Het boek 'Erasmus en het poldermodel' zou hij tien jaar geleden niet hebben geschreven, zegt Herman Pleij. Toen sprak iedereen bewonderend over het stabiele en welvarende Nederland en zijn op consensus gerichte poldermodel. Anno 2005 wordt het poldermodel verguisd en krijgt het de schuld van alles wat er mis is. Meer historisch besef kan geen kwaad, meent Pleij. Wie de vaderlandse geschiedenis kent, weet dat het poldermodel al minstens zo oud is als Erasmus (die van ±1467 tot 1536 leefde) én dat het Nederland per saldo al eeuwen veel goeds heeft gebracht.
Dutch Disease
Tien jaar geleden stond Nederland hoog op elke ranglijst van meest concurrerende economieën en/of het aantrekkelijkste vestigingsklimaat. Over een vermeende Dutch Disease van de jaren '80 (aardgasbaten gebruiken voor uitkeringen aan niet-werkenden) klaagde niemand meer. Allerwegen kreeg Nederland pluimen op zijn hoed vanwege zijn uiterst succesvolle, op consensus gerichte poldermodel.
Najaar 1996 begon het pas goed. Toen buitelden gezaghebbende bladen als The Economist, The Financial Times en Le Monde over elkaar heen om het Nederlandse economische succes te bejubelen. In 1997 werd de toenmalige premier Wim Kok, bij toeval in Denver aanwezig op de top van belangrijkste industrielanden, door de Amerikaanse president Clinton gevraagd hoe Nederland zo keurig de orde in zijn economie had weten te herstellen. Tegelijk werd Gerrit Zalm, toen ook al minister van Financiën, door de ene Europese regeringsleider na de andere onder complimenten bedolven. Een sluier van optimisme hing over Nederland. Het land verkeerde in een roes. In een paar jaar tijd is dat helemaal veranderd. Er hangt in Nederland weer de vertrouwde sfeer van 'weg met ons'.
Hoe kijkt Herman Pleij, hoogleraar historische Nederlandse letterkunde en vermaard essayist, terug op de recente geschiedenis? Pleij: "De term "poldermodel" is begin jaren '90 bedacht door een Duitse journalist. Dat was in de tijd dat de rest van de wereld met grote afgunst keek naar dit zeer welvarende, stabiele, harmonieuze land met weinig arbeidsconflicten. We gingen een beetje besmuikt om met zoveel internationale lof, maar in het geheim waren we best trots."
Scheldwoord
Echter van de jubel van tien jaar geleden is niets meer over. Pleij: "Volstrekt het tegengestelde is het geval. Poldermodel is een scheldwoord geworden. Polderen staat voor weerzinwekkend gedrag. Het poldermodel krijgt de schuld van alles wat fout is en niet lukt in dit land. Niet alleen wij denken negatief over onszelf, ook de rest van de wereld heeft geen hoge dunk meer van Nederland. Maar het is niet terecht het zogeheten poldermodel in een kwaad daglicht te stellen, nu het even wat minder gaat in Nederland. Dan bekijk je de zaken wel op een heel korte termijn."
Tien jaar geleden zou hij Erasmus en het poldermodel niet hebben geschreven, zegt Pleij. Er was geen aanleiding voor. Wel pleitte hij toen al voor meer historisch besef in Nederland. Pleij: "Begrijp me goed, het gaat me er niet om dat je trots op je verleden moet zijn. Net als de meeste Nederlanders houd ik niet van nationalisme en word ik er altijd wat lacherig van wanneer ik Amerikanen of Fransen met de hand op hun hart het volkslied zie zingen. Die Nederlandse houding vind ik prima. Maar je moet het kind niet met het badwater weggooien."
"Daarmee bedoel ik dat je als gemeenschap wel achterom moet kijken om te zien hoe deze samenleving zich heeft ontwikkeld. Hoe komt het bijvoorbeeld dat wij zo gedemocratiseerd zijn? Waarom hechten wij zo aan "doe maar gewoon" en "heb maar geen verbeelding"? Waarom bedrijven wij politiek met wel twintig verschillende partijen? Inmiddels is de historische belangstelling gegroeid, maar helaas gaat die gepaard met negatieve gedachten."
Het belangrijkste punt dat Pleij in zijn boek 'Erasmus en het poldermodel' maakt, is dat hetgeen 'poldermodel' is gaan heten wel een rake schets is, maar dat het veel verder teruggaat dan de jaren '80 of de kabinetten van Kok. Het is een verschijnsel dat inherent is aan onze samenleving, vanaf de vroege Middeleeuwen tot nu.
