In het Amsterdam van de negentiende eeuw speelt zich het verhaal af van deze founding father van het bierconcern. Zelf woonde ik al met al 25 jaar in Amsterdam, eerst als student, later als journalist. Nooit heb ik ergens zo lang gewoond en nergens ken ik de weg zo goed.
Jarenlang was het Centraal Station voor mij de toegangspoort tot Amsterdam. En hoe vaak fietste ik niet door het Vondelpark of ging ik daar op zondagmiddag een luchtje scheppen? In het Concertgebouw en in Carré heb ik menig concert bijgewoond. Ook in het Rijksmuseum kwam ik dikwijls. In het Amstel Hotel bezocht ik in de jaren tachtig de persconferenties over hun financiële jaarverslagen die beursgenoteerde ondernemingen daar toen gaven. Geef me een fiets en ik rijd van het ene Amsterdamse ‘baken’ naar het andere. Voor mijn gevoel zijn ze er altijd al geweest. Het Noordzeekanaal kende ik zelfs al als kleuter. Wanneer wij vroeger vanuit Twente naar mijn oma in Krommenie gingen, moesten wij dat grote kanaal met de pont bij de Hembrug oversteken. Dat was voor mij net zo logisch als dat twee plus twee vier is.
Als iemand mij had gevraagd of ik dacht dat deze voor mij zo vanzelfsprekende herkenningspunten er echt altijd al geweest waren, had ik natuurlijk nee gezegd. Maar tegelijk had ik geen flauw benul van het tijdsgewricht waarin deze oude iconen nog uiterst moderne projecten waren. Maar sinds ik het levensverhaal van Gerard Heineken (1841-1893) heb gelezen, heb ik dat beeld wel.
Van der Zijl schetst hoe erbarmelijk Nederland en Amsterdam er aan toe waren toen Heineken werd geboren. Armoedig, stinkend en ten opzichte van de omringende landen uiterst onontwikkeld. Elders reden er al volop stoomtreinen, terwijl Nederland nog het land van de trekschuit was. Omdat het zo lang op de handel als voornaamste inkomstenbron had kunnen vertrouwen, was de nijverheid er nauwelijks ontwikkeld en van enige noemenswaardige industrialisatie was al helemaal geen sprake.
‘Oude families’ brandden hun vingers allang niet meer aan investeringen in eigen land. ‘Nieuwkomers’ als Heineken, wérkende kooplieden en fabrikanten, deden dat wel. Met een aandelenpakket van ruim tienduizend gulden behoorde Heineken tot de grotere geldschieters van het in 1876 geopende Noordzeekanaal. Ook het Amstel Hotel kon, met zes aandelen van elk duizend gulden op zijn naam, op flinke steun van hem rekenen. Zelfs aan het Vondelpark betaalde hij ruimhartig mee.
Behalve durfkapitalist, was hij een vooruitstrevende ondernemer. Toen hij als jonge vent in 1863 een tamelijk vervallen brouwerij kocht, trokken vooral de uit Engeland overgewaaide stoommachine en andere nieuwe technologieën in deze bedrijfstak hem aan. Toen er koelsystemen op basis van verdamping van ammoniak op de markt kwamen, liet hij die als een van de eersten installeren zodat de brouwerij voor zijn koeling geen (uit Noorwegen geïmporteerd) ijs meer nodig had.
Ook probeerde Heineken de hegemonie van de oude families binnen het Amsterdamse gemeentebestuur te doorbreken. Dat deed hij samen met onder andere de Joodse bankier en filantroop A.C. Wertheim en diens vriend en geestverwant dr. Samuel Sarphati, de initiatiefnemer van het Amstel Hotel en het helaas door brand al weer lang geleden verwoeste Paleis voor de Volksvlijt.
Na de Gouden Eeuw was Amsterdam afgezakt tot een vieze stinkpoel. Door het verhaal over de eerste Heineken begrijp ik nu hoe die stad anderhalve eeuw geleden terugkeerde op het wereldtoneel. Dat maakt Gerard Heineken op zich al heel interessant. Maar zijn biografie gaat ook over technische én sociale innovatie. Voor wie daar meer over wil weten is Gerard Heineken een absolute aanrader.
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.