De productiekosten van dit kuurtje zijn…..100 euro. Dit heet monopolie prijsstelling en wordt mogelijk gemaakt door een beroerd (voor de patiënten althans) patenten-systeem.
Hoe het patentensysteem begon als een prima methode om innovatie aan te jagen door kennisdeling en nu verworden is tot een ’parasitaire ecologie’ die innovatie juist blokkeert (en mensenlevens kost zou ik zeggen) is één van de onderwerpen die aan bod komen in het boek De waarde van alles van Mariana Mazzucato, hoogleraar en ‘thoughtleader’ op het gebied van economische innovatie. Het boek gaat diep in op economische theorieën, identificeert de huidige excessen zoals het voorbeeld hierboven, en laat ons het kapitalisme omdenken. Het is logisch opgebouwd, goed geschreven en heeft een fijne balans tussen theorie en aansprekende voorbeelden.
Het boek begint met een overzicht van de verschillende opeenvolgende visies van economen op groei, productiviteit en waarde: in hoofdstuk 1 de 17de eeuwse denkers, in hoofdstuk 2 die van de 19de eeuw. Klinkt misschien saai, maar is dat zeker niet. Het legt een stevige fundering voor het betoog over de evolutie van het waardebegrip. Ze onderscheidt waarde toevoegen en waarde onttrekken, en dit verschil is dan nog helder en logisch. In hoofdstuk 3 komen de Nationale Rekeningen aan de orde, een kwantitatieve beschrijving van het economisch proces van een land. Mazzucato gaat hier met name in op productie (‘output’) en hoe alles waarin gehandeld kan worden en ‘beprijsd’ is, nu meetelt als waarde toevoegend en onderdeel is van het bbp.
Grappig zijn de voorbeelden van productieve activiteiten en hoe dit per land kan verschillen. In Nederland is prostitutie legaal, wordt er belasting over betaald en telt dus mee voor het bbp. In de UK niet. Ideetje? Vervuiling die door de overheid tegen betaling wordt opgeruimd levert waarde op die bij het bbp wordt geteld. Als de vervuiler het zelf betaalt, zijn het kosten en valt het buiten het bbp. (Hetzelfde geldt natuurlijk voor het voorkomen van vervuiling, dat doet ook niets voor het bbp). De econoom Kuznet stelde dat de vervuiling op zich als een negatieve service moest worden gezien en van het bbp moest worden afgetrokken, maar dat ‘werd niet nuttig geacht’.
Daarna gaat ze in de hoofdstukken 4 en 5 in op de groei van de financiële sector. Werd die eerst nog gezien als onproductief, want alleen faciliterend om het ene product om te zetten in een ander product, tegenwoordig betalen we (stevig) voor deze dienst, is hij dus beprijsd en daarmee productief en waarde toevoegend. Sterker nog, de sector evolueerde ook van puur dienstverlenend naar producerend, waarin creatieve producten als derivaten tussen financiële instellingen onderling worden verhandeld. En hoe meer er gehandeld wordt, hoe groter het bbp. Maar voegt het waarde toe? Natuurlijk wordt ook de financiële crisis van 2008 en later niet vergeten. Een intelligent betoog waarbij je regelmatig je wenkbrauwen fronst.
Interessant in deze hoofdstukken zijn ook de statistieken die Mazzucato laat zien: in tegenstelling tot vrijwel alle andere sectoren, betekent in de financiële sector steeds grotere bedrijven niet steeds lagere kosten. De kostenratio (te betalen beheerskosten gedeeld door beheerde activa) is tussen 1951 en 2015 zelfs verdubbeld. Waarom? Omdat er steeds meer fondsen in de portfolio’s kwamen om de klanten steeds meer keus te geven. Maar ook omdat er steeds meer gehandeld wordt: portfolio-turnover ging van 30% naar 140%, het aantal verhandelde aandelen van 2 miljoen per dag naar 8 miljard per dag. Aandelenhandel levert per saldo niets op: tegenover elke winst bij een verkoper staat verlies voor een koper, en vice versa. Wat voegt het toe?
In hoofdstuk 6 is MSV, maximizing shareholder value, aan de beurt. De perceptie was dat alle andere stakeholders, zoals werknemers, klanten en leveranciers, beloningen (geld en goederen) ontvingen zonder enig risico te lopen, en dat de aandeelhouders alle risico’s liepen. Er werd naar meer balans gezocht en dus moest dat risico beter beloond worden. Daar is men een beetje in doorgeschoten: kortetermijnwinst voor de aandeelhouders gaat nu boven langetermijnvoordeel voor het bedrijf. Dat is niet zo goed voor de economie. In hoofdstuk 7 gaat ze verder over de relatie risico nemen versus voordeel ontvangen, met als leidraad innovatie: risicovoller investeren kan bijna niet. Echter, het risico wordt vaak genomen door de overheid, in de vorm van start-up leningen, subsidies en investeringen in wetenschappelijk onderzoek, waarna venture capital en andere investeerders instappen en er met de buit vandoor gaan. En ook nog eens alle innovatie in patenten vastleggen zodat niemand anders er iets mee kan. Hier begint haar passie door te klinken: de overheid moet óók voordeel hebben van haar werk! Ze slaagt erin om in hoofdstuk 8 de overheid, of eigenlijk de hele publieke sector, bijna menselijk over te laten komen: hard werken, het beste willen voor iedereen, er nooit voor beloond worden. Sterker nog, weggezet worden als saai, bureaucratisch en onproductief. Aggossie, dacht ik toen ik dit las. Die arme overheid, opboksend tegen de schurk: bbp.
Hoofdstuk 9 ten slotte is gewijd aan: ‘hoe dan wel?’. De kern van haar betoog daar is terug naar het oorspronkelijke waardebegrip: wat voegt nu echt wat toe? Onderwijs is gratis, en daarmee onproductief en dus waardeloos. Derivatenhandel is beprijsd en daarmee waardevol. Is dat hoe we de economie willen zien? Mazzucato stelt dat door het opnieuw definiëren van waardecreatie, we effectievere programma’s kunnen maken voor verandering, groene groei kunnen bewerkstelligen en ongelijkheid kunnen aanpakken. De waarde van alles is prima boek voor iedereen die geïnteresseerd is in de economie (en die raakt ons allemaal, dus…)
Elly Stroo Cloeck is specialist op het gebied van GRC en Internal Audit. Daarnaast schrijft ze samenvattingen en recensies van managementboeken.
Over Elly Stroo Cloeck
Elly Stroo Cloeck is project- en interim-manager op het gebied van Finance, Internal Audit en Risk Management. Daarnaast schrijft ze recensies en samenvattingen van managementboeken.