In zijn zonovergoten kantoor op de campus van Columbia University in New York lijkt Joseph Stiglitz de beminnelijkheid zelve. Omringd door eredoctoraten en andere parafernalia uit zijn wetenschappelijke carrière laat de macro-econoom zich met een bijna verlegen glimlach begroeten. Zijn gemoedelijkheid wordt nog versterkt door zijn lodderige ogen, resultaat van een jetlag na een recente trip naar China.
Maar zodra hij begint te praten over de staat van de economie wordt duidelijk waar Stiglitz zijn reputatie als luis in de pels van de gevestigde orde vandaan heeft. ‘We staan er in veel opzichten slechter voor dan twee jaar geleden,’ aldus de 67-jarige Nobelprijswinnaar. ‘De genomen maatregelen zijn niet toereikend en de bodem is nog lang niet bereikt. Ook dit jaar jaar zullen miljoenen Amerikanen hun huis verliezen. En dan heb ik het niet eens over de zakelijke vastgoedsector, waar de echte problemen nog moeten beginnen.’
Het idee dat de financiële crisis vergelijkbaar is met een natuurramp die maar eens in de honderd jaar optreedt doet hij af als een fabeltje. ‘Wall Street heeft het zichzelf en de rest van de samenleving aangedaan. Het systeem dat faalde ontstond niet bij toeval. Deze crisis werd geschapen en was daarmee niet alleen voorspelbaar, maar hij ‘is’ ook voorspeld.’ Over president Obama’s maatregelen om de bankwereld te redden is hij zo mogelijk nog kritischer: ‘Degenen die dat plan hebben ontworpen zijn óf incompetent, of bevinden zich in de zakken van de banklobby.’
Schone lei
Stiglitz heeft van zijn verontwaardigde bevlogenheid inmiddels een handelsmerk gemaakt. Na vlammende betogen tegen de uitbuiting van ontwikkelingslanden (Perverse Globalisering) en de oorlog in Irak (De Oorlog van $3 Biljoen) heeft de voormalige chef-econoom van de Wereldbank nu zijn pijlen gericht op de tekortkomingen van de financiële wereld. Freefall (‘Vrije Val’ in het Nederlands) is een vernietigende analyse van hoe hoogmoed, zelfdeceptie en incompetentie op Wall Street hebben bijgedragen tot de ernstigste recessie in zeventig jaar. Stiglitz is daarmee zeker niet de eerste die de schuld voornamelijk bij ‘s werelds topbankiers legt. Wat het boek echter toegevoegde waarde geeft is dat hij het niet bij kritiek laat, maar ook oplossingen durft te bieden. Zoals het Chinese teken voor ‘crisis’ tegelijkertijd ook ‘kans’ betekent, ziet Stiglitz mogelijkheden om met een schone lei te beginnen. Zijn suggesties zijn niet alleen bedoeld om een nieuwe crisis minder waarschijnlijk te maken, maar ook om andere problemen het hoofd te bieden, zoals klimaatverandering en de Amerikaanse neiging tot overconsumptie. ‘Onze manier van leven is niet vol te houden,’ zegt Stiglitz, die ondanks zijn welbespraaktheid zijn woorden zorgvuldig weegt. ‘En als ontwikkelingslanden zich aan ons voorbeeld spiegelen is de planeet helemaal gedoemd. Amerika moet veranderen, en snel. Met de juiste beslissingen kunnen we een innovatieproces op gang brengen dat het leven van mensen over de hele wereld kan verbeteren.’
Deze woorden klinken idealistischer dan ze zijn. Stiglitz omschrijft zichzelf als een ‘pessimist’, die echter wel durft te hopen. ‘Vrije Val’ is in dat opzicht geen stappenplan voor de toekomst, maar eerder een pamflet om een bredere discussie op gang te brengen.
En passent legt de hoogleraar uit hoe het in ieder geval níet moet. ‘Het belangrijkste is dat een dergelijke crisis zich niet herhaalt. Mensen hebben een notoir kortetermijngeheugen, en toekomstige generaties zullen zich de fouten van nu niet meer herinneren. Alleen een nieuw systeem van regulering kan ons tegen onszelf beschermen. De vijftig jaar na de Grote Depressie werden gekenmerkt door groei en stabiliteit. Dat was zonder overheidstoezicht niet mogelijk geweest.’
