Ik heb de lockdown in 2020 deels gebruikt om al het kwantitatieve onderzoek naar de resultaten van coaching eens op een rijtje te zetten. Na een veelheid aan bronnen en literatuurverwijzingen te hebben uitgeplozen, kwam ik uit op 160 originele onderzoeken naar de resultaten van coaching, waarvan 35 gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken (randomized controlled trials, RCT's). Ik heb samengevat wat deze onderzoeken ons vertellen over de effectiviteit van coaching, over de ‘werkzame bestanddelen' die leiden tot die effectiviteit, en over de aard van de aantoonbare resultaten van coaching. Dit artikel is een korte samenvatting van wat ik heb geleerd op deze ontdekkingstocht.
We weten dat statistisch onderzoek belangrijk is: het biedt ons de enige ‘algemene' kennis over coaching. Elk significant patroon dat we vinden in kwantitatief onderzoek, hoe klein ook, is van voorspellende waarde en vormt daarmee een betrouwbare indicatie die ons richting biedt bij het maken van nieuwe afspraken voor coachingtrajecten en het voeren van de sessies. De inzichten uit het kwantitatief onderzoek kunnen cliënten en andere belanghebbenden helpen om te bepalen of zij willen investeren in coaching, en zo ja, in wat voor soort coaching.
Wat ik het afgelopen jaar heb opgestoken over coaching kan worden samengevat in de volgende vijf hoofdthema's:
- steeds meer bewijs dat coaching werkt;
- dat het zeer verschillende doelen dient;
- dat elk aantal sessies voldoende kan zijn om het te bereiken;
- dat de coachingrelatie verder onderzoek verdient;
- dat de jongste coaches de beste zijn.
In deze samenvatting licht ik mijn bevindingen voor thema 1 en 5 toe, op hoofdlijnen.
Thema 1: er komt steeds meer bewijs dat coaching werkt
Het onderzoek waar we inmiddels over kunnen beschikken, bewijst naar mijn mening dat coaching een effectieve interventie is. Bij Ashridge hebben we een meta-analyse uitgevoerd van 34 van de eerder genoemde 35 gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken die inmiddels beschikbaar zijn, waaronder zeven zeer recente onderzoeken (De Haan & Nilsson, 2021). Deze analyse liet voor al die onderzoeken bij elkaar een effect van 0,62 zien, met een voorspellingsinterval vrijwel geheel boven de nul. Dat betekent dat we met 95 procent zekerheid kunnen zeggen dat coaching een tastbaar effect zal voortbrengen ten opzichte van een controlegroep waar de coaching-interventie niet heeft plaatsgevonden, maar waarvoor verder precies dezelfde omstandigheden gelden als voor de interventiegroep. (Een effect hoger dan 0,5 is substantieel.)
Dit is belangrijke informatie, en ze volstaat ook om coaching te gaan beschouwen als een zinvolle investering. Het maakt duidelijk dat coaching waarschijnlijk echte, tastbare verandering oplevert. Het enige probleem met deze stevige conclusie is dat ze vooral is gebaseerd op de scores die coachees zichzelf geven. Daarbij moet dan wel meteen weer worden aangetekend dat een vergelijkbare mate van effect is geconstateerd in de paar onderzoeken waarin de resultaten werden afgemeten aan meer objectieve maatstaven, zoals resultaten op het werk of 360-gradenscores. De mate van effect van therapie is groter (volgens een recente schatting 0,73; Cuijpers et al., 2020), maar het voorspellingsinterval voor therapie is iets lager, zodat de spreiding van de effecten groter is.
Thema 5: enig bewijs dat de jongste coaches de beste zijn
In mijn inventarisatie stuitte ik ook op een recent artikel van George et al. (2020), een retrospectieve kijk op de vraag welke externe coaches van Indiase verloskundigen vroedvrouwen het effectiefst waren geweest. Er werden demografische gegevens verzameld voor tien coaches, en bij 1052 bevallingen werd geobserveerd in hoeverre de vroedvrouwen zich bij hun begeleiding van de bevalling hielden aan een checklist van kwaliteitscriteria. Er werd een zeer significant (p < 0,0001) omgekeerd evenredig verband vastgesteld tussen de leeftijd van de coach en de mate waarin de verpleegkundigen zich hielden aan de checklist. Het lijkt er dus op, althans in die speciale context, dat jongere coaches doeltreffender zijn dan oudere. De effectiviteit van de coach lijkt omgekeerd evenredig te zijn met zowel de leeftijd als het aantal jaren ervaring van de coach. De auteurs vermoeden dat jonge en relatief onervaren coaches zich minder directief opstellen tegenover de coachees, en dat dit de bereidheid om te luisteren naar de coaches vergroot.
Tot mijn plezier gaf de literatuur allerlei nieuwe bevindingen te zien, en die lijken elkaar ook echt te versterken. Ik hoop dat ik je heb kunnen meenemen op deze spannende reis door de nieuwste inzichten uit het onderzoek naar executive coaching en helpende gesprekken in het algemeen. Ikzelf kan in ieder geval niet wachten om kennis te nemen van de vele nieuwe kwantitatieve onderzoeken naar de resultaten van coaching die waarschijnlijk ook dit jaar weer naar buiten zullen komen.
Over Erik de Haan
Erik de Haan is van oorsprong fysicus en deed al psychofysisch onderzoek voor zijn PhD in 1994. Erik de Haan leidt het Ashridge Centre for Coaching aan de Hult International Business School in het Verenigd Koninkrijk en is tevens hoogleraar Organisatieontwikkeling aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.