De turboliquidatie van de Besloten Vennootschap
Gebonden Nederlands 2016 1e druk 9789013134384Samenvatting
Mr. Samantha Renssen onderzocht als eerste de moeilijkheden die kleven aan de turboliquidatie als snelle wijze van ontbinding van de BV. 'De turboliquidatie van de Besloten Vennootschap' biedt iedereen die met turboliquidaties te maken heeft zowel een handig stappenplan met eisen waaraan een turboliquidatie moet voldoen, als een uitvoerig onderzoeksresultaat. U ziet de resultaten van haar onderzoek naar de wettelijke regeling en de totstandkoming ervan, naar de gevolgen ervan voor alle betrokkenen en naar de vraag of de regeling misbruik in de hand werkt.
Omdat er volgens artikel 2:19 lid 4 BW geen vereffeningsprocedure gevoerd hoeft te worden, lijkt de turboliquidatie een goedkope en snelle manier van ontbinding. Uit het onderzoek blijkt dat de turboliquidatie niet zo eenvoudig is als algemeen wordt verondersteld.
Integendeel, voor een weloverwogen besluit erover is gedegen juridische kennis vereist. Een verkeerde inschatting kan desastreuze gevolgen hebben, zoals het herleven van de ontbonden BV, alsnog een faillissement en aansprakelijkheid van bestuurders. In dit proefschrift vindt u al die vereiste juridische knowhow en leest u alles over de interpretatie van het begrip ‘baten’ of juist het ontbreken ervan.
Faillissementsfraude is een maatschappelijk probleem dat wordt bestreden. Maar wordt om een faillissement te ontwijken, de fraude en de daarmee gepaard gaande schade nu verplaatst naar de turboliquidatie? Samantha Renssen onderzocht in hoeverre de turboliquidatie een gelegenheid biedt om ervoor te zorgen dat een BV met schulden niet failliet wordt verklaard, maar simpelweg verdwijnt. U treft daarbij haar aanbevelingen voor een wetswijziging aan.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave IX
Voorwoord XVII
Lijst van gebruikte afkortingen XIX
Hoofdstuk 1. Inleiding 1
1.1 Aanleiding tot het onderzoek 1
1.2 Introductie onderzoeksonderwerp 3
1.3 Introductie onderzoeksvragen 5
1.4 Methodologie en normatief kader 6
1.5 Relevantie van het onderzoek 6
1.6 Innoverend karakter van het onderzoek 8
Hoofdstuk 2. De structuur van het onderzoek 9
2.1 De hoofdstukindeling van het onderzoek 9
2.2 Onderzoeksmethoden 10
2.3 Tot slot 11
Hoofdstuk 3. De ontbinding van een ‘lege BV’ 13
3.1 Inleiding 13
3.2 De mogelijke ontbindingswijzen van een BV 14
3.3 De ‘lege BV’ 20
3.4 De ontbinding van een ‘lege BV’ op grond van artikel 2:185 lid 1 BW 22
3.5 De ontbinding van een ‘lege BV’ op grond van artikel 2:19a BW 24
3.6 Samenvatting en conclusie 25
Hoofdstuk 4. De turboliquidatie: een ontbinding zonder vereffening 27
4.1 Inleiding 27
4.2 Een beknopt wetshistorisch overzicht 29
4.3 De verschillende verschijningsvormen van de turboliquidatie 33
4.4 Het onderscheid tussen de mogelijke wettelijke ontbindingsvormen 36
4.4.1 De ontbinding met vereffening 36
4.4.2 De ontbinding zonder vereffening 37
4.4.3 De ontbinding resulterend in een faillissement 37
4.4.4 Het faillissement resulterend in een ontbinding 39
4.5 De onderscheidende factor: de (ontbrekende) vereffeningsprocedure 40
4.5.1 De benoeming van de vereffenaar(s) 41
4.5.2 De bevoegdheden en plichten van de vereffenaar(s) 44
4.5.3 De taken van de vereffenaar(s) 45
4.6 Samenvatting en conclusie 46
Hoofdstuk 5. De turboliquidatie: een drieledig stappenplan 49
5.1 Inleiding 49
5.2 Het ontbreken van baten ten tijde van ontbinding 50
5.3 Het ontbreken van schulden ten tijde van ontbinding 52
5.3.1 Rechtbank Rotterdam en rechtbank ’s-Gravenhage: turboliquidatie in plaats van faillissementsaanvraag 52
5.3.2 Een geschenk voor fraudeurs? 55
5.3.3 Benadeling van schuldeisers 56
5.3.4 De bedoeling van de wetgever: baten noch schulden 57
5.3.5 Misbruik van bevoegdheid 58
5.4 De melding aan de Kamer van Koophandel 63
5.5 Samenvatting en conclusie 65
Hoofdstuk 6. Het bevoegde orgaan inzake de constatering die de turboliquidatie tot gevolg heeft 67
6.1 Inleiding 67
6.2 Grondslag van de bevoegdheid 69
6.3 De verhouding tussen aandeelhouders en bestuur 71
6.3.1 De wettelijke bevoegdheidsverdeling 72
6.3.2 De vennootschapsrechtelijke redelijkheid en billijkheid 73
6.3.3 De benadering van het vennootschappelijk belang 74
