Om de achtergrond te begrijpen van waaruit hij zijn boek heeft geschreven, is het belangrijk te weten dat Derkse als oblaat is verbonden met de benedictijnse Sint Willibrordsabdij in Doetinchem. Een oblaat is iemand die een formele band aangaat met een bepaalde abdij en op afstand zoveel mogelijk meedoet met het monastieke leven van die kloostergemeenschap.
De populariteit van 'Een levensregel voor beginners' vertaalt zich onder meer in het grote aantal lezingen, workshops en retraites dat Derkse verzorgt. Onder andere in samenwerking met de werkgeversorganisatie VNO-NCW. In totaal bijna 250, zo heeft hij geturfd. ‘Maar nu neem ik op aanraden van de abdis thuis wat deze lezingen betreft een sabbatical van een halfjaar. Zoveel lezingen zijn niet goed voor de psychische hygiëne. Het is bovendien niet gepast te praten over benedictijns time managent en zelf elke avond te laat thuis te komen van een lezing.’
'Een levensregel voor beginners' is geïnspireerd op een bijna vijftienhonderd jaar geleden door Benedictus (die van 480 tot 547 leefde) gestichte katholieke kloosterorde. Toch komt het woord God er nauwelijks in voor. Derkse: ‘Omdat de naam God niet valt, hoef je hem ook niet op te rapen. Zelf sta ik achter de christelijke inhoud van de Regel van Benedictus. Toch heb ik de koppeling daarmee bewust achterwege gelaten. Ik hoop dat het op deze manier voor iedereen herkenbaar is dat hier iets van waarde wordt gezegd. Het gaat om spiritualiteit. Dat is voor mij synoniem met het vermogen in ieder mens om te groeien.’
In zijn boek geeft Derkse aan hoe elementen uit de benedictijnse spiritualiteit en de daarmee verbonden levensstijl ook buiten de kloostermuren vruchtbaar kunnen zijn en bijdragen aan de versterking van de kwaliteit van samenleven en samenwerken. Derkse: ‘Het aantrekkelijke is dat de benedictijnse spiritualiteit zich richt op wat ons hier en nu, op dit moment te doen staat. Ze is niet gericht op verre en hoge idealen, alleen te bereiken door spirituele grootmeesters.’
De brede belangstelling voor zijn boek, ook vanuit managementkringen, is er volgens Derkse waarschijnlijk aan te danken dat het beschrijft hoe samenwerking eigenlijk zou moeten zijn. Derkse: ‘Ook is het een reactie op actuele trends binnen het management. Daarin is doorgaans weinig tijd voor reflectie. Mensen praten elkaar maar na. De ene hype volgt de andere op. Deze Regel die al vijftienhonderd jaar oud is en die tegelijk zo ordenend en flexibel is dat nog steeds 45-duizend kloosterlingen er naar leven, is meer dan de zoveelste hype.’
Bij zijn trainingen voor managers gaat het, zo zegt Derkse, om drie elementen. ‘Leiderschap, human resource management en tijdmanagement’. Leiderschap is in de visie van Derkse een spirituele aangelegenheid. Immers, als het goed is stimuleert de ene geest de andere tot groei. Derkse: ‘Daarvoor is het onderhoud van de eigen ziel heel belangrijk. Echter, in de praktijk zie je vaak dat mensen hun eigen ziel verwaarlozen zodra ze in een leidinggevende positie komen.’
Het is de ervaring van Derkse dat leiders, wanneer ze wél floreren, vrijwel altijd een modus hebben gevonden om hun ziel te onderhouden. De een koestert een bepaalde kunstvorm. De ander mediteert elke dag een halfuur. Nummer drie zorgt voor zijn bijen. Een vierde tuiniert. ‘Al naar gelang wat bij iemand past. Zo vertelde Piet Hein Donner me onlangs - een beetje, maar niet helemaal als een grapje - dat zijn meditatietijd, sinds hij minister van Justitie was, verdubbeld was. Hij mediteert altijd op de fiets. Sinds hij minister is, moet hij zich aan alle verkeersregels houden.’
