Een econoom die beweert dat het niet alleen om het geld gaat. Bestaat zo’n econoom? Jazeker. Zo’n econoom is de echte econoom! Een gesprek met Arnold Heertje, emeritus hoogleraar economie van de Universiteit van Amsterdam.
Arnold Heertje heeft een mooi en behartigenswaardig boek geschreven. Een maatschappijkritisch pamflet. De ondertitel leert dat het gaat ‘over schaarste en welvaart en over het geloof in leermeesters en lernen’. Waaraan je zou kunnen toevoegen dat ‘Echte economie’ een soort sandwich is, waarbij twee flinke sneden brood royaal met beleg zijn besmeerd.
Dat ‘beleg’ (opgediend in hoofdstuk 2 en 3) vormt de hoofdmoot van het boek en bestaat uit het belangrijke leerstuk van de welvaartstheorie. Dit leerstuk dreigt in de verdrukking te komen, nu ‘economie’ steeds vaker op één lijn wordt gesteld met ‘markt en geld’. De welvaartstheorie leert echter dat het anders zit. In de eerste plaats omdat ‘economie’ over de omgang met álle schaarse middelen gaat, ook als de waarde daarvan niet in geld kan worden uitgedrukt. En in de tweede plaats laat de welvaartstheorie zien dat het onzin is om te zeggen dat iets al dan niet ‘economisch verantwoord’ is. Want ‘de economie’ kan niets voorschrijven. Het moet beslissingen over schaarse middelen overlaten aan de politiek. Dit leerstuk van de welvaartstheorie is een erfenis van Heertjes leermeester Pieter Hennipman.
Over herinneringen aan Hennipman en andere belangrijke leermeesters van Heertje gaat het eerste hoofdstuk. Het afsluitende hoofdstuk is een lofzang op het leren ter wille van het leren, een ideaal dat Heertje afzet tegen de trieste praktijk van het onderwijs in Nederland. Niet voor niets heeft Heertje de welvaartstheorie ingeklemd tussen deze twee ‘boterhammen’ over leren. Want de verschraling van het onderwijs vloeit voor een belangrijk deel voort uit de gangbare neiging om elk maatschappelijk vraagstuk te vernauwen tot een financieel vraagstuk.
Zo werd in een recente studie het rendement van het onderwijs gelijk gesteld aan de procentuele loonstijging die mensen krijgen door één jaar extra onderwijs te volgen. Het Centraal Planbureau (CPB) onder Coen Teulings maakt de discussie nog smaller en stelt dat investeringen in onderwijs (en milieu) in feite nutteloos zijn, omdat het economisch rendement niet meetbaar is. Heertje gruwt van zo’n kortzichtige redenering.
Hij meent dat een maatschappij waarin alleen geld telt, zichzelf in de voet schiet. Een voorbeeld daarvan is de manier waarop tegenwoordig onderzoekssubsidies voor natuurkundeonderzoek worden verstrekt. ‘Er is alleen geld voor het ontwikkelen van nieuwe inzichten waarvan op voorhand vaststaat dat ze kunnen worden toegepast en dat ze geld opleveren. Dat is kortzichtig. Een overheid die ook fundamenteel onderzoek subsidieert, zorgt dat de vijver waaruit deze beloftevolle inzichten worden gehaald, niet opdroogt maar juist groter wordt.’
Minstens zo kwalijk vindt Heertje de financiële prikkels waarmee Den Haag onderwijsinstituten probeert aan te sturen. Prikkels die erop neerkomen dat scholen een hoger budget krijgen naarmate ze meer mensen met een diploma afleveren. ‘Uiteraard gaat dat ten koste van de kwaliteit en de integriteit. De economische theorie had feilloos kunnen voorspellen wat er nu gebeurt: docenten worden gevraagd de norm aan te passen om het gemiddelde cijfer in een klas op te krikken. Anders zakken er te veel leerlingen. ‘Dat kost ons een ton’, krijgen ze dan van de manager te horen.’
Deze managers behoren volgens Heertje tot de klasse van de beheerders die het tegenwoordig in Nederland voor het zeggen hebben. ‘Risicomijdende lieden die, met het oog op hun eigen positie, sturen op financiële criteria. Dat gaat ten koste van de kwaliteit, want ze hebben maar weinig benul van wat er achter die geldbedragen schuilgaat en wat er op de werkvloer gebeurt.’