6.3.4 Het strikte onderscheid tussen ‘ownership and control’ en de daarop gebaseerde ‘principal agent theory’ 76
6.4 De bescherming van de schuldeisers 77
6.5 De rol van de Kamer van Koophandel en het handelsregister 80
6.5.1 De algemene rol van de Kamer van Koophandel en het handelsregister 80
6.5.2 De inschrijvingen van turboliquidaties in het handelsregister 81
6.5.3 De rol van de Kamer van Koophandel bij turboliquidaties: een praktijkvoorbeeld 81
6.6 Aanbevelingen ten aanzien van de bescherming van schuldeisers 83
6.7 Samenvatting en conclusie 84
Hoofdstuk 7. Curieuze (ontbrekende) baten ten tijde van ontbinding 85
7.1 Inleiding 85
7.2 Het positief nominaal aandelenkapitaal van een BV 86
7.2.1 De Wet Flex-BV, het kapitaal en de kapitaalbescherming 86
7.2.2 De BV als kapitaalvennootschap 88
7.2.3 Het kapitaalbegrip 89
7.2.4 Kapitaalbescherming 91
7.2.5 Het nominaal geplaatste aandelenkapitaal 94
7.2.6 De verhouding tussen de aandeelhouder en de vennootschap 95
7.2.7 Het niet-gestorte kapitaal: het obligo 97
7.3 Latente belastingteruggaven 98
7.3.1 Belastinglatentie 99
7.3.2 De fiscale winst 101
7.3.3 De balans van een BV 102
7.3.4 Het verschil tussen de bedrijfseconomische boekwaarde en de fiscale boekwaarde 105
7.3.5 Het gematerialiseerde recht op belastingteruggave 107
7.3.5.1 Cessie van een een recht op belastingteruggave 108
7.3.5.2 Stille verpanding van een recht op belastingteruggave 110
7.4 Samenvatting en conclusie 110
Hoofdstuk 8. De herleving van een turbogeliquideerde BV 113
8.1 Inleiding 113
8.2 Heropening van de vereffening ex artikel 2:23c lid 1 BW 116
8.2.1 Baten in de zin van artikel 2:23c lid 1 BW 116
8.2.2 Stelplicht en bewijslast 117
8.3 De betekenis van het voortbestaan van een BV en het herlevingsfenomeen 118
8.3.1 De werking van artikel 2:19 lid 5 BW 119
8.3.2 De betekenis van het herlevingsfenomeen 119
8.4 De herroeping van het ontbindingsbesluit: een alternatief voor artikel 2:23c lid 1 BW? 121
8.5 Artikel 2:19 lid 5 BW versus artikel 2:23c lid 1 BW: een problematische wettekst 123
8.5.1 Het vierde lid versus het vijfde lid van artikel 2:19 BW 125
8.5.2 De essentia-leer 126
8.5.3 De resuscito-leer 127
8.5.4 De solutio-leer 128
8.6 Heropening van de vereffening door middel van een faillissementsaanvrage 129
8.6.1 De al dan niet limitatieve werking van artikel 2:23c lid 1 BW 130
8.6.2 De bewoordingen van de Hoge Raad: ‘overige vereisten voor het faillissement’ 134
8.7 Samenvatting en conclusie 136
Hoofdstuk 9. De gevolgen van de herleving van de turbogeliquideerde BV buiten faillissement 139
9.1 Inleiding 139
9.2 Interne bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW 140
9.2.1 De interne aansprakelijkheidsnorm voor bestuurders 141
9.2.2 Interne aansprakelijkheid in geval van turboliquidatie 142
9.3 Interne bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:216 lid 3 BW 144
9.3.1 De aansprakelijkheidsnorm voor bestuurders ex artikel 2:216 lid 3 BW 144
9.3.2 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:216 lid 3 BW in geval van turboliquidatie 146
9.4 Externe bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW 147
9.4.1 De externe aansprakelijkheidsnorm voor bestuurders 148
9.4.2 Externe aansprakelijkheid in geval van turboliquidatie 149
9.5 Fiscale aansprakelijkheid op grond van artikel 36 IW 153
9.5.1 De fiscale aansprakelijkheidsnorm voor bestuurders 153
9.5.2 Fiscale aansprakelijkheid in geval van turboliquidatie 154
9.6 Aansprakelijkheid in concernverhoudingen 157
9.6.1 De aansprakelijkheidsnorm in concernverhoudingen 157
9.6.2 Concernaansprakelijkheid in geval van turboliquidatie 159
9.7 Samenvatting en conclusie 160
Hoofdstuk 10. De gevolgen van de herleving van de turbogeliquideerde BV in faillissement 163
10.1 Inleiding 163
10.2 De faillissementspauliana 164
10.3 Bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:248 BW 165
10.3.1 Artikel 2:248 BW: een opmerkelijk artikel in geval van een turbogeliquideerde BV 166
10.3.2 De bewijsvermoedens van artikel 2:248 lid 2 BW 170
10.3.3 De driejaarstermijn ex artikel 2:248 lid 6 BW 173
10.4 Samenvatting en conclusie 173
Hoofdstuk 11. Misbruik van BV’s 175
11.1 Inleiding 175
11.2 Misbruik van vennootschappen 176
11.3 De huidige antimisbruikwetgeving 178
11.3.1 De drie antimisbruikwetten 179
