Ik vind dat ik vrij goed kan inparkeren. In mijn hoofd hanteer ik altijd een paar regels die me helpen om mijn auto netjes – of het nou voor- of achteruit is – in de kleinste plekjes te wurmen. De eerste is: ‘altijd denken vanuit de achterwielen’.
Slechte inparkeerders denken voor de richting van de auto vanuit hun voorwielen. Dat werkt niet. En de tweede is: ‘als het lijkt alsof het net niet kan, kan het net wel’. Deze is natuurlijk een beetje paradoxaal, en heeft ook wel eens een kleine schade opgeleverd, maar meestal werkt hij vrij goed.
We kennen onnoemelijk veel vuistregels. Dingen die we toepassen omdat we denken dat het werkt, maar we weten het niet helemaal zeker. Ingewijd worden in een bepaalde wereld, of het nou die van schaak (verdedig altijd het centrum van het bord), voetbal (houd het veld breed) of het bakken van een taart is (blijf doorkloppen totdat je de garde rechtop in de room kunt laten staan), houdt vaak in dat we de vuistregels leren die daar gelden. Heel vaak zijn dat geen analytisch onderbouwde regels, maar ze werken in de praktijk.
Nu zijn er situaties waarin je eigenlijk niks anders dan dit soort regels hebt. Dat zijn de ‘complexe’ situaties. Ik gebruik deze term hier niet alsof het synoniem is met ‘ingewikkeld’, maar aan te geven dat sommige omstandigheden zo veel variabelen en afhankelijkheden hebben dat ze fundamenteel onvoorspelbaar zijn. Dat geldt natuurlijk niet voor inparkeren, maar het geldt wel voor de tactiek op het voetbalveld. En het geldt zeker voor management of leiderschap. De manager moet zijn werk doen in het ‘complex adaptive system’ dat het bedrijf is.
Dat betekent dat een manager over het algemeen weinig heeft aan grand theories. Hij zal in de praktijk moeten reageren op de eisen die zijn bedrijfsomgeving stelt, en daarin kan hij gebruik maken van denkmodelletjes, heuristics, en de herkenning van patronen, maar altijd met een beperkte geldigheid.
Dus de manager die verder wil komen, moet verbreden, niet verdiepen. Hij heeft een breder pallet aan ideeen en vuistregels nodig. Het omgekeerde is ook waar beschrijft 81 ideeen in de vorm van wetenschappelijke wetten. Van In 700 woorden per denker, krijg je niet alleen een algemene indruk van hun werk, maar vooral een houvast aan een bepaald principe, dat vaak een verrassend inzicht geeft. Die ideeen kunnen gaan over systems thinking, statistiek, economie of filosofie. De denkers die aan bod komen zijn bekend en minder bekend, van Alexander de Grote tot Schroedinger , Wright, Little, Pareto, Shannon, Forrester, Donella Meadows, Merton en Grice en natuurlijk mijn favorieten: Turing en Wittgenstein.
Het heeft me zo’n 40 jaar zoeken en lezen gekost om de ideeen uit dit boek bij elkaar te brengen. Voordeel daarbij is, dat ik niet bepaald gefocust te werk ben gegaan. Dat past bij mijn achtergrond als man van 12 ambachten. Filosoof, strategieadviseur, ondernemer in de energietransitie, schoolbestuurder, toezichthouder, columnist, filmfinancier en strandtenthouder. Geen wetenschapper, maar een allesvreter. Met misschien een lichte voorkeur voor literatuur, analytische filosofie en wiskunde, maar mijn interesse is breed, en ik probeer alles eenvoudig te maken, maar nooit simpel . Dus als ik het kan begrijpen, kunt u het ook.
Over Ebel Kemeling
Ebel Kemeling studeerde Wijsbegeerte (RU Leiden) en bedrijfskunde (Insead) en werkte lang als adviseur en investeerder, vooral in de energietransitie. Hij is nog bij verschillende bedrijven in deze sector actief, als bestuurder en (meestal) als aandeelhouder. Hij woont in Amsterdam, met zijn vrouw en twee zoons, van 10 en 12 jaar.