Alchemisten
Gezien de opeenstapeling van blunders in de aanloop naar de crisis is Stiglitz’ pessimisme niet verwonderlijk. Vrije Val maakt pijnlijk duidelijk hoe het fundament voor de huidige problemen al tijdens de technologiezeepbel van de jaren negentig is gelegd. Het knappen van de bubble en de daaruit voortvloeiende recessie werden door de toenmalige president George W. Bush aangewend als excuus voor grootschalige belastingverlagingen. Omdat die voornamelijk gericht waren op de hogere inkomens waren de economische effecten echter beperkt, waarmee het herstel van de werkgelegenheid een kwestie werd van monetair ingrijpen. Renteverlagingen van de Federal Reserve leidden vanwege de overcapaciteit in het bedrijfsleven niet tot meer investeringen. Wat het beleid van Fed-president Alan Greenspan wél bewerkstelligde was dat de Amerikaanse consument een prikkel kreeg om hypotheken opnieuw te financieren en steeds grotere huizen te kopen.
De druk op het economisch herstel werd nog eens vergroot na de Amerikaanse inval in Irak, die een explosieve stijging van de olieprijzen tot gevolg had. Maar omdat de markt tegelijkertijd overspoeld werd door goedkope consumentenproducten uit China bleef de inflatie laag, zodat er geen noodzaak leek om de rente te verhogen.
Leek, want ondertussen tikte de tijdbom op Wall Street rustig voort. Banken profiteerden van het goedkope geld door zich allengs te richten op hypotheken met hoge transactiekosten en variabele rentevoeten. Wat daarbij ontbrak was een beschermingsclausule voor het geval de rente op den duur wél zou stijgen en de huizenbezitter zich geconfronteerd zag met een fors hogere aflossing.
Banken verzaakten daarmee hun primaire plicht om risico’s te managen en leningen aan het bedrijfsleven te verstrekken, zegt Stiglitz. In plaats daarvan raakten ze verblind door de winsten op de derivatenmarkt, waarbij riskante hypotheken opgeknipt en vermengd werden met solide leningen, om het geheel vervolgens als een veilig beleggingsproduct aan de man te brengen.
Tot overmaat van ramp gokten financiële instellingen ook met hun reserves, door op grote schaal voor eigen rekening te handelen. ‘Alchemisten hebben al vanaf de Middeleeuwen geprobeerd om lood in goud te veranderen,’ aldus Stiglitz. ‘Het fabeltje van de risicovrije hypotheekderivaat was daar het moderne equivalent van.’
Afrekening
Een van de redenen voor Stiglitz’ verontwaardiging is dat hij er met zijn neus bovenop zat toen de overheid de fout in ging. Als lid van de ‘Council of Economic Advisors’ waarschuwde hij in de jaren negentig keer op keer tegen de deregulerende krachten in de regering van de toenmalige president Clinton. Dat bracht hem op voet van oorlog met onderminister van Financiën Lawrence Summers, die een fervent tegenstander was van regulering van de derivatenhandel.
Summers was daarnaast een van de dominante krachten achter de afschaffing van de 66 jaar oude Glass-Steagall Act. Daarmee was de wettelijke scheiding tussen commerciële banken en zakenbanken van de baan, wat binnen de financiële wereld prompt tot een consolidatiegolf leidde. ‘Larry en ik hebben daarover nogal wat discussies gehad,’ zegt Stiglitz met een voor hem kenmerkend eufemisme. ‘Zonder Glass-Steagall begonnen commerciële banken net zulke risico’s te nemen als zakenbanken, met name ook met derivaten. Tegelijkertijd konden ze in geval van nood nog wel rekenen op het veiligheidsnet van de overheid. Dat was gewoon vragen om moeilijkheden.’
Stiglitz’ waarschuwingen gingen echter verloren in de euforie van de late jaren negentig, toen de Amerikaanse economie de afgunst van de hele aardbol wekte. Zo riep Time Magazine Lawrence Summers samen met Alan Greenspan en de toenmalig Minister van Financiën Robert Rubin uit tot ‘het Comité om de Wereld te Redden’. ‘Ze werden gezien als halfgoden,’ aldus Stiglitz, die het presidentieel adviseurschap inmiddels had verruild voor de positie van chef-econoom bij de Wereldbank.
