In een wereld waarin alles op losse schroeven lijkt te staan is het soms moeilijk om door de bomen nog het bos te zien. Gelukkig heeft New York Times-columnist Thomas Friedman zich de afgelopen jaren geprofileerd als de ultieme 'uitlegjournalist' die complexe ontwikkelingen met doeltreffende metaforen in eenvoudige spreektaal weet te duiden. In Thank you for being late verklaart hij de tumultueuze tijdsgeest uit een 'supernova' van drie elkaar versterkende wereldkrachten: technologie, globalisering en klimaatverandering. Deze explosie leidt tot verwarrende ontwikkelingen die elkaar sneller opvolgen dan ons natuurlijke aanpassingsvermogen ze kan bijhouden. Geen wonder dat veel mensen het hoofd verliezen en terug willen grijpen naar goede oude tijden die nooit meer zullen terugkeren.
Het boek komt te laat om te reageren op de schokkende uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, die Friedman 's anderendaags in een talkshow bestempelde als 'een morele elf september die we onszelf hebben aangedaan'.
Desondanks blijft Friedman de optimist die hij zich al jaren betoont. Zelfs een verscheurd land als Amerika kent gemeenschappen waarin mensen van allerlei pluimage samen blijven zoeken naar win-win oplossingen. Daarnaast verlopen niet alle ontwikkelingen even stormachtig. Als de wet van Moore, die stelt dat de capaciteit van computerchips pakweg elke twee jaar verdubbelt, bijvoorbeeld van toepassing zou zijn op de auto-industrie, dan zou de Volkswagen Kever uit 1971 nog maar vier cent kosten, een topsnelheid hebben van 300.000 kilometer per uur, en een leven lang meegaan op één benzinetank.
Zo bezien kan alles nog op zijn pootjes terecht komen, al zullen we voor onbepaalde tijd bereid moeten zijn om te 'dansen in het oog van een orkaan'.
Het succesverhaal van Steve Jobs is zo geromantiseerd dat veel mensen niet beseffen dat zijn carrière ook heel anders had kunnen aflopen. Halverwege de jaren negentig was de medeoprichter van Apple door zijn eigen raad van bestuur ontslagen, bleek zijn tweede computerbedrijf NeXT een flop, en verloor Pixar, de animatiestudio die hij overgenomen van Star Wars-ontwikkelaar George Lucas ondanks een persoonlijke investering van vijftig miljoen dollar nog steeds bakken met geld.
Deze 'wildernis-jaren' hadden er makkelijk toe kunnen leiden dat Jobs als niet meer dan een voetnoot in de IT-geschiedenis was geëindigd. Dat hij zich desondanks zou ontpoppen tot een van de meest iconische ondernemers aller tijden is voor een belangrijk deel te danken aan Lawrence Levy. In To Pixar and beyond beschrijft de Silicon Valley-advocaat hoe Jobs hem in 1995 vanuit het niets belde met het verzoek of hij financieel directeur zou willen worden van Pixar. De studio was verstrikt in een wurgcontract met distributeur Disney, maar legde op dat moment de laatste hand aan de film Toy Story, en leek in ieder geval in creatief opzicht een gouden toekomst voor de boeg te hebben. Het was met hulp van Levy dat Pixar het succes van Toy Story kon inzetten om het juk van Disney af te schudden en een nieuwe deal uit te onderhandelen. Levy trof daarnaast de maatregelen om van Pixar een publiek bedrijf te maken. Na de vernedering bij Apple was Jobs was zo gebrand op erkenning dat hij de beursgang 'een belang van bijna Bijbelse proporties' toekende, aldus Levy. De beslissing maakte Jobs in één klap multimiljardair en gaf hem twee jaar later het vertrouwen om zijn troon bij Apple weer op te eisen. Naar verluidt stapte Jobs direct na de beursgang uit Pixars bestuurskamer om Oracle-oprichter Larry Ellison te bellen. ‘Larry,’ zei hij tegen zijn oude vriend, ‘ik heb het gemaakt.’
Dat geld voor werknemers zelden de grootste drijfveer is wisten we al sinds Daniel Pinks bestseller Drive. Natuurlijk is een fatsoenlijk salaris een absolute voorwaarde, maar intrinsieke prikkels als autonomie en zingeving zijn minstens zo belangrijk. In het nieuwe boek Payoff van Duke University-wetenschapper Dan Ariely blijkt dat financiële beloningen zelfs averechts kunnen uitpakken. Ariely, die dankzij een reeks bestsellers is uitgegroeid tot een van Amerika's bekendste gedragseconomen, beschrijft hoe een Intel-fabriek zijn mensen tot grotere prestaties probeerde aan te sporen. Een deel van de werknemers kreeg een cash bonus van 25 euro in het voorzicht gesteld, een tweede groep een complimentje van de baas en een derde groep een waardebon voor een gratis pizza. De controlegroep werd niets beloofd.
De groep die op een geldbonus kon rekenen vertoonde in de eerste week weliswaar een productiviteitsstijging van 4,9 procent, maar presteerde in de daaropvolgende week juist 6,5 procent slechter dan de controlegroep. De mensen die een complimentje mochten ontvangen bleken daarentegen het meest gedreven: hun output ging de eerste week met 6,7 procent omhoog en bleef ook in de week daarop hoger dan die van de controlegroep. De pizzagroep deed daar met een toename van 6,6 procent nauwelijks voor onder, en was volgens Ariely waarschijnlijk nog gemotiveerder geweest als ze hun beloning thuis bezorgd hadden gekregen. ‘Op deze manier zouden we ze niet alleen een geschenk hebben gegeven, maar hadden we ze ook nog eens tot held gemaakt in de ogen van hun familie.’
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.