Ruzie maken
Pleij: "Waarbij ik dat poldermodel als een wat completere metafoor wil opvatten. Want nu heeft men het altijd alleen maar over deel twee van het poldermodel, namelijk het vinden van een compromis - waar wij inderdaad zeer bedreven in zijn. Maar men slaat deel één over: de enorme training die wij hebben in het maken van ruzie met elkaar. Mijn ergernis ligt bij de naïeve opvatting van het poldermodel, namelijk dat we een volk zouden zijn dat voortdurend geen mening heeft en altijd naar het midden kruipt. Ben je gek, het is precies andersom. Als er één samenleving in Europa is, waarin ontzettend veel mensen over ontzettend veel dingen meningen hebben, dan is het Nederland wel. Dit land sterft juist van de meningen én van de mensen die dit luidruchtig naar buiten brengen. Kijk ook naar de recente geschiedenis. De moord op Van Gogh. Dan zie je dat mensen niet alleen slappe standpunten uiten, maar juist ook extreme. Dat is niet nieuw. Dat was ook al zo in de zeventiende eeuw of in de late Middeleeuwen."
Het poldermodel is dus een eigenzinnige combinatie van het conflictmodel en consensusbereidheid. Eerst extreme standpunten uiten en vervolgens uitkomen bij een gematigd compromis. Dat is volgens Pleij de gebruikelijke manier om in Nederland besluiten te nemen. Zo gaat dat overal: vanaf het kabinet tot en met het kleinste kantoortje. "Eerst trekt iedereen zijn bek open. Dat lucht enorm op. Vervolgens kijkt men elkaar eens aan en dringt het besef door dat we met elkaar verder moeten, want wij besturen collegiaal in dit land. En dan is er het wonder van het poldermodel: we schikken in, er wordt water bij de wijn gedaan en dan komt er een besluit. Daarin kan iedereen zich vinden, maar vervolgens ís het van niemand. Want zo'n besluit volgt nooit één mening en kan in de praktijk daarom heel snel worden herzien. Bij een werkbare en goede oplossing, is dat geen probleem. Maar als er problemen ontstaan, is er niemand verantwoordelijk."
Ruzie rond prepensioen
Hij roept de commotie in herinnering die ontstond rond het afschaffen van het prepensioen in het najaar van 2004. Toen deed het kabinet eerst een voorstel waarvan het zelf ook wel wist dat het onhaalbaar was (in één klap de hele VUT-uitkering tot iemands 65ste belasten). Vervolgens nam de vakbond een extreem standpunt in en organiseerde een grote demonstratie op het Museumplein. Zo ontstond er een patstelling. De vakbonden kondigden een hete herfst aan. Hun acties zouden het hele land wekenlang moeten platleggen. Maar in de praktijk reden de treinen één dag niet en omdat die staking al lang van tevoren was aangekondigd, hadden alle reizigers hun maatregelen al genomen en werden alleen een paar zielige Japanse toeristen er door overvallen.
"Op dat moment heeft iedereen zich laten horen. Dan is het tijd om aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Die zogenaamde 'achterkamertjespolitiek' wordt weliswaar verketterd, maar wees blij dat het zo gaat. Want anders gebeurt er nooit wat. In het geval van de prepensioenen lag er binnen tien dagen een compromis op tafel. Wonderbaarlijk snel. In het buitenland duren arbeidsconflicten vaak weken, omdat partijen niet met elkaar rond de tafel willen gaan zitten. Bij ons is het: je eerst kunnen uiten en daarna met iets heel pragmatisch komen."
"Dat is gegroeid in onze nederzettingengeschiedenis, onze burgerlijke stadscultuur. Wij hebben nooit leiders gehad. We hebben geen koningen, keizers, bisschoppen of kardinalen nodig. Wij regelen onze zaken zelf. Dat is de essentie van onze samenleving," aldus Pleij.
Hij verwijst naar de wonderlijke uitkomsten van onderzoekingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). "De enquêtes presenteren steevast eerst een enorm gekanker op alles wat het kabinet doet en welke ellende daarvan zal komen. Maar als er vervolgens gevraagd wordt naar het persoonlijk welbevinden, antwoordt meer dan 80 procent dat men tevreden tot zeer tevreden is."
Voldoende speelruimte
De verklaring voor deze gespletenheid? Pleij: "Nederlanders willen voldoende speelruimte om hun leven naar eigen goeddunken in te richten. Als ze gemeente, provincie of rijk nodig hebben, dan roepen zíj die wel. Maar omdat die overheden zich ongevraagd met hen bemoeien, gaan de Nederlanders zo tekeer."
Het opmerkelijke vermogen van werkgevers en werknemers om compromissen te sluiten komt evenmin uit de lucht vallen. Pleij: "Nergens was de gildenstructuur zo hecht als hier. Een gilde is een gemeenschap waarbij alle betrokkenen, van het kleinste knechtje tot de grootste baas, in één verband samenwerkten. Het gilde manifesteerde zich tegenover andere gilden en behartigde daarbij tegelijkertijd de belangen van bazen en knechten. Maar het regelde ook de ziektekosten of een uitkering wanneer een lid niet meer kon werken. Op die traditie bouwt onze verzorgingsstaat voort."
