De iPhone is onlosmakelijk verbonden aan wijlen Apple-baas Steve Jobs. Is hij ook de uitvinder van de smartphone?
In één woord: nee, haha, al wil de communicatie-afdeling van Apple ons maar wat graag in het fabeltje van de eenzame uitvinder laten geloven. In werkelijkheid is de smartphone een opeenstapeling van technologieën die door Apple op een slimme manier in elkaar zijn gezet. Cruciale bestandsdelen zoals het multitouch scherm, krasbestendig glas, en beeldstabilisatie waren al jaren, soms zelfs decennia in gebruik. Bovendien had Jobs zelf aanvankelijk maar weinig op met de telecomsector. Hij had een hekel aan mobieltjes, en kon zich ontzettend opwinden om haperende gesprekken die plotseling verbroken werden. Dat veranderde pas toen er mobiele telefoons met ingebouwde mp3-spelers begonnen te verschijnen, wat een existentiële bedreiging betekende voor de iPod, Apples melkkoe.
Hoe komt het dan dat uitgerekend Jobs met de eer is gaan strijken?
Een combinatie van goede timing en geluk. IBM had begin jaren negentig al een smartphone op de markt gebracht die in verrassend veel opzichten op een iPhone leek. Het apparaat had een touch screen, je kon er mee emailen, en het had zelfs al een aantal apps, zoals landkaarten en beurskoersen. Maar destijds waren de microprocessors en met name het internet nog lang niet snel genoeg om optimaal van die functionaliteit gebruik te kunnen maken. In 2007, toen Jobs de iPhone introduceerde, was de tijd er echter wél rijp voor. Maar de iPhone was waarschijnlijk nooit tot stand gekomen als een groepje rebelse medewerkers in de voorgaande jaren al niet stiekem aan een prototype met multitouch technologie had gewerkt. Hoofdontwerper Jony Ive was eigenlijk de man met de visie, maar hij wilde eerst zeker weten of de technologie wel werkte, omdat hij bang was dat zijn baas het initiatief anders zonder pardon de nek zou omdraaien. Toen Jobs uiteindelijk overtuigd raakte van de noodzaak van een alternatief voor de iPod, hoefde hij alleen maar aan te haken bij een onderzoeksproject dat zich al in een vergevorderd stadium bevond. In het clubje van Ive bevond zich trouwens ook de Nederlandse software-designer Bas Ording, die een cruciale rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de user interface. De Nederlandse bijdrage aan het succes van de iPhone mag best wat meer aandacht krijgen.
Tegelijkertijd kon Jobs buigen op het culturele kapitaal dat hij had opgebouwd met de iPod.
Jobs wist van de mp3-speler een luxe hebbedingetje te maken dat werd aangeprezen door beroemdheden, en zijn productlanceringen hadden toen al een bijna mythische status. Toch had de iPhone het met een indrukwekkend design en slimme marketing alleen waarschijnlijk niet gered. De introductie dreigde aanvankelijk zelfs op een mislukking uit te lopen, omdat er nauwelijks applicaties voor beschikbaar waren. Pas toen Jobs zijn absolute controle over de App-store versoepelde door zich open te stellen voor externe software-ontwikkelaars werd de iPhone de hit die hij nu is. Wat overigens niet wil zeggen dat de smartphone ook zonder Apple niet in een of andere vorm zou zijn ontwikkeld. Net als bij elke andere grote technologische innovatie waren overal ter wereld al bedrijven met een soortgelijk idee bezig, en hing een doorbraak in de lucht. Misschien dat Blackberry, op dat moment toch een van de grote spelers in de telecomsector, het voortouw zou hebben genomen. Al zou de smartphone in dat scenario waarschijnlijk een stuk saaier zijn geworden, en zeker niet zo alomtegenwoordig en verslavend als nu.
U toont pijnlijk aan dat dit succes tegen een prijs komt, zowel op milieugebied als in menselijk leed.
Ik denk dat niet veel mensen erbij stilstaan, maar de ecologische voetafdruk van een iPhone is inderdaad gigantisch. Voor de productie van één toestel heb je honderd liter water nodig en moet je 34 kilogram aan ertsen uit de grond halen. En dan heb ik het nog niet eens over het chemisch afval dat vrijkomt zodra het apparaatje wordt afgedankt. Voor de research van mijn boek heb ik de meest verschrikkelijke plekken ter wereld bezocht, van de tinmijnen in Bolivia en de vuilnisbelten van Nairobi tot de Foxconn-fabrieken in Shenzhen, waar de iPhone onder vaak mensonterende omstandigheden in elkaar gezet wordt. Daarmee is niet gezegd dat mensen zich schuldig zouden moeten voelen over het gebruik van een iPhone. Samsungs Galaxy is net zo slecht. Daarnaast doe je jezelf op sociaal gebied echt tekort als je je smartphone zou afzweren. Ik denk dat het beter is om collectief druk uit te blijven oefenen op Apple om het probleem bij de wortel aan te pakken. Daar ligt trouwens ook een taak voor de journalistiek. Ik sta er altijd van versteld hoeveel aandacht Apple krijgt voor productlanceringen die hooguit een marginale verbetering van het bestaande model zijn. En dat terwijl een onderwerp als kinderarbeid in de cobaltmijnen van Congo misschien maar één verhaal per jaar oplevert.
De iPhone is met meer dan een miljard exemplaren in tien jaar tijd misschien het best verkopende product aller tijden. Heeft Apple het in zich om dat succes te herhalen?
Ik betwijfel het. Zoals Steve Jobs het zelf al stelde voordat hij de iPhone aankondigde: een ondernemer mag zich gelukkig prijzen als hij één absolute hit op zijn naam heeft staan, laat staan verschillende. Apple heeft er inmiddels drie: de Macintosh computer, de iPod, en de iPhone. Het bedrijf is inmiddels zo groot en winstgevend dat de huidige CEO Tim Cook in feite niet meer hoeft te doen dan de App-Store bij te houden, en af en toe een meer luxueuze editie van de iPhone uit te brengen.
Wat voor telefoon heeft u eigenlijk zelf?
Een iPhone 7. Ik loop inderdaad wat modellen achter, maar ik voel nog niet de behoefte voor een upgrade, haha.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.