Daardoor wordt een organisatie wel afhankelijk van andere, maar dat kan worden gecompenseerd door afspraken over produkteigenschappen, levertijden, kwaliteit, prijzen en onderlinge ondersteuning. Tussen organisaties ontstaan zodoende vaste onderlinge relaties, een keten: de output van het ene bedrijf vormt de input voor het andere. Concurrentievoordeel door ketenvorming Ketenvorming is voor managers interessant omdat er concurrentievoordelen mee zijn te behalen. Ketenvorming heeft ook een keerzijde. Ketenkwaliteit, ketensturing en organisatiegrens-overschrijdende informatie-uitwisseling blijken lastige vraagstukken. Er blijven veel kansen onbenut, zowel in het bedrijfsleven als binnen de overheid. Zuurbier, Trienekens en Ziggers benaderen ketenvorming niet vanuit de keten, maar vanuit een individueel bedrijf dat uit concurrentieoverwegingen een of meer partners zoekt om zodoende zelf een stukje (micro-)keten te vormen met twee of drie schakels. Zij noemen dit Verticale samenwerking, een alternatief voor verticale integratie, bijvoorbeeld door fusie of overname. Deze benadering vanuit het individuele bedrijf heeft een aantal voordelen, maar legt tevens beperkingen op. Het belangrijkste voordeel van hun benadering lijkt mij de praktische hanteerbaarheid. Vooral kleine en middelgrote organisaties die ten opzichte van een leverancier of afnemer een dominante positie innemen, zullen met deze gestructureerde, planmatige aanpak van (eigen) ketenvorming goed uit de voeten kunnen.
de vraag wat groepen samenwerkende organisaties tot een keten smeedt, hoeft in deze benadering niet expliciet aan de orde te komen. Besluitvorming, kwaliteitszorg, productiebesturing en informatievoorziening in ketens kunnen in een rationele context geplaatst worden. Een simplificatie van de werkelijkheid van ketens weliswaar, maar met deze actieve en kleinschalige insteek wel te rechtvaardigen, omdat een centrale regie vanuit het acterende bedrijf initiatieven, invloed en beschikbare middelen in dezelfde richting kan zetten. Daardoor roept het boek wel het eenzijdige beeld op, dat ketenvorming een bewuste en vrije keuze is. Vooral het midden en kleinbedrijf wordt vaak meegezogen in branche-brede ontwikkelingen, waarbij eigen beslisruimte om al of niet mee te doen aan ketenvorming maar schijn is. Op dat collectieve niveau van (macro-)ketenvorming zijn ketenprocessen voor veel partijen nauwelijks stuurbaar. Doelstellingen van partijen zijn onduidelijk en soms tegenstrijdig, besluitvorming is onoverzichtelijk en vol verrassingen. Ketenvorming is dan veeleer op te vatten als een maatschappelijk krachtenveld, waarin missie en dominante ketenproblemen bepalen wie er tot de keten gerekend moeten worden. Varkenspest of BSE maakt op een indringende manier duidelijk, hoe organisaties in die keten met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn. Gemanipuleerde collectieve informatievoorziening met betrekking tot locatie, afstamming en ziekte van dieren kan de hele keten in de problemen brengen. Dan blijken er veel meer schakels in de keten te zitten dan men doorgaans denkt, en binnen elke schakel van de keten veel meer organisaties bijvoorbeeld voor toezicht, controle en ondersteuning. Helder, goed leesbaar en praktisch 'Verticale samenwerking' is binnen de bovengenoemde beperking van de gekozen benadering een helder, goed leesbaar en praktisch bruikbaar boek. De geboden stof ligt op HBO-niveau. Na een inleidend hoofdstuk over de dynamiek van de food en agribusiness schetsen de auteurs in drie hoofdstukken wat verticale samenwerking is, hoe de keuze van ketenpartners tot stand kan komen en het waarom en hoe van een ketenstrategie. Tenslotte drie hoofdstukken waarin achtereenvolgens kwaliteitsmanagement, productiebesturing en informatievoorziening in ketens (bijvoorbeeld voor doorlooptijdverkorting) aan de orde komen. Drie belangrijke en actuele managementvraagstukken. Zij volgen een overzichtelijke en systematische aanpak, die nog versterkt wordt door een stappenplan aan het eind van bijna elk hoofdstuk. Dat maakt het boek praktijk- en actiegericht, hoewel de student zo'n kapstok ook goed kan gebruiken. Kanttekeningen, maar aanbevelenswaardig In lijn met de gekozen benadering komt de informatie-infrastructuur voor de onderlinge communicatie jammer genoeg slechts terloops aan de orde. De bijzondere plaats van bepaalde keteninformatiesystemen zoals een nummerstelsel komt niet goed uit de verf. Op pagina 216 wordt uniforme artikelcodering wel genoemd als voorwaarde voor de communicatie in een keten, maar daarop wordt niet verder ingegaan. Het op pagina 192 gemaakte onderscheid tussen toestand-afhankelijke en -onafhankelijke gegevens(verwerking) biedt te weinig aanknopingspunten om het verschil uit te leggen tussen interne toepassingssystemen van een partij in de ketenen de informatie-infrastructuur van een keten. Met zo'n informatie-infrastructuur worden gemeenschappelijke keteninformatiesystemen bedoeld, die door alle partijen voor allerlei doeleinden gebruikt kunnen worden, zoals een nummerstelsel of een verwijsindex. Voor dit voor ketenvorming belangrijke onderwerp zou de lezer elders te rade moeten gaan. 'Verticale samenwerking' verdient ondanks deze kanttekeningen een warme aanbeveling. Het boek gaat weliswaar over de food en agribusiness, maar de aanpak lijkt mij goed toepasbaar in andere sectoren. Daarmee vormt het een nuttige gids voor wie in de bedrijfsleiding verantwoordelijk is voor de relaties met belangrijke toeleverende en afnemende organisaties. En natuurlijk ook voor hun stafmedewerkers en adviseurs. Het lijkt mij daarnaast geschikt voor diverse opleidingen.
Over Jan Grijpink
Prof. dr mr J. H.A.M. (Jan) Grijpink (1946) studeerde Economie (1969) en Rechten (1971) aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1976 rondde hij met succes de tweejarige Interacademiale Opleiding Organisatiekunde af. De doctorsgraad werd hem in 1997 door de Technische Universiteit Eindhoven verleend, op basis van zijn proefschrift Keteninformatisering. Hij is raadadviseur bij de directie Algemene Justitiële Strategie van het ministerie van Justitie met als speciaal werkterrein informatiestrategie. In maart 2004 werd hij benoemd tot (parttime) bijzonder hoogleraar Informatiekunde aan de Faculteit Bètawetenschappen van de Universiteit Utrecht, mede ten behoeve van de Faculteit Rechtsgeleerdheid, met als leeropdracht Keteninformatisering in de Rechtstaat. Hij is tevens parttime als senior-adviseur verbonden aan Het Expertise Centrum te Den Haag Hij is lid van de Raad van Beroep van de Orde van Organisatieadiviseurs en de Raad van Organisatie-adviesbureaus, voorzitter van het bestuur van het Nederlands Biometrie Forum en voorzitter van de Raad van Toezicht van de Stichting ZorgTTP. Hij geeft regelmatig lezingen en workshops en publiceert in binnen- en buitenland.