Een leider in een commerciële organisatie moet ook een ecologisch leider zijn; vandaar dat we ieder aspect van onze business analyseren in termen van de invloed die het heeft op het milieu en vandaar dat we al het noodzakelijke doen om zowel in woorden als daden het voortouw te nemen op dit terrein.'
Mooi, zo'n uitspraak. Maar hij is afkomstig van de baas van McDonald's, een onderneming die in Zuid-Amerika en elders grootschalige verwoestingen heeft aangericht in het regenwoud, die symbool is geworden van de Amerikaanse wegwerpcultuur en die ongezond en slecht voedsel op massale schaal verkoopt. Hoe geloofwaardig is zo'n uitspraak? De auteurs van dit boek merken weliswaar op dat McDonald's het niet altijd makkelijk heeft gehad met het waarmaken van hoge ethische verwachtingen, maar aan de geloofwaardigheid van de uitspraak wordt nergens getornd. Ethiek als strategisch instrument Dat is een belangrijk probleem van 'Corporate Citizenship'. Het doel ervan, leggen de auteurs in het voorwoord uit, is organisaties te helpen op weg naar volledig 'corporate citizenship'. Wat we onder dit concept moeten verstaan, wordt nergens helemaal duidelijk. Kennelijk gaat het erom dat auteurs organisaties inzake ethische aangelegenheden niet alleen laten leiden door de wet of door verplichtingen aan de aandeelhouders dat is een zeer minimale variant van corporate citizenship maar dat men ethiek daadwerkelijk een plaats geeft in de strategie van de organisatie. Pas dan kunnen we spreken van 'responsible corporate citizenship'. De auteurs van 'Corporate Citizenship' zijn de zeer 'moderne' mening toegedaan dat ethiek en winst samen kunnen gaan. Ethiek kan dus strategisch zijn, een inzicht dat het citaat waarmee ik deze bespreking begon toch wel in een bepaald daglicht plaatst. Discussie rondom citizenship De discussie rondom citizenship is in de academische wereld al sedert een jaar of tien bijzonder hevig. Deze discussie kan, zoals de socioloog Brian Turner ooit heeft opgemerkt, niet los gezien worden van een wens om 'het goede leven te realiseren op basis van universele sociale participatie, ongeacht kleur, geloof, klasse, leeftijd of geslacht.' Meestal gaat die discussie heel nadrukkelijk over de wijze waarop het individu zich moet verhouden tot de organisatie waar hij werkt. Die verhouding zou dan een afspiegeling moeten zijn van de verhouding tussen individuele burger en de staat. Dat betekent dat de discussie rondom citizenship niet los kan worden gezien van bepaalde emancipatoire effecten. De medewerker van de organisatie moet inspraak hebben, moet kunnen meedenken over de visie, moet het recht hebben nee te zeggen tegen bepaalde initiatieven, etcetera. Uiteindelijk kunnen we dat als vrije burgers in de samenleving ook. Cynici hebben opgemerkt dat alle pogingen om dergelijke emancipatoire effecten te bewerkstelligen in het bedrijfsleven empowerment, lerende organisaties en coaching zijn slechts enkele voorbeelden slechts geleid hebben tot meer knechtschap. Het pluralisme dat voor democratie onontkoombaar is, is immers niet een eenvoudige manier van organiseren. Mensen de vrije keus geven is vanuit beheersmatig perspectief niet altijd even wenselijk. Dit boek wijkt af van de gebruikelijke discussies over citizenship in die zin dat het de organisatie zelf ziet als individueel participant in het maatschappelijke debat over goed en kwaad. Eén van de vooronderstellingen van dit boek is dus dat organisaties handelen, spreken en denken alsof ze individuen zijn. Daarmee wordt dus een pluralistische kijk op de organisatie opgegeven. Als lezer tref je dan ook geen verbluffende teksten over emancipatie van medewerkers aan. Democratie in organisaties, toch