Kleine jongens worden groot. Inmiddels is het dromerige jongetje in ons ruw tot de orde geroepen door de boze buitenwereld. Er resteert voor de meesten slechts een heimelijke hang naar meer macht. Daarom zijn boeken over leiderschap zo populair. Velen hunkeren nog steeds in het geniep naar een groots en meeslepend leven.
Een deel van deze literatuur kun je het beste beschrijven als een soort receptenboeken. De auteurs zeggen met zoveel woorden ‘als je mijn formule volgt, dan is roem jouw deel’. Steevast somt men een aantal unieke eigenschappen op die je tot leider zouden maken. Eigenschappen die wij natuurlijk in onszelf menen te herkennen. Eigenschappen van onszelf die niet zo functioneel zijn voor de sprong naar groots en meeslepend leiderschap zien wij gemakshalve over het hoofd.
Het hele idee van een setje ideale eigenschappen komt mij nogal merkwaardig over. Een kijkje in de geschiedenis leert dat er zo veel verschillende soorten leiders zijn geweest dat je er altijd wel een aantal kunt uitpikken die toevallig aan deze criteria voldoen. Die anderen die niet in dit beeld passen, schuiven we achteloos terzijde. Kortom: het is een tamelijk onzinnige exercitie.
Frank Schaper breekt in zijn boek Hoe je een geboren leider wordt met deze populaire traditie van ‘etikettenplakkerij’. Hij komt op de proppen met een interessante gedachte: leiders zijn volgers. Ze volgen één of meer voorbeelden uit de geschiedenis, de literatuur, hun omgeving of zelfs stripboeken. Er is nog een andere grappige parallel die Schaper opvoert: veel van de grote leiders moesten hun vader al op jonge leeftijd missen. Ze zoeken naar een soort mentor of surrogaat vader. Bij sommigen loopt deze zoektocht aardig uit de hand. Hun missie en dadendrang zet onze wereld op z'n kop.
De titel van Schaper's boek intrigeert. Ze bevat een grappige tegenspraak. Worden leiders geboren? Gemaakt? Of modeleren zij zichzelf? Schaper neigt sterk naar het laatste idee. Hij sleept er onze spiegelneuronen bij. Overigens doet Schaper niet goed uit de doeken hoe dat dan precies in ons brein zou werken. Daarvoor moet u het boek Het spiegelende brein van Marco Iacoboni lezen.
Toch laat Schaper wel zien hoe dat bij leiders in hun werk zou kunnen gaan. De leider in spé spiegelt zichzelf aan andere grootheden met een overweldigende intensiteit. Wat bij de meeste jongetjes beperkt blijft tot dagdromen, maken deze illustere figuren waar. De gevolgen zijn soms dramatisch. Denk aan leiders als Hitler, Stalin, Mao, Pol Pot en, meer recent, Saddam Hoessein.
Er is nog een overeenkomst tussen leiders. Bijna alle leiders, niet alleen de kwade genieën, gebruiken hun volgers als een soort werktuigen. Leiders zijn meedogenloos. Schaper illustreert op een grappige wijze de opkomst, het hoogtepunt en daarna de neergang van leiders. Want vroeg of laat gaat het mis met hun leiderschap. Soms is het grootheidswaanzin die de val van de leider inleidt, en in andere gevallen, zoals bij Churchill, hebben de volgers genoeg van de leider. Ik houd het voorlopig op volgende de definitie, ingegeven door Gyuri Vergouw in zijn boek Oranje wereldkampioen: een leider is iemand die voldoende volgers weet te verzamelen. Want leiders kunnen niet leiden zonder een kudde makke schapen. Dat leiders in essentie ook volgers zijn maakt Schaper op een kleurrijke en ietwat rommelige wijze duidelijk.