Ook bij deze instelling, die voor 51 procent in handen is van het Amerikaanse Ministerie van Financiën, leverde zijn onafhankelijke houding hem de nodige vijanden op. Zijn openbare kritiek op de manier waarop de Azië-crisis werd afgehandeld kwam hem na twee jaar zelfs op ontslag te staan. Het leek een afrekening van Lawrence Summers, die het inmiddels tot Minister van Financiën had geschopt. Stiglitz wil er niet veel woorden aan vuil maken. ‘Lawrence Summers is erg intelligent, maar hij heeft keuzes moeten maken. En hij had gekozen voor een carrière in de politiek.’
Precedenten
Wat Stiglitz zijn voormalige superieuren wel verwijt is dat ze met hun beleid verschillende precedenten hebben geschapen die de kans op een nieuwe crisis vergroten. ‘Wat mensen zich niet realiseren is dat financiële instellingen al jaren door de overheid uit de brand worden geholpen. Als chef-econoom bij de Wereldbank zag ik keer op keer gebeuren dat in crisissituaties de ‘bailout’ niet naar de betreffende landen ging, maar naar de banken die slechte leenbeslissingen en teveel risico hadden genomen. Dat was het geval in Argentinië, Mexico, Rusland, Thailand, Indonesië, noem maar op. En omdat we door middel van deregulering banken toestemming hebben gegeven om te doen wat ze willen, kunnen we er bijna zeker van zijn dat het over niet al te lange tijd wéér gebeurt.’
Stiglitz is evenmin te spreken over de maatregelen die president Obama heeft genomen. ‘Ik had gehoopt dat hij van het beleid van zijn voorgangers zou afwijken, maar dat heeft hij maar ten dele gedaan. Een van de kernproblemen van de kredietcrisis was dat bepaalde instellingen ‘too big to fail’ waren en niet failliet móchten gaan. Dat beleid gold echter niet voor kleinere spelers, die vervolgens door hun grote concurrenten werden opgeslokt. Met als gevolg dat het probleem alleen maar is toegenomen. Financiële instellingen hebben nog steeds een prikkel om te gokken. Als ze winnen mogen ze de winsten houden, als ze verliezen dan betaalt de belastingbetaler de rekening.’
Het was volgens Stiglitz beter geweest als de boosdoeners gewoon bankroet waren gegaan. De bailout had vervolgens gebruikt kunnen worden voor relatief gezonde banken die door de golf aan faillissementen zelf in de problemen zouden zijn geraakt. ‘Als je too big to fail’ ‘bent, ben je in feite te groot om te bestaan. Bankverzekeraar AIG heeft van de overheid maar liefst 180 miljard dollar aan steun ontvangen. Dat komt overeen met de ontwikkelingshulp die we in 25 jaar aan Afrika geven. En het ging niet eens om een doorwrocht besluit. De beslissing werd binnen mum van tijd genomen.’
Sociaal contract
Stiglitz pleit voor een grootschalige overheidsinterventie om de scheefgroei van de afgelopen jaren te corrigeren. Op zijn lijstje met wensen: banken die too big to fail zijn moeten gedwongen worden om terug te keren tot de saaie discipline van lenen en risicomanagement, waarin geen plaats is voor het handelen voor eigen rekening. Prestatiebeloningen op Wall Street zouden hun naam eer moeten aandoen door een duidelijke relatie te leggen tussen bonus en prestaties op de lange termijn. Aandeelhouders van beursgenoteerde bedrijven zouden directe inspraak moeten krijgen over de compensatie van hun topbestuurders. En de derivatenmarkt moet aan strikte regels worden onderworpen.
Regelgeving alleen is echter niet voldoende, aldus Stiglitz. De crisis heeft volgens hem zulke fundamentele tekortkomingen in het economische stelsel blootgelegd dat een mentaliteitsverandering noodzakelijk is. ‘De Amerikaanse interpretatie van het kapitalisme kampt met een identiteitscrisis. Er is een schrijnend gebrek aan vertrouwen tussen Wall Street en de rest van de economie, tussen regering en burgers. Zolang dat niet hersteld is zullen we nooit met een schone lei kunnen beginnen.’ Dat is vooral een kwestie van sturen, zegt Stiglitz. ‘Als er één ding is waar economen het over eens zijn dan is het dat prikkels ertoe doen. Het is dan ook de kunst om een systeem te ontwerpen waarin persoonlijke groei en sociale vooruitgang elkaar wederzijds stimuleren.’