een issue waarvan je denkt dat het prominent aanwezig is in een boek met de titel 'Corporate Citizenship', komt nauwelijks aan de orde. Ethiek voorbehouden aan de top? Het boek lijkt daarom vooral geschreven te zijn voor topfunctionarissen. En daar ligt een ander belangrijk bezwaar dat ik heb tegen dit type boeken. Het recht om je met ethische kwesties bezig te houden wordt vooral bij topmensen gelegd. Ethiek blijft daardoor hangen in de directiekamers. Zoiets moet de nieuwe baas van Schiphol, meneer Cerfontaine, ook voor ogen hebben gehad toen hij bij één van zijn eerste presentaties zei dat in de directiekamer de visie ontwikkeld wordt en dat de rest van de organisatie 'dienstbaar moet zijn aan de klant'. De helderheid is in ieder geval bewonderenswaardig, maar de ellende is dat de 'rest van de organisatie' vaak niet goed weet wat het aan moet met de morele schijngevechten in de top. Er zijn nu eenmaal geen onwrikbare principes die in de top van de organisatie kunnen worden vastgesteld en die als leidraad kunnen dienen in het ondoorzichtige alledaagse leven van medewerkers. Het is heel mooi om ethisch verantwoord zaken te doen en dat ook in de missie te laten vastleggen, maar wat nu als je wel genadeloos wordt afgerekend op financieel resultaat? Waardeloos boek Ik vind dit dus een waardeloos boek. Ik geloof zelfs dat de bedoelingen niet eens goed zijn. Dit boek bespreekt ethiek niet zoals het is, maar zoals het zou moeten zijn. Bovendien maakt het ethiek tot een speeltje van topfunctionarissen in plaats van dat het enige hulp biedt aan mensen die in het alledaagse leven moeten omgaan met de morele ambivalentie die mede veroorzaakt wordt door het ethische gegoochel van de top. Daarnaast zit het boek ook nog eens conceptueel rommelig in elkaar: De gedachte dat organisaties gezien kunnen worden als individuen is net zo dubieus als de gedachte dat dit boek, zoals de auteurs beweren, over postmoderne strategie gaat. Wat het laatste betreft, nergens wordt pluralisme of vrijheid van keuze, zorgen die we toch met name ook met het postmodernisme associëren, benadrukt. Hopeloos fragmentarisch Het enige waarlijk postmoderne aan dit boek is dat het hopeloos fragmentarisch is. Zelden staat er een helder betoog in; het boek wordt ontsierd door talloze, vaak veel te lange lijstjes waarin opsommingen gegeven worden van allerlei zaken die kennelijk interessant zijn om te weten; er staan ook talloze kleine verhalen in over de morele beslommeringen van bedrijven als Shell, McDonald's en vele, vele andere, maar nergens zijn de verhalen voldoende gedetailleerd om te overtuigen. Meestal zijn het niet meer dan twintig, hooguit dertig regels waarin uitgelegd wordt hoe organisaties, dat wil zeggen hun topfunctionarissen, bezig zijn met 'corporate citizenship'. Dit leidt tot een oppervlakkigheid die me na verloop van tijd zeer ging tegen staan. Je leest over allerlei soorten organisaties zonder dat je ook maar ergens het gevoel hebt er iets meer over te weten te komen. Maar goed, het boek is volgens de auteurs ook niet bedoeld als leesboek, maar als naslagwerk. Het zal daarom ook wel een bestseller worden. Boeken die je niet hoeft te lezen maar waar je af en toe wat in bladert, worden tegenwoordig al snel bestsellers. Ook dat is een postmoderne waarheid waar de auteurs zich kennelijk wat van hebben aangetrokken.
Over Rene ten Bos
René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en honorary professor aan de Universiteit van St Andrews in Schotland. Hij is voornamelijk geïnteresseerd in kritische management theorieën en heeft gepubliceerd over verschillende onderwerpen, zoals organisatie-ethiek, strategisch management en genderstudies.