Nou is het heus niet allemaal botertje tot de boom met het poldermodel. Dat ziet Pleij ook wel. "Er zijn ook negatieve factoren. Je moet voor alles een tol betalen en soms wordt die tol te hoog." Maar hij wijst erop dat eigentijdse problemen vaak niet nieuw zijn en/of hun wortels hebben in een eeuwenoude traditie.
Neem de gebrekkige integratie van gastarbeiders uit Marokko en Turkije. Deels is die te wijten aan het feit dat zij - ook al waren ze uitgewerkt - bleven hangen vanwege de royale voorzieningen van de verzorgingsstaat. Deels is die terug te voeren op de in Nederland al eeuwen bestaande gewetensvrijheid.
Gewetensvrijheid
Pleij: "Wat wij nu heel logisch vinden, namelijk dat je mag denken wat je wilt, was in de zestiende eeuw heel revolutionair. Dat is het erfgoed van Erasmus. Willem van Oranje neemt dat van Erasmus over. Kort gezegd wil hij niet meer dat mensen op de pijnbank worden gelegd om hen de autoriteiten onwelgevallige denkbeelden te ontfutselen. Uiteindelijk is deze gewetensvrijheid doorvertaald naar ons zuilensysteem. Dat systeem verzekerde elke denominatie van zijn eigen scholen. Dat was zo verankerd in ons bewustzijn, dat iedereen vond dat ook de zogeheten "nieuwkomers" het recht hadden op eigen scholen en op onderwijs in de eigen taal. Zoals we nu allemaal weten, is dat helemaal verkeerd uitgepakt. Destijds hoorde je daar niemand over. Alleen VVD-leider Frits Bolkenstein was zo dapper dat hij het aan de kaak stelde. Later deed iemand als Pim Fortuyn dat ook. En nu vinden we allemaal dat we met deze manier van doen een dienst hebben bewezen."
Gebrek aan flinkheid als gevolg van een te ver doorgeschoten verzorgingsstaat (ook bij de autochtone bevolking) is in wezen ook niet nieuw. Pleij ziet overeenkomsten met de 'lamlendige achttiende eeuw'. Die volgde op de Gouden Eeuw. De zeventiende eeuw was verbazingwekkend. Pleij: "Niet alleen vanwege de enorme rijkdom van het land. Maar ook omdat katholiek en protestant hier vreedzaam samenleefden, terwijl ze elders in Europa elkaar allemaal de strot afbeten. Daar zie je weer de tolerantie, het vermogen om compromissen te sluiten."
Achterover leunen
De rijkdom van de Gouden Eeuw haalde de scherpte uit de handelslui. "Men ging achterover leunen, investeerde zijn geld niet meer en leefde alleen nog van de rente, waarmee hun mooie buitens langs de Vecht werden onderhouden." Pleij ziet overeenkomsten met het Kabinet Kok II, dat na een aantal gouden jaren weinig meer deed dan ruziën over de besteding van meevallers.
Dat er daarnaast in het rijke Nederland grote ontevredenheid is, komt ook door de mediawereld waarin we tegenwoordig leven. "In de Middeleeuwen zag je op zijn hoogste drie keer in je leven een koning en kon je je aan zijn rijkdom vergapen. Het was een koning, een klasse apart. Dus was hem zijn weelde van harte gegund. Maar nu zie je dagelijks op de televisie dat net zulke gewone mensen als jij opeens heel rijk worden. Dan heb ik nog niet eens over managers. Maar over jongens die toevallig goed kunnen voetballen, iemand die de Postcodeloterij wint of als eerste uit de bus komt bij Idols. Ze worden Bekende Nederlander. Maar dat zijn wel mensen met wie je je, anders dan met koningen of adellijke lieden, wél kunt vergelijken. Bij hen vergeleken voel je je opeens een schlemiel. Op die relatieve onvrede heeft Pim Fortuyn heel slim ingespeeld. En zijn boodschap was dat het niet aan jou ligt dat jij achtergesteld wordt, maar aan Den Haag. Dat laatste is weer typisch Nederlands. Vooral wanneer je jouw ongenoegen daarover niet onder stoelen of banken steekt."
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.
Deze website maakt gebruik van verschillende soorten cookies.
Sommige cookies worden geplaatst door diensten van derden die op onze pagina's worden weergegeven.
Om deze externe content te kunnen tonen is nodig dat u toestemming geeft voor het zetten van persoonlijke en marketingcookies.
U kunt uw toestemming op elk moment wijzigen of intrekken.
In onze cookieverklaring vindt u meer informatie.