De belangrijkste boodschap van jullie boek is: spreken in het openbaar is te leren.
Ja, voor de meeste mensen is dat te leren.
Maar is het dan toch een trucje?
Nee, het is geen trucje. Een van de conclusies die wij trokken nadat wij het boek hadden geschreven, was dat de meeste sprekers aangeven dat het best veel kost, spreken in het openbaar. Ze zijn daar best veel tijd en energie en voorbereiding aan kwijt.
Dat viel mij ook op: ze bereiden zich uitvoerig voor.
Ja, en als het een hele belangrijke speech is, zijn ze er soms wel een jaar van tevoren mee bezig. En dan natuurlijk niet met het daadwerkelijk oefenen van die speech, maar wel met het verzamelen van ideeën en zo langzaamaan er naartoe werken. Wij merkten zelf dat de mensen die het boek gelezen hebben, daar eigenlijk heel verbaasd over waren. Die hadden zoiets van: verrek, ik dacht dat ik de enige sukkel was die daar zo veel tijd aan kwijt was. Maar nou blijkt dat mensen die het heel goed kunnen en die er ook uitzien alsof ze dat zo uit hun mouw schudden, daar ook heel veel tijd en energie aan kwijt zijn. Wij vinden dat wel bemoedigend. Ja, het kost tijd, het kost energie, maar het levert dan ook wel van alles op.
Zoals?
Een van de dingen die het op kan leveren is dat je invloed kunt uitoefenen. Dat wordt onderschat. Vooral als mensen spreken in het openbaar niet leuk vinden, verzinnen ze vaak smoesjes. Dan zeggen ze: ‘Mijn collega weet er eigenlijk veel meer vanaf.’ Of: ‘Het komt nou even niet zo goed uit.’ Maar ze snappen niet dat ze op dat moment een kans op invloed mislopen.
Is dat dan het geheim: er heel veel tijd in stoppen en veel oefenen?
Ja, maar je moet er wel heel gericht tijd in stoppen. Je kunt dat wel lukraak doen, maar dat is zonde van je energie. Er is vrij veel goede kennis voorhanden over spreken in het openbaar, alleen sijpelt die kennis heel erg slecht door naar de werkvloer. We hebben een aantal mensen in Nederland die heel veel weten van bijvoorbeeld retorica en de kunst van het spreken en daar echt allemaal zinnige dingen over kunnen vertellen. Maar de gewone manager in Nederland heeft die kennis niet. Die doet het dan met tips van internet, zoals ‘kijk de mensen niet aan’ of ‘stel je voor dat ze allemaal in hun onderbroek zitten.’ Allemaal van dat soort dingen die echt aantoonbaar niet werken en niet juist zijn. Dat die kennis niet van boven naar beneden sijpelt, is ongelooflijk jammer, want die kennis zorgt ervoor dat je je heel gericht kunt voorbereiden en dat de tijd en de energie die je er instopt, er ook echt uit komt. Daar gaat het boek ook over: als je die hooggeleerdheid vertaalt naar de dagelijkse praktijk, wat hou je daar dan aan over? Wat zijn de echt goede handreikingen en tips?
Door te leren van mensen van wie je denkt: dat zijn natuurtalenten?
Ja.
Maar dat dus eigenlijk niet zijn.
Ze hebben natuurlijk allemaal wel een zekere mate van talent, maar er zit ook heel veel werk in. Iemand als Ben Tiggelaar zegt dan ook heel mooi: ‘Ja, wat wil je nou? Je kunt niet iets waar iemand anders vijf jaar over gedaan heeft in tien minuten met tien tips voor elkaar krijgen.’ Dat is een misvatting. Dus je moet er wel heel gericht en hard aan werken.
Een andere troost uit het boek is dat Meestersprekers, mensen die al honderd keer op een podium hebben gestaan, soms nog zenuwachtig zijn.
Ja. Niet allemaal, maar er zijn erbij die het allemaal nog heel spannend vinden.
Dat is toch een hele troost voor ons gewone sukkels?
Ja, het blijkt dus dat de meeste problemen waar gewone sprekers tegenaan lopen, meestersprekers ook tegen komen.
Leo Blokhuis sluit zich op in de wc en vraagt zich af waarom hij er ooit aan is begonnen.
Ja, die wanhoopt dan. En vervolgens doet hij prachtige dingen. Dat is dan ook wel weer het mooie eraan. Maar ja, die sluit zich inderdaad op in de wc, wil helemaal niemand zien en vraagt zich af: wat doe ik hier?
Wie is de absolute nummer-1 meesterspreker van ons land?
Dat is een heel goede vraag, maar ook heel lastig te beantwoorden. We hebben geprobeerd om uit alle genres die je je voor kunt stellen een aantal sprekers te nemen. Dus mensen uit de politiek, maar ook managementgoeroes, dominees enzovoorts. En je kunt die genres eigenlijk niet met elkaar vergelijken. Want iemand die een fantastische dominee is, is niet te vergelijken met iemand als Jos Burgers. Die doen compleet andere dingen.
Maar als ik de vraag dan anders stel: wie inspireert jou het meest als spreker?
Ja, ik vind het echt heel lastig. Ik zal je vertellen waarom. We hebben achterin het boek een aantal analyses opgenomen van waarom we die mensen eigenlijk zo goed vinden. En ik bewonder ze eigenlijk allemaal om iets anders. Bijvoorbeeld Hans Wiegel: die heeft het gewoon, die kan een zaal zo ongelooflijk knap bespelen. Maar iemand als Ben Tiggelaar bewonder ik enorm om hoe hij zijn lezingen in elkaar steekt. Hoe hij daar over nagedacht heeft, hoe helder dat is en hoe strak. En iemand als Paul Schnabel staat daar weer met een ongelooflijke ontspanning en een eloquentie waar je echt van achterover slaat. Dus ze hebben allemaal iets heel bewonderenswaardigs, maar allemaal iets heel anders. Een hele eigen manier. Dat betekent dus ook dat er niet één malletje is waar je in moet passen om een meesterspreker te zijn. Ik denk echt dat mensen die in hun eigen praktijk gaan spreken, op hun eigen manier heel erg goed kunnen worden.
Over Ben Kuiken
Ben Kuiken is filosoof, schrijver en ontregelaar. Als organisatiefilosoof helpt hij mensen om anders te denken, te kijken en te praten over organisaties en de problemen die daar ontstaan. Ben is auteur van een groot aantal boeken over organiseren, spelen, en filosofie, waaronder De laatste manager, De Organisatiefilosoof, en Het Zinnigste boek dat je ooit zult lezen.