Bedrijfskunde is voer voor generalisten. Een bedrijfskundige wordt namelijk geacht van letterlijk alle markten thuis te zijn: bedrijfseconomie, bedrijfspsychologie, bedrijfssociologie, technologie, marketing en sales, organisatiekunde, communicatie, en recht. ‘Bedrijfskunde is interdisciplinair,’ schrijven Thuis en Stuive ergens, maar dat doet, hoe waar ook, amper recht aan de veelomvattendheid van het takenpakket dat een bedrijfskundige tot zijn verantwoordelijkheid mag rekenen. Overigens zul je in maar weinig personeelsdossiers de functiebenaming als zodanig tegenkomen. Bedrijfskundigen heten bijvoorbeeld ‘controller’, ‘kwaliteitsmanager’, of ‘beleidsmedewerker’. Wat ze met elkaar gemeen hebben, is het perspectief van waaruit zij geacht worden problemen te bekijken: de organisatie als geheel in relatie tot de omgeving waarin deze opereert.
Wie een studieboek over bedrijfskunde schrijft, kan dus eigenlijk moeilijk anders dan een integrale benadering kiezen en op een bepaalde manier hebben de voorgangers van Thuis en Stuive dat ook gedaan. Alle hiervoor genoemde ‘markten’ komen in al die boeken meer of minder uitgebreid aan bod. Maar de insteek verschilt per boek. Waar de ene auteur ervoor kiest een overzicht te geven van de meest actuele inzichten op de diverse deelgebieden, nemen anderen de besturingsvraagstukken waarmee een manager te maken krijgt, als uitgangspunt. Thuis en Stuive richten zich op de bedrijfskundige in spé, kortom: de hbo-student dus die nauwelijks meer dan een globaal idee heeft van de wereld waarin hij ooit terecht hoopt te komen. Dat heeft geleid tot een uitermate functionele driedeling: in deel l beschrijven zij wat een bedrijf is, in deel 2 hoe een bedrijf werkt, en in het derde deel ten slotte hoe een bedrijfskundige werkt. Die opzet maakt het mogelijk alle onderwerpen te behandelen die in ieder bedrijfskundeboek behandeld moeten worden: het verkennen van de bedrijfsomgeving, strategisch management, bedrijfsprocessen besturen en organiseren en gedrag in organisaties.
Vrijwel tegelijk met dit boek verscheen bij Noordhoff ook een afzonderlijke uitgave van deel l onder de titel Wat is een bedrijf? Het is een eenmansproductie van Rienk Stuive dat vooral bedoeld lijkt te zijn als inleiding voor het bredere publiek van economiestudenten in het algemeen. De lof die dit boekje geldt, geldt evenzeer voor Bedrijfskunde Integraal: het ziet er gelikt uit en nodigt onmiskenbaar uit tot bladeren, lezen en uiteindelijk leren. Maar helaas schiet het juist in dat opzicht wat tekort. Een goed boek schrijven is allereerst een kwestie van een goed concept bedenken, maar voor een goed studieboek moet je ook goede verwerkingsopdrachten kunnen maken en daarin zijn deze auteurs in mijn ogen niet helemaal geslaagd. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting, een lijst met kernbegrippen, kennisvragen en een toepassingsvraagstuk. In die laatste categorie ben ik altijd het meest geïnteresseerd, want daar kun je laten zien dat je studenten serieus neemt. Dat doe je in mijn optiek niet door bij een artikel uit de Volkskrant over een nieuwe koers van easyJet vragen te stellen als ‘Welk type hoofdvorm van strategie kiest easyJet?’, of ‘Noem de elementen op de strategische klok van Johnson & Scholes. Welke vind je het meest van toepassing op easyJet? Beredeneer dit.’ Niet omdat die vragen niet relevant zijn maar omdat het niveau van deze vragen te laag is. Maar al met al kun je ‘Bedrijfskunde Integraal’ een boeiend initiatief noemen, vooral door de verrassende invalshoek die de auteurs gekozen hebben.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.