Dat aandeelhouders niet alleen maar geÑ—nteresseerd zijn in korte termijn winstmaximalisatie, bewijzen de erfgenamen Rockefeller. Nog altijd enkele tientallen leden van de familie van de oprichter van wat toen (1870) Standard Oil heette, bezitten een stevig aandeel in de oliemaatschappij, die tegenwoordig bekend staat onder de naam ExxonMobil en de grootste en meest winstgevende ter wereld is.
Onlangs hebben deze Rockefellers een ‘shareholder resolution’ ingediend waarin ze pleiten voor het benoemen van een onafhankelijke voorzitter van de board of directors van het bedrijf. Met andere woorden: waar ceo Rex W. Tillerson nu nog altijd beide petten draagt, willen de Rockefellers dat er iemand naast hem komt te staan die de lange termijn belangen van het bedrijf bewaakt – het equivalent van de Nederlandse voorzitter van de Raad van Commissarissen.
Niets bijzonders zult u denken. Elk zichzelf respecterend bedrijf – zelfs in Amerika – heeft een non-executive chairman naast de ceo staan. Maar voor ExxonMobil, dat van 1999 tot begin 2006 gedijde onder het absolute maar lucratieve bewind van Lee Raymond, zal het een ware cultuuromslag zijn.
De reden dat de Rockefellers dit doen, is het feit dat ze vrezen dat ExxonMobil’s beleid op het gebied van de ontwikkeling van duurzame energie op de lange termijn hun portemonnee wel eens zou kunnen schaden. ExxonMobil staat erom bekend een weinig vooruitstrevende energie-agenda te hanteren. In tegenstelling tot concurrenten als BP en Shell, die aanzienlijke – zij het procentueel nog altijd minimale - investeringen doen in de ontwikkeling van nieuwe, duurzame energiestrategieën, verwacht de marktleider dat fossiele brandstoffen nog tientallen jaren de markt zullen dicteren. Exxon wacht met duurzame alternatieven (zon, wind, ethanol, waterstof, algen, getijden etcetera) totdat de winnende technologie zich aandient. Pas dan wil het bedrijf zich met enorme investeringen op die nieuwe markt voor duurzame energie storten.
Maar daarmee loopt Exxon een risico. Op dit moment wordt er door vele partijen – van multinationals tot overheden, universiteiten en investeringsfondsen – miljarden geÑ—nvesteerd in de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de nieuwe businessmodellen die daarbij horen. Er wordt ervaring opgedaan en er worden allianties gesloten. Exxon denkt zich straks met zijn enorme financiële kracht wel aan te kunnen sluiten bij die ontwikkelingen, maar het zou de boot ook zomaar volledig kunnen missen.
De geschiedenis van het bedrijfsleven laat zien dat de wet van creatieve destructie nog altijd zijn werk doet. Nog maar enkele jaren geleden was Microsoft de onaanraakbare grootmacht van de software-industrie, nu moet het vechten om Google bij te kunnen houden. Financiële macht is uiteindelijk niet doorslaggevend als het gaat om duurzaam marktleiderschap, maar het vermogen om blijvend te kunnen innoveren. Een signaal in die richting kreeg Exxon vorige week, toen het weer een recordwinst mocht bijschrijven, maar het aandeel prompt kelderde. Reden: de olieproductie was wéér 10 procent omlaag gegaan en het is niet duidelijk of het bedrijf erin zal slagen zijn aantoonbare reserves binnen afzienbare tijd op peil te krijgen – een probleem dat Shell enkele jaren geleden bijna de kop kostte.
Wat de Rockefellers willen, is dat Exxon zijn koppige houding op het gebied van alternatieve energie laat varen en mee gaat werken aan de creatie van een nieuwe energiemarkt. Niet omdat ze zulke milieuactivisten zijn, maar omdat ze op de lange termijn vrezen voor hun vermogen. Of het ze gaat lukken, zal duidelijk worden op de eerstvolgende aandeelhoudersvergadering, op28 mei aanstaande. Bron: Greenbiz.com