Een ander element van leiderschap is het beraad van de broeders. Over de minst belangrijke dingen beslist de abt alleen. Voor iets belangrijkere zaken raadpleegt hij een aantal broeders. Over de belangrijkste aangelegenheden consulteert hij de hele gemeenschap. Derkse: ‘In de hedendaagse managementpraktijk gaat dat meestal anders. Daar mag iedereen meepraten over zaken als het al dan niet aanschaffen van Max Havelaar koffie in de kantine. Maar over wezenlijke zaken als bijvoorbeeld beursgang of fusie wordt slechts een heel kleine groep geconsulteerd.’
Wat je in de praktijk evenmin vaak ziet zijn leiders die goed kunnen luisteren. Vaak horen leiders zichzelf het liefst praten. Benedictus vond het echter belangrijk voor de bloei van de kloosterorde dat de abt goed kan luisteren. Derkse: ‘Over het beraad van de broeders heeft Benedictus niet geschreven dat de abt zegt waar het heen moet. Nee, de abt vertelt waar het beraad over gaat. Daar moet hij goed over nadenken en dat niet aan een onderknuppel overlaten. Vervolgens dient hij goed te luisteren naar de raad van de broeders. Daarna besluit hij te doen wat hij het meest nuttig oordeelt en dat het meest bijdraagt aan het floreren van de organisatie. Niet wat het ego van de abt het meest oppoetst.’ Volgens Derkse is dat luisteren in de praktijk vaak knap lastig. Zo maakt hij het als directeur van het Soeterbeeck Programma soms mee dat medewerkers juist een dirigistisch leiderschap verwachten. Toch probeert hij zoveel mogelijk te luisteren naar wat zijn medewerkers vinden.
Derkses broer, die schoolleider is in Baarle-Nassau en eveneens oblaat van de Sint Willibrordsabdij, probeert het benedictijnse management ook zoveel mogelijk in de praktijk te brengen. Bijvoorbeeld door de dag te beginnen met koffie en thee te schenken voor het lerarencorps. Derkse: ‘En dan luistert hij altijd goed. Om kleine bronnen van ongenoegen te beluisteren voordat het grote ergernissen worden. Maar ook om kleine verlangens op te vangen.’ Volgens Benedictus moet de abt vooral luisteren naar de jongste monniken. Derkse preciseert: ‘Naar de jongsten van geest. De mensen met de meest frisse blik. Tot hij overleed was dat op de Sint Willibrordsabdij broeder Harry, een beeldend kunstenaar die altijd een nieuwsgierig oog had. Hij was in jaren weliswaar de oudste, maar zijn geest had de frisheid van een veertienjarige behouden.’
Veel leiders leiden een geïsoleerd leven. Hun positie wordt met eenzaamheid geassocieerd. Derkse: ‘Iedereen die verantwoordelijkheid draagt zou een vriendenkring moeten cultiveren. Het is goed om geregeld in een 'zone zonder gevaar' te verkeren, waarin je niet op je woorden hoeft te passen, waarin je ontspannen samen bent met mensen die niet op enigerlei wijze in een hiërarchische relatie tot je staan.’
In zijn boek schrijft hij: ‘Een bisschop, een captain of industry, een minister of welke 'abt' dan ook, heeft behoefte aan een kleine vriendengroep die bijvoorbeeld maandelijks met een fles wijn onder de arm bij elkaar komt en met de voeten op tafel over alles kan praten en lachen. In zo'n situatie kan de bisschop zonder risico zijn zorgen en onzekerheden op tafel leggen, en zijn vrienden kunnen eerlijk en goedgemutst de bisschop corrigeren wanneer die weer eens ongenuanceerde en onbesuisde uitspraken in de pers heeft gedaan. Want ook de abt heeft behoefte aan de correctio fraterna, de broederlijke correctie.’
Voor wie 'Een levensregel voor beginners' niet heeft gelezen, behoeven 'beginners' toelichting. Deze geeft Derkse in zijn boek, als hij schrijft dat hij zich dikwijls realiseert hoe groot de afstand kan zijn tussen het ideaal van Benedictus' Regel en hetgeen hij daar in het leven alledag van terechtbrengt. Derkse: ‘Met dat het een regel voor beginners is, bedoelt Benedictus dat je na lezing ervan en voldoende oefening niet wordt bevorderd naar een volgend niveau, waarvoor hij dan een regel voor gevorderden in de aanbieding heeft. Integendeel: er is alleen deze regel voor beginners. We blijven beginners op onze pelgrimsweg naar een betere kwaliteit van leven.
