Ik heb een keer een verhaal gelezen over een kunstenaar. Die ging naar basisscholen en daar vertelde hij: ‘ik ben kunstenaar, ik maak mooie dingen. Wie van jullie maakt er ook mooie dingen?’. In groep één, vertelde hij, stak dan iedereen zijn vinger op. In groep vier nog maar de helft en in groep acht helemaal niemand meer. Er gebeurt iets in die acht jaar op school. Creativiteit en vertrouwen in de eigen creativiteit worden langzaam maar zeker geketend. Ondergedompeld in presentatiedrang en focus. En die insteek blijft, op de middelbare school, op de universiteit en op het werk. Met resultaatdoelstellingen, KPI’s en bonussen stimuleren wij onze managers en medewerkers steeds weer richting van te voren vastgestelde resultaten. En dus weg van creativiteit en weg van innovatie. Maar onder die laag van resultaatfocus zit bij bijna iedereen nog dat creatieve, ambitieuze en zelfbewuste kind: ‘Ik kan mooie dingen maken!’. We hoeven die resultaatfocus alleen maar hier en daar weg te krabben en we hoeven alleen maar dat kind terug te vinden. En we hoeven die kinderen alleen nog maar met elkaar te laten spelen.
De meeste boeken die over innovatie gaan beschrijven een soort proces met als eerste stap ideevorming. Daar zijn die boeken nogal vaag over, maar dat is de cruciale stap, daar gebeurt het allemaal. Dit boek gaat alleen maar over die eerste stap. Innovatie kun je niet organiseren, daar is het veel te onvoorspelbaar voor, maar innovatievermogen kun je wel organiseren, of eigenlijk uitlokken.
Veel grote en middelgrote organisaties zijn jaloers op start-ups. Vaak willen we ook een ‘start-up-mentaliteit’ in onze organisatie. Dan bedoelen we niet dingen als onzekerheid van bestaan, weinig omzet, continu verlies maken, weinig structuur, kwetsbaar voor hacking en nog meer dingen waar grotere organisaties aversie tegen hebben. Nee, dan bedoelen we heel specifiek het innovatievermogen van start-ups. Het goede nieuws: Iedereen kan innoveren, daar hoef je geen start-up voor te zijn. Het vergt alleen een heel andere, veel lossere vorm van organiseren.
Iedereen kan innoveren beschrijft hoe je dat moet doen aan de hand van een samenhangende set van elf bouwstenen van innovatievermogen. Het boek staat vol met inspirerende en sprekende voorbeelden en metaforen, maar het bevat vooral ook een (losse) aanpak: hoe creëer je nou je eigen innovatievermogen, passend bij jouw onderneming en bij jouw schaal? Zodat je morgen meteen kunt beginnen. Niet met innoveren, maar met de inrichting van innovatievermogen. Met als gevolg dat je straks wordt verrast door je eigen organisatie, met ideeën en vernieuwingen, waar je zelf nooit aan had gedacht.
‘Als kwaliteit meetbaar was geweest, hadden we het wel kwantiteit genoemd’. Bart Stofberg staat bekend als iemand die geen blad voor de mond neemt. In presentaties èn artikelen heeft hij afwijkende meningen over uiteenlopende zaken als innovatie, wendbaarheid, samenwerking en IT. Hij is de auteur van Iedereen kan innoveren.