. Als Amerika kiest voor het afschermen van zijn markt, dan zal het land in de toekomst niet méér zijn dan vier procent van de mensheid. Kiest het daarentegen voor innovatie, met name op milieugebied, dan kan het zijn leidende rol behouden. Iemand als Obama weet dat.’
Moeilijke fase
Kynge zegt dat zijn vrees voor protectionisme niet inhoudt dat hij enorme crises of grote trendbreuken verwacht. ‘De wereldeconomie gaat een moeilijker fase tegemoet dan we de afgelopen jaren hebben meegemaakt,’ is zijn stelling. Voor hem is duidelijk dat de Chinese economische opmars onverminderd doorgaat. ‘De enorme groeispurt is het gevolg van een uniek samengaan van enerzijds extreem lage loonkosten, zoals het Westen die eigenlijk alleen tijdens de Industriële Revolutie heeft gekend. Met anderzijds een infrastructuur, technologie en financiering die helemaal passen bij de eenentwintigste eeuw.’
Het paradoxale is dat in China, dat op alle niveaus en in alle sectoren nog steeds wordt beheerst door de communistische partij, een rauw kapitalisme heerst dat volgens Kynge nog het meest gelijkenissen vertoont met het onbarmhartige Amerikaanse kapitalisme van het eind van de negentiende eeuw.
Het zijn vooral de lokale afdelingen van de communistische partij die de touwtjes in handen hebben. Het lukt het centrale bewind lang niet altijd zijn macht te laten gelden in het uitgestrekte land. Om zijn gezag te behouden is gestage economische groei onontbeerlijk. Of het regime daarin slaagt, is onder andere afhankelijk van de internationale handel. Als China afzetmarkten verliest, stagneert de werkgelegenheidsgroei. Dit kan leiden tot sociale onrust.
Voorspellingen doen over het gezag van de communistische partij is lastig. Vooral omdat zich altijd weer onverwachte gebeurtenissen voordoen. Zo heeft, merkwaardig genoeg, de rampzalige aardbeving in de provincie Sichuan gunstige gevolgen voor het centrale gezag. Kynge: ‘Het is de grootste ramp in meer dan dertig jaar. Een tragedie met meer dan zestig duizend doden. Maar door zijn reactie op de gebeurtenissen heeft het bewind in Beijing laten zien dat het langzaam verandert en dat het rekening houdt met wat onder het volk leeft. Zowel de president als de premier zijn naar het rampgebied afgereisd. Dat was allemaal te zien op de televisie. Zoiets zou vijf of zes jaar geleden niet mogelijk zijn geweest. De snelle reactie heeft de mensen het gevoel gegeven dat ze een regering hebben die om hen geeft. Dat gevoel hebben ze vroeger nooit gehad.’
Desgevraagd zegt Kynge dat berichten over corruptie en het de hand lichten met bouwvoorschriften, met name bij de ingestorte scholen, in China ook wel doordruppelen. Kynge: ‘Maar dat heeft toch niet echt de aandacht. De aandacht gaat vooral uit naar de menselijke tragedie.’
Geen haat
Opmerkelijk was ook dat de Chinese autoriteiten, anders dan in het verleden, buitenlandse hulpverleners toelieten. Kynge daarover: ‘Het was voor Chinezen een enorme verrassing te ontdekken dat buitenlanders hen niet haten. Dat ze geld en hulpgoederen ter beschikking stelden. Door de buitenlandse inmenging met de kwestie Tibet en ophef over mensenrechten rond de Olympische Spelen zijn veel Chinezen gaan geloven dat buitenlanders hen niet mogen en dat ze hen hun economisch succes niet gunnen. Maar door de hulp na de aardbeving is men daar toch iets anders over gaan denken.’
Zoals al even is aangestipt, verwacht Kynge dat Chinese groeihonger blijvende gevolgen heeft voor olie-, grondstoffen- en voedselprijzen. Tekorten zullen toenemen. Kynge: ‘Milieudeskundigen beweren dat er vier planeten nodig zijn om China een met Amerika vergelijkbaar consumptieniveau te geven. Er zullen enorme fricties ontstaan. Want, zoals het er nu naar uitziet, is de Amerikaanse droom ook de Chinese droom. Ik woon in een compound van villa’s in een buitenwijk van Beijing. Als ik hier uit het raam kijk, zie ik overal voor de deur keurig gepoetste Mercedessen, BMW’s en Porsches staan. Ik kan het de Chinezen niet kwalijk nemen dat zij eenzelfde welvaart willen als de Amerikanen en de Europeanen. Het feit dat zij later aan tafel zijn gekomen, kan toch niet betekenen dat zij minder mogen eten dan wij?’
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.