Ook binnen het onderwijs zelf raakt de inhoud steeds meer op de achtergrond. Een voorbeeld. Heertje, nieuwsgierig als hij is, vroeg bij de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) naar de boekenlijst voor de lerarenopleiding scheikunde. De lijst telde acht boeken, waarvan zeven algemene boeken over didactiek. Over het enige benodigde scheikundeboek liet de school achteloos weten: ‘Een VWO-methode, niet te oud, niet te duur aan te schaffen bij de dump, bij de Slegte of via vrienden.’
Zoiets stemt Heertje triest. De man die met trots stelt dat levenslang leren de oudste uitvinding van het Jodendom is. De man die schrijft: ‘Leren is meer dan kennisnemen. Leren is vorsen, teksten omwoelen, vragen opwerpen, antwoorden ter discussie stellen, grenzen verkennen en verschuiven, het geschreven woord van de één tegenover dat van de ander plaatsen (...). Zonder leren is er geen zinvol leven.’
In het eerste hoofdstuk van ‘Echte economie’ vertelt hij hoe hij in zijn onderduiktijd, zonder school, tegen de verdrukking in leerde. Als jongetje van elf, dat drie jaar ondergedoken had gezeten en al die tijd geen contact met zijn familie had gehad, kwam hij in 1945 in de zesde klas van de lagere school. Bij meester Lingeman. ‘Ik realiseer me nu pas wat voor indrukwekkend figuur hij moet zijn geweest, dat hij me begreep en mij heeft kunnen opvangen. Dat jaar maakte ik elke avond schoolwerk met mijn vader. Het was een enorme inhaalslag. Ik geloof dat ik dat jaar het hardst van mijn hele leven heb gewerkt,’ zegt Heertje nu over de tijd dat hij heel hard moest leren om te slagen voor zijn toelatingsexamen voor de HBS.
En ofschoon Heertje aan nog meer leermeesters herinneringen ophaalt, is de hoofdrol weggelegd voor Hennipman. Niet voor niets. Diens lessen zijn behartigenswaardiger dan ooit, nu ‘economie’ geregeld wordt verward met ‘markt en geld’. Vooral bij zaken als milieu, natuurbehoud of het behoud van cultureel erfgoed is het niet alleen een semantische kwestie wanneer wordt gezegd dat iets ‘economisch niet verantwoord is’, terwijl men eigenlijk bedoelt dat iets ‘financieel onaantrekkelijk’ of ‘financieel onrendabel’ is. Wie alleen naar geld kijkt of in geld meetbare grootheden denkt, streept volgens Heertje zaken met een grote maatschappelijke betekenis uit de besluitvorming.
‘Geld is een communicatiemiddel’, zo stelt Heertje. ‘Geld roept de suggestie van objectiviteit op, maar versluiert de subjectiviteit. Een vrouw die in een winkel iets koopt en zegt dat een bepaald goed voor haar een bepaald bedrag waard is, ontloopt de noodzaak precies te vertellen wat haar in het artikel aantrekt. Omgekeerd geldt voor de verkoper dat deze het goed voor een bepaald bedrag wil afstaan, waardoor wordt voorbijgegaan aan de offers die worden gebracht om het te maken en te verkopen. Door het invoeren van het geld abstraheren wij meningen en inspanningen van allerlei subjectieve gevoelens, zodat we snel en efficiënt met elkaar kunnen converseren. Dankzij geld maken wij het ons in het economisch leven op het eerste gezicht gemakkelijker.’
‘Maar’, zo waarschuwt Heertje, ‘bij nader inzien plaatst de abstractie ons ook voor problemen. Economen die hun werkterrein bewust vernauwen tot de sfeer van de klinkende munt en het betalingsverkeer, spelen een valse partij, daar zij niet in geld waardeerbare zaken bij voorbaat ongewogen laten. Zij maken het voor zichzelf makkelijker, maar de maatschappij is genoopt aan hun uitspraken steeds minder betekenis te hechten.’
