Overal in de samenleving en met name in onze kennisinstituten - bij uitstek de universiteiten-, hangen we het intellectuele fruit zo laag dat iedereen erbij kan, terwijl we tegelijkertijd vijandig zijn gaan staan tegenover het nastreven van het hoogst mogelijke. Dus waar zijn ze, die intellectuelen, de mensen die leven voor de kennis? Die mensen die je eigenlijk zou moeten koesteren in de kennismaatschappij waarin wij zeggen te leven?
Het is meer mensen niet ontgaan dat we in den brede aan het verdommen zijn, juist nu kennis voor economie en samenleving steeds belangrijker wordt. Ongebreideld consumentisme leidt tot infantilisering doordat steeds meer instant bevrediging van behoeften wordt beloofd en geboden. Op de televisie zwemmen we in de kanalen, maar het intellectuele peil van het gebodene wordt steeds lager - wat ook wel in verband wordt gebracht met de terreur van de kijkcijfers. En in onze organisaties nemen regels en procedures de plaats in van het intellect. De macht is aan de instrumentele benadering van het managementdom (die kennis een oppervlakkig, bijna banaal karakter toedicht) en is niet, zoals het aloude adagium zou doen vermoeden, de macht aan de kennis. Waarom is er nog geen culturele oorlog tegen het filisterdom uitgebroken, vraagt Furedi zich vertwijfeld af in 'Waar zijn de intellectuelen?'. De 'filisters', met hun bekrompen en benepen opvattingen, maken de dienst uit en stellen allerlei agenda's boven die van de waarheid en het intellect. Het gebod tot social engineering bijvoorbeeld, de terreur van het altijd maar iedereen willen insluiten, werkt uiteindelijk anti-democratisch. Omdat het infantiliseert. Een intellectueel onderhoudt een intieme relatie met het najagen van ideeën en de waarheid. Hij heeft dus niet per se een publieke functie, maar werkt uiteindelijk wel normzettend voor dat publiek. Furedi omcirkelt zijn onderwerp en geeft iedereen ervan langs die de status van de intellectueel bedreigt. De postmodernisten bijvoorbeeld, met hun oude, romantische overtuiging dat subjectiviteit en in het bijzonder intuïtie tot inzicht leiden. De herdefiniëring van kennis als subjectieve ervaring devalueert het gezag van echte kennis. Uiteindelijk, aldus de Britse hoogleraar, leidt de uitholling van 'kennis met een grote K' ertoe dat de samenleving wordt beroofd van een breder netwerk van gemeenschappelijke zingeving. Problematisch is op dit moment niet de groei van stompzinnig amusement, maar de geringe bevestiging van bevordering van intellectuele en artistieke normen. Wie zich zoals Furedi opwerpt als beschermer van een weinig vastomlijnd begrip als intellectueel, wekt de indruk elitair te zijn. Furedi doet weinig om dat gevoel weg te nemen. De belangrijkste criticasters van het boek wrijven hem dat ook flink in, zoals ook te lezen is in toegevoegde hoofdstuk 'Antwoord aan mijn critici'. Ook hier weer een paradox. Een vijandige houding jegens het elitarisme is nu verplicht voor iedereen die tot de culturele elite wil horen, zegt de auteur er zelf over. Het anti-elitarisme is binnen de elite zelf ontstaan als een soort omgekeerd snobisme. We hebben daardoor te maken met een gedesoriënteerde culturele elite die krachtige overtuigingen ontbeert en zich niet in staat voelt om een samenhangend wereldbeeld op de rest van de samenleving over te brengen. En dat staat haaks op de aspiratie van het publiek om serieus genomen te worden. In een tijd van culturele infantilisering is het één van de voornaamste taken van de humanistische intellectueel geworden om mensen als volwassenen te behandelen. Verdomming verwijst ook niet naar de intelligentie van mensen; het zegt veeleer iets over cultuur - meer in het bijzonder over de elites die de stroom van cultureel gedachtegoed beïnvloeden en reguleren. De vraag is of 'Waar zijn de intellectuelen?' een managementboek is. Als ik Frank Furedi goed volg, vrees ik van niet. Het managementdenken vol holle frasen als 'transparancy' en 'accountability' kunnen we zonder omhaal onder het filisterdom rangschikken. De auteur doet ook geen moeite daar iets aan te veranderen. We kunnen weinig doen om de (huidige) elites te dwingen hun instrumentalistische en bekrompen wereldbeeld op te geven, zo besluit hij. Wel kunnen we een ideeënstrijd aangaan om de sympathie en de instemming van het publiek in de wacht te slepen, wendt hij zich tot de intellectuelen. Hoe we dat moeten doen, is een van de cruciale vragen van onze tijd, zo luidt de slotzin. Mogen we in naam der mensheid hopen dat dit boek desondanks door managers gelezen wordt.
Over Harold Janssen
Harold Janssen is organisatieactivist en helpt organisaties de toekomst toe te laten. Hij is auteur en als adviseur werkzaam bij DeLimes, Nieuw Rijnlands Organiseren.