‘Zoals een oude abt eens zei toen hem door een journalist werd gevraagd waar ruim een halve eeuw benedictijns leven in de kern op neerkwam: 'Vallen en weer opstaan. Vallen en weer opstaan.' En buiten het klooster is het niet anders. Bij Benedictus is er maar één niveau: het beginnerniveau, en is er slechts een langzaam tempo: dat van dag naar dag, waarin we oefenen in piece-meal spiritueel verbetermanagement.’ Derkse merkt op dat anderen dat teleurstellend mogen vinden. Zelf vindt hij het een hoopvolle en geruststellende gedachte dat benedictijns leven niet is bedoeld voor 'spirituele krachtpatsers'.
Dezelfde milde toon tref je ook bij het benedictijns time management. Er is een klok die de dagindeling regelt en die gehoorzaamd moet worden. Derkse: ‘Een gehoorzaamheid die opvallend bevrijdend kan werken. Je werkt én effectiever én meer ontspannen.’ De essentie: een agenda die helemaal gevuld is, terwijl je het nooit druk hebt. Vier vaardigheden zijn daarvoor nodig. De kunst van het beginnen. De kunst van het ophouden. De kunst van de juiste houding tussen het beginnen en het ophouden. De kunst respectvol rekening te houden met de 'seizoenen' van de dag.
Over 'beginnen' zegt Derkse: ‘Er moet een zo klein mogelijke afstand bestaan tussen appèl en respons. Het klokje voor het gebed luidt, en je legt je werk neer.
Dat dit zo belangrijk is, hangt ongetwijfeld samen met Benedictus' (en onze) ervaring dat werkelijk beginnen moeilijk is.’
'Ophouden' kent twee elementen. In chronologische zin en in psychologische. Derkse: ‘Vooral wanneer je extra verantwoordelijkheid draagt en er vele taken op je bordje liggen is er de begrijpelijke neiging geen rust te nemen en maar door te werken. Dat lijkt verantwoordelijk, maar dat is het niet. Te lang doorgaan is bijna synoniem met fouten maken. Bovendien neem je niet de momenten van rust en ontspanning die nodig zijn om fris en levendig te blijven.’
In psychologische zin is 'ophouden' helemaal lastig. Toch is het de moeite waard deze gezonde gewoonte aan te kweken. Derkse: ‘Malen is driedubbel zund. In de eerste plaats kun je geen invloed meer uitoefenen op wat is gebeurd. Ten tweede is mokkend en morrend herkauwen slecht voor de ziel. Ten derde sta je niet open voor wat de omgeving je te vertellen heeft, waardoor je op adem zou kunnen komen.’
Over de 'ontspannen waardigheid tussen beginnen en ophouden', zegt Derkse: ‘Niet zelden wordt de aandacht flink in beslag genomen door zaken die daarbuiten liggen. We zijn aan het herkauwen of maken ons alvast zorgen over wat er aan staat te komen. Je bent én nog niet echt begonnen én al aan het ophouden.’
Ook dat is driedubbel zund. Derkse: ‘Het verleden is geweest. Wat nog moet komen heeft later aandacht nodig - en krijgt het op deze manier overigens ook niet. En: de taak die voor ons ligt krijgt niet de volle aandacht. Deze houding vreet energie en veroorzaakt een weglekken van kwaliteit. Benedictijns is dat je in zekere zin onbekommerd bent over het afkrijgen van de taak die voorhanden ligt.’
Dat je dit niet van de ene dag in de andere in de vingers hebt, weet Benedictus. Derkse: ‘Goede gewoonten moeten worden geoefend. De stapjes naar een beter omgaan met de tijd zullen realistisch moeten zijn. Je moet als een goede abt voor jezelf zijn: geen eisen aan jezelf stellen waar je aan onderdoor zou gaan, en aan de andere kant de lat wel zó hoog leggen dat er dagelijks iets te reiken overblijft.’
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.