Niets gaat meer vanzelfsprekend goed en het kost steeds meer moeite om iets voor elkaar te krijgen. Bureaucratie, regels, procedures, modellen en systemen domineren de organisaties in ons land en de mens is verdreven naar het tweede plan. Onderweg zijn we iets kwijtgeraakt dat ertoe doet en er is sprake van vervreemding. Wat dat precies is, laat zich niet gemakkelijk beschrijven, maar Wim van Dinten en Imelda Schouten noemen het betekenis. Zij laten in ‘Voorbij het vanzelfsprekende’ zien dat het zichtbaar wordt als we van betekenis uitgaan en geven daar woorden aan. De dominante vorm van betekenisgeving in deze tijd is dat we uitgaan van onszelf.
Van Dinten en Schouten noemen dat zelfreferentiële betekenisgeving. Het is een van de vier vormen die ze onderscheiden. Zien we alles in oorzakelijke of mechanistische verbanden dan is sprake van rationele betekenisgeving. Is de betekenis die de ander jou geeft voor jou leidend dan wordt sociale betekenisgeving zichtbaar. En zijn we in wisselwerking met wat om ons heen gebeurt en kan ontstaan wat uit die wisselwerking voortkomt, dan noemen zij dat evolutionaire betekenisgeving. De evoluties van die vier vormen kregen ieder een eigen hoofdstuk en zijn voorzien van sprekende voorbeelden. We beschikken over alle vier vormen van betekenisgeving, maar ontwikkelen in de loop van ons leven daarin een eigen mix. Die werkt als vooringenomenheid, een gekleurde bril waarmee we de wereld in kijken, oordelen en keuzes maken. Die persoonlijke combinatie van betekenisgeving is onze eigen oriëntatie. Ze is robuust, maakt het leven makkelijk, maar zit soms stevig in de weg, vooral als je wordt uitgenodigd anders naar zaken te kijken of te gaan doen. ADHD blijkt vooral een maatschappelijk probleem te zijn dat voortvloeit uit een eigentijdse overgang op een andere dominante oriëntatie in de samenleving. Zichtbaar wordt hoe behandeling vanuit betekenisgeving een therapeutisch effect heeft. Er komt ook langs hoe meegaan met de oriëntatie van economen en centrale bankiers op de Rabobank heeft uitgewerkt. De invloed van De Nederlandsche Bank wordt zichtbaar en hoe catastrofaal die invloed is geweest voor die bank. Het slothoofdstuk gaat voorbij het vanzelfsprekende. Dan wordt vervreemding pas echt duidelijk, omdat het gekoppeld wordt aan verschijnselen van deze tijd. Hoe politici politiek bedrijven en daarbij een schat aan betekenis verloren laten gaan. Van Dinten en Schouten laten zien dat de westerse landen op een route liggen naar slavernij en hoe we in de westerse mix van zelfreferentiële-rationele betekenisgeving paradoxale oplossingen najagen, zoals bij de milieuproblematiek het geval is. Hoe verschil in culturen wordt uitgedrukt in betekenisgeving en hoe dat leidt tot spanning in internationale politieke verhoudingen. ‘Voorbij het vanzelfsprekende’ is eigenlijk geen managementboek, maar het biedt bedrijfskunde, economie en bestuurskunde een leest waarop die vormen van kijken en handelen geschoeid zouden moeten worden. Elke manager en bestuurder, politicus en journalist zou er dan ook goed aan doen het boek te lezen. ‘Voorbij het vanzelfsprekende’ is een prachtboek. Het is veel toegankelijker geschreven dan de voorgaande twee boeken en bevat opnieuw vele sprekende voorbeelden. Het is duidelijk te merken dat het gedachtegoed van de auteurs nog steeds rijpt. Het boek verdient een breed lezerspubliek, maar de omvang kan voor velen een hindernis vormen. Ruim 500 pagina’s met rijke informatie maken het een waardevol bezit. Deze rijkdom had echter wel verpakt mogen worden in een mooie gebonden editie.
Over Nico Jong
Nico Jong is senior adviseur bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.