Aan dit boek van Weber wordt veelal de idee ontleend dat het de spaarzame houding is van de protestanten (kapitaalscumulatie) en de uit de Bijbel voortvloeiende plicht tot werken (ook wanneer rijk bent) die een rol hebben gespeeld in het ontstaan van het kapitalisme. Deze these heeft in de honderd jaar van zijn bestaan veel academisch stof doen opwaaien. Is deze these wel juist? Alleen al het feit dat het boek zoveel stof heeft doen opwaaien en academici heeft verleid tot onderzoek, geeft aan dat het hier in termen van invloed gaat om een belangrijk werk in het economisch denken. Herlezing van het boek, in het licht van de huidige financieel-economische crisis, leert dat het boek ook vandaag de dag een zinvolle bijdrage levert aan de discussie over hoe nu verder met de markt- en ondernemingsgewijze voortbrenging van goederen en diensten. Vooral ook omdat het boek doet inzien hoe afhankelijk ondernemingen voor hun succesvol opereren zijn van hun institutionele omgeving. Weber behandelt in essentie twee stromingen in het protestantisme, de Luthers-Calvijnse stroming in Noordwest Europa en het puritanisme in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten. Beide hebben een grote, maar sterk verschillende invloed uitgeoefend op het bedrijfsleven. Naast spaarzaamheid stond in het Luthers-Calvijnse protestantisme vooral de plicht tot werken centraal, uitgedrukt in de idee van beroep. De term beroep werd ook geïnterpreteerd als roeping: het verrichten van arbeid om aan de verplichtingen jegens God en geloof te voldoen, en daarmee ook aan de verplichtingen van het individu jegens de samenleving. De term beroep of roeping betekende dus ook (en vooral) dat het individu zich voegde naar de maatschappelijke orde. Door zijn of haar roeping te volgen in een beroep, inclusief het aanvaarden van een legitiem gezag. Daarmee bestaat er dus een interessant verband met dat andere boek van Weber, Wirtschaft und Gesellschaft, waarin Weber zijn principes voor de bureaucratische organisatie in een rechtsstaat beschrijft. Het individu wordt geacht zich naar die bureaucratie te voegen. Dat is wat de protestante kerk, maar in essentie ook de katholieke kerk, haar volgelingen voorhoudt: je hebt je te voegen naar Gods schepping, je moet je plaats in de samenleving kennen en innemen, ook (of juist) wanneer het gaat om de interne organisatie van bedrijven en instellingen. Met andere woorden: de voor het functioneren van de bureaucratische organisatie benodigde disciplinering en aanvaarding van gezagsverhoudingen werd werknemers vanaf de kansel bijgebracht, al preorganisatorisch. Hierbij moet onmiddellijk worden aangetekend dat het diezelfde protestante kerk in vooral Duitsland was die de nadruk legde op de gelijkwaardigheid van gelovigen, ook in hun onderlinge rolverdeling van werkgever en werknemer. Het is in Duitsland dan ook de protestante kerk geweest die een belangrijke rol heeft gespeeld in de vormgeving van de Duitse Mittbestimmung in het bedrijfsleven, tot aan de paritair samengestelde raad van commissarissen toe. Daarnaast speelt ook dat Luther breed onderwijs bepleitte zodat iedereen zelf de Bijbel kon lezen en interpreteren. Met als gevolg dat er in protestante kringen een hoge graad van onderwijs ontstond, die als human capital een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan de economische ontwikkeling van zowel Pruisen als Nederland. Het is in dit verband opmerkelijk dat juist de protestante kerken in de Verenigde Staten (in nauwe samenwerking met de Republikeinse partij en veel MBA opleidingen) zich tot op de dag van vandaag met hand en tand verzetten tegen elke vorm van medezeggenschap in het bedrijfsleven. Opmerkelijk omdat in de VS zowel de protestante kerk als de katholieke kerk het recht op privé-eigendom voorstaan. Minder bekend is de rol van het Angelsaksische puritanisme als vorm van protestantisme. In het puritanisme wordt de nadruk gelegd op het níet verspillen van tijd, geld, aandacht, materiaal, en energie. Dat is dus een andere vorm van door de Kerk opgelegde disciplinering van economisch gedrag, in dit geval van zowel werkgevers als werknemers. Deze waarden zijn later in seculiere vorm populair geworden als de American Values (Benjamin Franklin!). En op Amerikaanse business-schools heersen ze nog steeds als geldende doctrine. Het 'scientific management' van Frederick Taylor is dan ook regelrecht afgeleid van het puritanisme. Anders gezegd: het puritanisme legitimeerde het 'scientific management' om de stijging van de kapitaalsproductiviteit te realiseren die door investeerders als Carnegie werd 'gevraagd'. Voeg daar aan toe dat het puritanisme ook nadrukkelijk de cumulatie van kapitaal legitimeerde, en de eigenlijke relatie tussen het protestantisme en de geest van het kapitalisme is zonneklaar. Tot slot het antwoord op de vraag waarom het juist nu van belang is om De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme te lezen, of te herlezen. Max Weber geeft met zijn boek voeding aan de discussie over wat tegenwoordig de waarden zijn (zouden kunnen zijn of zouden moeten zijn) waarop of waarbinnen de kapitalistische wijze van voortbrenging maatschappelijk verantwoord kan plaats vinden.
Over Hans Strikwerda
Prof. Dr. J. Strikwerda (1952) is senior management consultant (partner) bij Nolan, Norton & Co., hoogleraar Organisatieleer en Organisatieverandering aan de Universiteit van Amsterdam en director van het Nolan Norton Institute. Strikwerda is deskundige op het gebied strategische ontwikkelingen, nieuwe organisatievormen, het ontwerpen van organisaties en ondernemingsbestuur, met name de internal governance. In het bijzonder houdt hij zich bezig met de dynamiek in strategie, organisatievormen en het besturen van ondernemingen en instellingen als gevolg van technologische en institutionele ontwikkelingen in de samenleving.