11.3.2 De overige vennootschapsrechtelijke antimisbruikbepalingen 183
11.3.3 De fiscaalrechtelijke antimisbruikwetgeving 184
11.3.4 De faillissementsrechtelijke antimisbruikwetgeving 185
11.3.5 De strafrechtelijke antimisbruikwetgeving 188
11.4 De toekomstige antimisbruikwetgeving 189
11.4.1 Het centraal aandeelhoudersregister 189
11.4.1.1 Het voorgestelde register 191
11.4.1.2 De positionering van het centraal aandeelhoudersregister 192
11.4.1.3 De beperkte toegankelijkheid van het centraal aandeelhoudersregister 196
11.4.2 Het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht 200
11.5 De relatie tussen de turboliquidatie en BV-fraude 204
11.6 Samenvatting en conclusie 206
Hoofdstuk 12. Samenvatting 207
Hoofdstuk 13. Conclusie 209
13.1 Is de turboliquidatie als ontbindingswijze wel zo eenvoudig als algemeen wordt verondersteld? 209
13.1.1 Het beslissingsbevoegde orgaan inzake de turboliquidatie 209
13.1.2 Het ontbreken van baten ten tijde van ontbinding 210
13.1.3 De betekenis van het herlevingsfenomeen 211
13.1.4 De frictie tussen de artikelen 2:19 lid 4, lid 5 en 2:23c lid 1 BW 211
13.1.5 De heropening van de vereffening door middel van een faillissementsaanvrage 212
13.1.6 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW 212
13.1.7 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:216 lid 3 BW 212
13.1.8 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW 213
13.1.9 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 36 IW 213
13.1.10 Bestuurdersaansprakelijkheid in concernverhoudingen 214
13.1.11 De faillissementspauliana 214
13.1.12 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:248 BW 214
13.2 Is het huidige artikel 2:19 lid 4 BW een voldragen regeling? 215
13.3 Opent de huidige wettelijke regeling omtrent turboliquidatie en de uitwerking hiervan in de praktijk niet juist meer mogelijkheden voor BV-fraudeurs? 217
13.4 Indien het antwoord op de voorgaande onderzoeksvraag bevestigend luidt; op welke wijze kan de wettelijke regeling omtrent de turboliquidatie zodanig worden gewijzigd dat frauduleuze constructies met BV’s zoveel mogelijk worden voorkomen? 217
Hoofdstuk 14. Aanbevelingen 219
14.1 Aanbevelingen voor de (rechts)praktijk 219
14.2 Aanbevelingen tot wijziging van de wet 220
Hoofdstuk 15. Summary, conclusions and recommendations 225
15.1 Summary 225
15.2 Conclusion 226
15.2.1 Is the turbo-liquidation as a method of dissolution really as simple as generally assumed? 226
15.2.1.1 The body with decision-making power in the matter of the turbo-liquidation 227
15.2.1.2 The absence of assets at the time of dissolution 228
15.2.1.3 The meaning of the restoration phenomenon 228
15.2.1.4 The friction between Book 2, Section 19(4) and (5) and Book 2, Section 23c(1) of the Dutch Civil Code 228
15.2.1.5 The reopening of the winding-up proceedings by means of a winding-up petition 229
15.2.1.6 Directors’ liability under Book 2, Section 9 of the Dutch Civil Code 230
15.2.1.7 Directors’ liability under Book 2, Section 216(3) of the Dutch Civil Code 230
15.2.1.8 Directors’ liability under Book 6, Section 162 of the Dutch Civil Code 230
15.2.1.9 Directors’ liability under section 36 of the Collection of State Taxes Act 231
15.2.1.10 Directors’ liability in intra-group relations 231
15.2.1.11 Fraudulent conveyance 232
15.2.1.12 Directors’ liability under Book 2, Section 248 of the Dutch Civil Code 232
15.2.2 Is the current Book 2, Section 19(4) of the Dutch Civil Code a well-considered provision? 233
15.2.3 Doesn’t the current legal provision for the turbo-liquidation and its effect in practice actually present more opportunities for private company fraudsters? 234
15.2.4 If the answer to the previous question is yes, how can the legal provision for the turbo-liquidation be changed so that fraudulent schemes with private companies are prevented as far as possible? 235
15.3 Recommendations 235
15.3.1 Recommendations for legal practice 235
15.3.2 Recommendations to amend the law 237
Lijst van geraadpleegde en aangehaalde literatuur 243
Lijst van geraadpleegde en aangehaalde parlementaire en overige stukken 253
Rechtspraak 259
Over de promovenda 265
Valorisatie-addendum 267
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan