Het boek is aan de ene kant een hecht doortimmerde, theoretische beschouwing over de strategisch-financiële onderbouwing van beslissingen die de richting van ondernemingen bepalen, alsmede van de wijze van prestatiemeting in het verlengde van deze beslissingen. Vooral het raamwerk van 'Economic Value Added' wordt hiertoe ontwikkeld. Aan de andere kant is het boek een praktische handleiding vol voorbeeldmateriaal hoe het concept in de praktijk werkt.
Het is daarmee een boek waarvan het gedachtengoed niet mag ontbreken in de zeer recente discussie over corporate governance. 'The Quest for Value' is een boek dat in de top van de onderneming niet alleen moet worden gelezen, maar tevens in al haar implicaties moet worden doorgesproken door leden van Raden van Bestuur, planners en strategen, controllers, en topmanagement van divisies en/of business units. En uiteraard is het aan te bevelen dat Raden van Commissarissen in deze discussies het voortouw nemen.
Het boek is opgebouwd uit vier delen. Het eerste deel handelt over 'Value Planning' en beschrijft de ontwikkeling van het EVA-concept, alsmede de wijze van verankering ervan in ondernemingen. Deel Twee gaat over 'Static Finance' en behandelt financiële planning, financiële instrumenten en de vermogenskostenvoet. In dit hoofdstuk wordt de financiële structuur van een onderneming nog als gegeven (en relatief constant) genomen. Het meest controversieel is deel Drie, 'Dynamic Finance', waarin juist de financiële structuur van een onderneming tot motor van waardecreatie wordt gemaakt. Vooral de behandeling van 'Financial Restructuring' is een van de boeiendste onderwerpen uit de hedendaagse managementliteratuur.
Deel Vier, ten slotte, vat in een uitgebreide case ('A Recipe for Reviving The Campbell Soup Company') alles nog eens illustratief samen. De auteur schetst zijn overtuiging dat maximalisatie van aandeelhouderwaarde de belangrijkste taak is van het management van een onderneming. Hij trekt het zelfs door naar de maatschappij als geheel: 'A quest for value directs scarce resources to their most promising uses and most productive users. The more effectively resources are deployed and managed, the more robust economic growth and the rate of improvement in or standard of living will be.'
Bennett Stewart schetst dat het investeerders om de samenhang in drie zaken te doen is: cash flow, timing en risico. Deze zaken moeten dan ook het hart vormen van een strategisch-financieel managementsysteem. Echter, omdat toekomstige cash flows (gedisconteerd) geen maatstaf van prestatie kunnen zijn (maar louter beslissingsondersteunend zijn) wordt het begrip Economic Value Added geïntroduceerd: operationeel resultaat (Net Operating Profit After Tax/NOPAT) minus de kosten van het geïnvesteerd vermogen ten behoeve van de totstandkoming van dat resultaat (de zogenaamde capital charge).
De belangrijkste, en meest overtuigende reden om het besturingssysteem te bouwen rondom EVA is de directe relatie tussen EVA en de marktwaarde van een onderneming (een van de mythen die in het boek wordt afgebroken, is de veronderstelling dat er een positieve relatie zou bestaan tussen winst per aandeel (Wpa) en de koersontwikkeling van het aandeel op de markt!). Immers, bij een positieve uitkomst wordt waarde gecreëerd in de verslagperiode, bij een negatieve uitkomst wordt waarde vernietigd. Een en ander dient dan wel op uiterst zuivere wijze te worden benaderd, en een groot deel van het boek is er dan ook op gericht nut en noodzaak van de juiste wijze van bepaling van NOPAT en de capital charge te bepalen: er dienen correcties te worden gemaakt voor goodwill-afboekingen, LIFO-reserves, investeringen in immateriële activa, voorzieningen enzovoort.
Naast het omzetten van de cash flow-benadering in de meer operationele EVA-benadering, zijn er nog twee belangrijke elementen te vermelden. Stewart schetst de noodzaak om de introductie van het EVA-raamwerk binnen ondernemingen onvermijdelijk gepaard te laten gaan met ingrijpende aanpassingen in beloningsschema's van topmanagement (revitalize and redirect managerial incentives). De bonus, zo wordt voorgesteld, dient direct te zijn gekoppeld aan waardecreatie op basis van EVA. In het licht van de huidige maatschappelijke discussie over optieregelingen voor ondernemingsbestuurders (en sinds kort ook opties voor inleveren van salaris bij reorganisaties voorgesteld door de verkeersvliegers van de KLM) een zeer behartenswaardig en relevant hoofdstuk.
Door managers bijna daadwerkelijk eigenaar te maken wordt een incentive geïntroduceerd om uitermate agressieve plannen te ontwikkelen en te realiseren! Verder schetst Stewart, in het verlengde van het voorgaande, de stimulerende noodzaak van financiële herstructurering, waarbij twee bewegingen voorop staan: van centraal naar decentraal (voor uiterst actief en adequaat portfolio-management; gekoppeld aan beloning) en van statisch naar dynamisch (het optimaal benutten van leverage-effecten).
Dit is het meest uitdagende deel van het boek: 'The great mystery is how merely changing the financial ownership structure can enhance the value of assets residing on the other side of the balance sheet!' Vooral het agressieve gebruik van corporate debt schept door middel van debt-financed recapitalization mogelijkheden tot onverwachte waardecreatie. Het realiseren van toegevoegde economische waarde (EVA) op alle mogelijke manieren (operationeel via de V&W, door middel van (des)investeringen aan de assetzijde van de balans, en door middel van herfinanciering) loopt als een rode draad door The Quest For Value. EVA is de enige juiste maatstaf, en de auteur toont helder aan dat alleen het maximaliseren van toekomstige EVA is leidt tot continue verhoging van de marktwaarde van de onderneming.
Daarmee is ook de kritiek op dit soort methoden weerlegd dat het alleen om winstmaximalisatie op korte termijn zou gaan. Sterker nog, de auteur toont aan dat juist dat leidt tot het suboptimaal benutten van het waardepotentieel van een onderneming. In termen van 'market value added' staat daar een zware, negatieve sanctie op. Alleen daarom al zou dit boek verplicht moeten zijn voor iedereen die ook maar zijdelings met ondernemingsbesturing te maken heeft! Het enige negatieve punt het boek kent geen index moet daarbij voor lief worden genomen. Integraal lezen, dus, en liever vandaag dan morgen.