Sinds de ontwikkelingspsychologie als wetenschappelijke discipline tot bloei kwam, is er veel gepubliceerd over de ontwikkeling van de mens. Veel minder is er geschreven over hoe je deze kennis vervolgens moet vertalen naar de dagelijkse beroepspraktijk. Bovendien richten veel ontwikkelingspsychologieboeken zich enkel op de kindertijd en adolescentiefase. In die perioden doen zich immers de meest ingrijpende veranderingen voor. Maar als je een 24-jarige vergelijkt met een 62-jarige, beiden behorende tot de categorie ‘volwassene', kun je niet anders dan concluderen dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen deze twee volwassenen.
Om de lezer een kader te bieden, start het boek met een theoretische basis. Daarna volgt een beschrijving van de prenatale periode. Het menselijke leven ontstaat tijdens de conceptie en vanaf dat moment doen zich dus al allerlei ontwikkelingen voor die de mens maken tot wie hij is. Vervolgens komen de baby, de dreumes, de peuter, het basisschoolkind, de puber, de adolescent, de volwassene en de oudere aan bod. Per fase worden diverse ontwikkelingsthema's beschreven. Denk aan de cognitieve, motorische, sociale, emotionele, morele, perceptuele, sensueel-seksuele, taal- en persoonlijkheidsontwikkeling. De lezer krijgt hierdoor antwoord op vragen als: ‘Hoe verloopt onze taalverwerving?', ‘Wat zijn onze vroegste herinneringen?', ‘Hoe ontstaat inlevingsvermogen?', ‘Wanneer ontstaat zelfregulatie?' ‘Hoe en wanneer vormen kinderen een geweten?'.
Maar aan kennis alleen heb je niet veel als je niet weet wat je ermee kunt. Ieder hoofdstuk sluit dan ook af met de uitgebreide beantwoording van twee vragen: ‘Waarom is het belangrijk dat de sociaal werker deze kennis heeft?' en ‘Hoe past de sociaal werker deze kennis toe?'. Het kan dan gaan om het signaleren van een achterblijvende of afwijkende ontwikkeling. Want nu de lezer bijvoorbeeld weet dat een driftbui normaal is voor een 2-jarige, wat zegt dat dan over een 8-jarige met een vergelijkbare driftbui? Het vroegtijdig kunnen signaleren van ontwikkelingsproblemen maakt het mogelijk om de ontwikkeling bij te sturen. Daarom geeft het boek aan hoe de lezer kan inspelen en afstemmen op de verschillende ontwikkelingsniveaus. Niet alleen voor zichzelf, maar ook indien hij een adviserende rol heeft naar ouders of professionele opvoeders toe.
Vanwege het praktijkgericht beeld dat geschetst wordt van hoe mensen evolueren, is het boek niet enkel voor studenten binnen het sociale domein interessant. Het kan tevens een inspiratiebron zijn voor eenieder die de mens, of wellicht zelfs zichzelf, en diens verschillende ontwikkelingsfasen wil begrijpen.
Vanessa Landsmeer-Dalm studeerde orthopedagogiek aan de universiteit Leiden. Als eigenaar van haar eigen praktijk begeleidt ze kinderen en (jong)volwassenen met allerlei ontwikkelingsvraagstukken. Daarnaast heeft ze ruime ervaring in het ontwikkelen van leermateriaal voor zowel het mbo als het hbo. Ze is een van de auteurs van Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk.