Schrijfhulp

Voorwoord
Ten geleide
Inleiding: adviezen voor een goede tekst

Thema 1 Tekstopbouw
1.1 Een goed begin
1.2 Inleiding – kern – slot
1.3 Alinea’s en witregels
1.3.1 Witregels
1.3.2 Alinea-indeling
1.3.3 Alineaopbouw
1.4 Signaalwoorden
1.5 Titel, kopjes en koppenhiërarchie
1.5.1 Titel en tussenkopjes
1.5.2 Koppenhiërarchie
1.6 Tekst en beeld (schema’s, tabellen, grafieken, foto’s)
1.7 APA-richtlijnen
1.8 Literatuurlijst samenstellen

Thema 2 Formuleren
2.1 Zinsbouw
2.1.1 Lange en onoverzichtelijke zinnen
2.1.2 Vermijd breedsprakigheid
2.1.3 Komma’s en voegwoorden
2.1.4 Woorden op de verkeerde plaats
2.1.5 Een zinsdeel naar voren schuiven
2.1.6 Onvolledige zinnen
2.1.7 Breng variatie aan in de zinsbouw
2.2 Banaliteiten
2.3 Contaminaties
2.4 Kies het juiste woord
2.4.1 Als of dan?
2.4.2 Blijkbaar of schijnbaar?
2.4.3 Destijds of indertijd?
2.4.4 Doordat of omdat?
2.4.5 Je kan of je kunt?
2.4.6 U hebt of u heeft?
2.4.7 Vele of velen?
2.4.8 Heel of hele?
2.5 Leenwoorden en barbarismen
2.6 Omsluitingen
2.6.1 Te veel afstand tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord
2.6.2 Te veel afstand tussen onderwerp en persoonsvorm
2.7 Ontkenningen
2.7.1 Dubbele ontkenning
2.7.2 Iets bevestigen door het te ontkennen
2.7.3 Wanbegrip door meer dan één ontkenning
2.8 Samentrekkingen
2.8.1 Fout tegen de woordbetekenis
2.8.2 Fout tegen de grammaticale functie
2.8.3 Fout tegen de plaats
2.8.4 Fout tegen de rangorde
2.9 Symmetrie
2.9.1 Enkelvoud en meervoud
2.9.2 Incongruentie
2.9.3 Tegenwoordige en verleden tijd
2.9.4 Persoonlijke voornaamwoorden
2.9.5 Opsommingen
2.10 Verwijzingen naar andere woorden
2.10.1 Onhandige verwijzingen
2.10.2 Beknopte bijzin
2.10.3 Dat of wat?
2.10.4 Hen of hun?
2.10.5 Verwijzing naar mannen en vrouwen
2.10.6 Verwijzing naar personen
2.10.7 Woordgeslacht
2.10.8 Hij/zij
2.10.9 Verwijzing naar de titel van een tekst
2.11 Voorzetselfouten
2.11.1 Tevreden met/over
2.11.2 Zich verheugen op/in
2.11.3 (In)huren
2.12 Woorden aan elkaar of los?
2.12.1 Betekenisverschil
2.12.2 Andere kwesties
2.13 Woorden afbreken

Thema 3 Stijl
3.1 Ambtelijk taalgebruik
3.2 Beeldspraak
3.3 Bedrijvende en lijdende vorm
3.4 Clichés
3.5 E-mails
3.6 Versterking
3.7 Herhaling van woorden
3.8 Inversie
3.9 Jargon
3.10 Lege woorden
3.11 Men
3.12 Modewoorden
3.13 Opsommingen
3.14 Stijlfiguren
3.14.1 Alliteratie
3.14.2 Climax en anticlimax
3.14.3 Eufemisme
3.14.4 Hyperbool
3.14.5 Paradox
3.14.6 Parallellisme
3.14.7 Pleonasme
3.14.8 Pointe/uitsmijter
3.14.9 Retorische vraag
3.14.10 Tautologie
3.14.11 Understatement en litotes
3.15 Stoplappen
3.16 Voorzetseluitdrukkingen
3.17 Woordspeling

Thema 4 Spelling(s)kwesties
4.1 Spellingherziening 2005
4.2 Afkortingen
4.3 Euro
4.4 Getallen
4.5 Hoofdletters
4.6 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden
4.6.1 -s of -’s
4.6.2 -iën of -ieën
4.6.3 Verdubbeling van de slotmedeklinker
4.6.4 Vreemde woorden
4.7 Naamvalsvormen
4.7.1 Staande uitdrukkingen
4.8 De tussenletter in samenstellingen
4.8.1 De tussenletter n in samenstellingen
4.8.2 De tussenletter s in samenstellingen
4.9 Verkleinwoorden
4.10 Spellingcontrole op de computer

Thema 5 Werkwoordspelling
5.1 Grammatica
5.1.1 Persoonsvorm
5.1.2 Onbepaalde wijs
5.1.3 Voltooid deelwoord
5.1.4 Onvoltooid deelwoord
5.1.5 Onderwerp
5.1.6 Zelfstandig naamwoord
5.1.7 Bijvoeglijk naamwoord
5.1.8 Getal, persoon en tijd
5.1.9 Stam van een werkwoord
5.2 Spelling van de werkwoorden
5.2.1 Spelling van de persoonsvorm
5.2.2 Spelling van het voltooid deelwoor
5.2.3 Spelling van het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord
5.2.4 Spelling van het onvoltooid deelwoord
5.3 Engelse werkwoorden in het Nederlands

Thema 6 Leestekens
6.1 Aanhalingstekens
6.2 Apostrof
6.3 Aanhalingstekens in citaten
6.4 Dubbele punt
6.5 Gedachtestreepjes
6.6 Haakjes
6.7 Klemtoontekens, uitspraaktekens en accenttekens
6.8 Komma
6.9 Koppelteken
6.10 Punt
6.11 Puntkomma
6.12 Titels
6.13 Trema
6.14 Uitroepteken
6.15 Vraagteken
6.16 Weglatingsteken

Thema 7 Nuttige informatie op het internet

Register
Over de auteurs