De overheid kan hierin een cruciale rol hebben, door zich te richten op kerntaken waar iedereen bij gebaat is, zoals het stimuleren van fundamenteel onderzoek, het voorkomen van exploitatie en het creëren van sociale vangnetten. De recente hervormingen in de gezondheidszorg zijn volgens Stiglitz een stap in de goede richting, al zullen er ook in het nieuwe systeem nog steeds twintig miljoen mensen onverzekerd zijn. ‘Waar ik voor pleit is kapitalisme met een menselijk gezicht. We meten vooruitgang op dit moment alleen in termen van bruto binnenlands product. Wat we buiten beschouwing laten, zijn factoren als sociale zekerheid, vrije tijd en de mate waarin mensen gelukkig zijn. Een nieuw sociaal contract dat daar rekening mee houdt, is voor de overheid een manier om de vertrouwensrelatie met de burger te herstellen.’
Kortetermijndenken
Behalve voor de overheid ziet Stiglitz ook een rol weggelegd voor het bedrijfsleven. Zo zouden beursgenoteerde ondernemingen er goed aan doen om zich te onttrekken aan het kortetermijndenken van Wall Street. De druk om elk kwartaal beter te presteren leidt tot een type personeelsbeleid dat mensen onmiddellijk afvloeit wanneer ze niet meer nodig zijn. In de Verenigde Staten zijn dergelijke ontslaggolven inmiddels zo dramatisch dat ze zelfs macro-economische implicaties hebben, aldus Stiglitz. ‘In het verleden ging de arbeidsproductiviteit bij elke recessie omlaag, omdat bedrijven hun best deden om hun personeel zo lang mogelijk vast te houden. Bij deze crisis zag je echter dat de productiviteit van bedrijven omhóóg ging, omdat ze hun werknemers disproportioneel de laan uitstuurden.’
Dat verschijnsel is wellicht gunstig voor de aandelenkoers en winst op korte termijn, maar kan zich op den duur tegen de productiviteit van de arbeidsmarkt richten, aldus Stiglitz. ‘Amerika’s soepele ontslagrecht geeft ondernemingen weliswaar flexibiliteit, maar het ondermijnt het verantwoordelijkheidsgevoel van werknemers. Als zij weten dat het bedrijf geen loyaliteit jegens hen heeft, zullen zij zich aan de vooravond van een recessie niet inspannen, laat staan in tijden van hoogconjunctuur.’ Angelsaksische bedrijven kunnen in dat opzicht een voorbeeld nemen aan het Rijnlandmodel, aldus Stiglitz. ‘Het kan zijn dat sommige Europese landen de ontslagbescherming te ver hebben doorgevoerd. Wie niet ontslagen kan worden, ontbeert immers evenmin de discipline om te presteren. Toch denk ik dat het bedrijfsleven gebaat is bij een zekere mate van arbeidszekerheid. Mensen die zich continu zorgen maken over hun baan hebben geen prikkel om risico’s te nemen en innovaties door te voeren.’
Geloofsbrieven
Rest de vraag waarom Stiglitz ervoor kiest om zijn ideeën vanaf de zijlijn te propageren. Tien jaar na het echec bij de Wereldbank heeft hij achtereenvolgens een Nobelprijs gewonnen, vier boeken geschreven, en het hoogleraarschap gekregen aan een van de meest prestigieuze universiteiten in Amerika. Daarmee heeft hij meer dan voldoende geloofsbrieven om president Obama in zijn economische beleid bij te staan. Voelt hij de behoefte om de benodigde hervormingen van binnenuit door te duwen? Stiglitz schudt zijn hoofd. ‘Ik weet hoe het is om topambtenaar te zijn en het was erg spannend. Maar je kunt in zo’n positie alleen functioneren als je tot op zekere hoogte een teamspeler bent. Sommige van mijn collega’s menen dat je elkaar binnen de regering vooral niet moet bekritiseren. Ik vind dat het gaat om democratische instituten, die open moeten staan voor discussie.’ Daarbij zijn zelfs zijn eigen ideeën niet heilig. ‘We hoeven elkaar niet noodzakelijkerwijs te bekritiseren, maar we moeten het debat niet schuwen. Waarom zouden we naar de buitenwereld doen alsof we de wijsheid in pacht hebben?
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.