Jeroen Hendrikse is hoogleraar en voorzitter van een grote divisie in het UMC Utrecht, Beeld en Oncologie, met meer dan 1400 medewerkers. Maar hij springt zelf bewust ook bij in de patiëntenzorg, waarmee hij een meewerkend leidinggevende wordt. Daarbij geeft hij een mooi citaat van Godfried Bomans: ‘Pas als je tot over je oren in de soep zit, zie je de balletjes drijven.’ Hij legt uit dat het denken in combifuncties in Coronatijden extra relevant is geworden, omdat er toen tegelijk capaciteitsgebrek én stilte op andere afdelingen heerste. Door bij te springen waar extra handen gewenst waren, is toen het ergste voorkomen. Maar ook in gewone tijden heeft de zorg veel te winnen bij combifuncties, en Hendrikse legt op een hele heldere manier uit wat (in het eerste deel van zijn boek) en hoe (het onderwerp van deel twee). Elk hoofdstuk wordt verluchtigd door illustraties en afgesloten met take home messages en een interview om zo ook andere combifunctionarissen aan het woord te laten.
Leercurves
Combifuncties zijn zowel voor teams als voor individuele medewerkers interessant. Het verrijkt het samenwerkingsrepertoire en biedt medewerkers de kans om nog eens een ander loopbaanpad in te slaan zonder gelijk helemaal het roer om te hoeven gooien. Het kan tegemoetkomen aan bekende klachten als te hoge werkdruk en personeelstekorten, en helpt om een lerende organisatie te creëren met verbindingen tussen teams, open kennisuitwisseling en leven lang ontwikkelen op de werkvloer. Het voorkomt het afvlakken van de leercurve en draagt bij aan vergroting van netwerken.
Substantiële groep
Hendrikse onderscheidt combirollen, combibanen en combifuncties: zijn boek gaat alleen over die laatste. Volgens de SER gaat het daarbij om meer dan 700.000 werkenden, een substantiële groep. Niet iedereen zal dit type combinaties opzoeken. Het vraagt ook het nodige van je qua competenties en vaardigheden, zoals goed kunnen plannen en om kunnen gaan met deadlines, geconcentreerd kunnen werken en in staat zijn om je werk-privébalans te bewaken. Ook communicatief vraagt het wat extra’s. Hendrikse verwijst naar het onderscheid dat gemaakt wordt tussen integreerders en segmenteerders en constateert dat combifuncties waarschijnlijk meer bij integreerders passen: dat zijn mensen die in staat zijn om alles door elkaar heen te laten lopen zonder het overzicht te verliezen.
Meewerkend leidinggevenden
Hendrikse besteedt speciale aandacht aan meewerkend leidinggevenden, aan wie hij een zeer grote informele invloed toeschrijft. Zij fungeren binnen de organisatie als knooppunt, als kennis- en informatiehub en hebben bovendien meer overzicht. Een T-vormige professional kan in een combinatie van functies doorgroeien naar een N- of M-vormige professional die in meer specialismen thuis is (in plaats van maar in een) én op een brede basis kan terugvallen.
Toepasbaar
Wat het boek ons leert is goed praktisch toepasbaar: het vijfde hoofdstuk beschrijft in vijf stappen hoe je combifuncties kunt inrichten. Het laatste hoofdstuk betreft de lerende organisatie en gaat in op de verschillende loopbaanfases en de transitiefases daartussen. Hendrikse laat zien hoe je een motiverende cultuur kunt scheppen waarin werkplezier en motivatie kunnen floreren en waarmee je je medewerkers kunt binden en boeien. En wie op een gegeven moment dan toch vertrekken, worden ambassadeur en gaan ook elders hun positieve ervaringen delen. Kortom: door combifuncties kan 2 meer worden dan 1+1, zoals Jim van Os in zijn voorwoord aangeeft. Veelbelovend, ook voor andere sectoren dan de zorg!
Over Rogier van der Wal
Rogier van der Wal is classicus, filosoof en bestuurskundige. Sinds 1 september 2022 is hij lector Ethisch werken bij Fontys Hogeschool in Eindhoven. Hij is daarnaast fellow bij de Thorbeckeleerstoel aan de Universiteit Leiden.