‘Wat moeten we met de welvaartseconomische benadering van het CPB van de geluidsnormen voor Schiphol waarin uitsluitend financiële aspecten worden opgenomen, zoals de prijzen van huizen? Wat is de waarde van zo’n onderzoek wanneer de omwonenden zelf vinden dat hun welvaart nadelig wordt beïnvloed door de geluidshinder van de luchthaven? In onze samenleving neemt de betekenis toe van behoeften die niet of alleen indirect in geld worden uitgedrukt. Een op de toekomst gerichte, echte econoom houdt daarmee rekening en herhaalt zijn frustrerende boodschap dat de middelen beperkt zijn.’
De echte econoom bestudeert de manier waarop mensen omgaan met álle schaarse middelen, ook met die waarvan de waarde toevallig niet één-twee-drie in geld kan worden uitgedrukt. Zoals natuurgebieden. ‘Het behoud van milieu en natuur brengt ons niet buiten de economie,’ stelt Heertje. ‘Milieu- en natuurbehoud worden geregeld afgedaan als zogenaamd ‘andere overwegingen’, maar ik stel dat ze integraal onderdeel moeten uitmaken van besluitvorming.’
Stel er wordt uiteindelijk besloten geen weg aan te leggen door het Naardermeer, omdat bij de afweging van het nut van enerzijds de verbinding tussen Almere en Schiphol en anderzijds het nut dat wordt ontleend aan het in stand houden van een belangrijk natuurgebied, burgers het laatste het zwaarst laten wegen. In zo’n geval kun je volgens Heertje niet zeggen dat de economie het heeft verloren van de ecologie. Je kunt alleen constateren dat de burgers als consument van oordeel zijn dat hun welvaart het meest wordt gediend door het behoud van een uniek stuk natuur.
‘In een arm land zouden we dit gesprek niet voeren,’ zegt Heertje. ‘Maar als een land een bepaald inkomensniveau heeft bereikt, gaan mensen op de kwaliteit van het bestaan letten. Met mijn jongste boek wil ik de samenleving het volgende voorhouden: ‘Jullie verknoeien dingen door alleen naar geld te kijken.’ Door achteloos met de natuur of ons cultureel erfgoed om te springen, verpesten we zaken niet alleen voor onszelf maar ook voor toekomstige generaties.’
Regelmatig reikt hij actiegroepen de theorie aan waarmee ze zich kunnen verzetten tegen eenzijdig financieel gemotiveerde plannen. De strekking van het advies: ‘U offert niet-reproduceerbare goederen op. Daar krijgt u spijt van, want we krijgen ze nooit meer terug.’
Tot zijn genoegen, maar niet tot zijn verbazing, worden veel aangevochten plannen door de Raad van State terug-gedraaid, omdat dit hoogste adviesorgaan ook andere dan puur financiële belangen laat wegen. ‘En kijk naar de EU-regels voor de luchtkwaliteit. Dat is in essentie welvaartstheorie, want die normen weerspiegelen wat voor de burgers van nu en straks van belang is. Wanneer door vuile lucht de gezondheid wordt aangetast of mensen eerder overlijden, dan raakt hen dat. Maar zoiets komt niet tot uitdrukking in markten of prijzen – daarom moet de allocatie op een andere manier worden beïnvloed. En wel door normen aan de luchtkwaliteit te stellen.’
Heertje benadrukt dat wat hij in ‘Echte economie’ beweert allerminst nieuw is. Hij borduurt voort op het leerstuk van Hennipman, dat hij verder verfijnt door de introductie van begrippen als ‘niet-reproduceerbare goederen’ en ‘arbeid als consumptiegoed’. ‘Hennipman zou trots op me zijn geweest,’ vermoedt de 72-jarige emeritus hoogleraar economie.
Daarnaast verwacht hij dat de door hem verguisde beperkte kijk op economie van sommige economen over een paar jaar weer zal zijn verdwenen. ‘De periode dat er alleen naar geld en financiën werd gekeken, hebben we min of meer achter de rug. De beperkingen en kwalijke gevolgen daarvan worden steeds meer zichtbaar. Het zal voor de maatschappij steeds duidelijker worden dat zaken die nu nog worden weggecijferd, wel degelijk meetellen.’
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.