Mijn fascinatie voor de hersenen begon in 1998 aan de Universiteit van Pittsburgh in de Verenigde Staten. Ik was daar als 22-jarige uitwisselingsstudent om onderzoek te doen. Hoewel het lab waar ik werkte zich op een heel andere verdieping bevond, ontdekte ik al snel dat op de zevende etage in hetzelfde gebouw een heel bijzonder, nieuw onderzoek werd gedaan. Daar keken wetenschappers naar hersenactiviteit bij gezonde kinderen en volwassenen door daadwerkelijk in de hersenen te kijken. Ik kon het niet geloven, want dat leek tot voor kort onmogelijk. Ik moest dat van dichtbij zien.
Liefde voor het brein
De onderzoeksgroep op de zevende etage gebruikte functionele Magnetic Resonance Imaging (fMRI), dat is een hersenscan-techniek waarbij je kunt zien naar welke gebieden zuurstofrijk bloed gaat als iemand een opdracht uitvoert, zoals een rekensom of een geheugenspel. Fascinerend! Dit zou namelijk betekenen dat we voor het eerst in de geschiedenis onderzoek konden doen naar hersenen in de groei zonder dat de deelnemers daar iets van merkten. Ik mocht de lab-bijeenkomsten bijwonen en uiteindelijk zelfs samen met deze groep onderzoek doen. Mijn liefde voor het brein was geboren.
Gedrag begrijpen
De fascinatie die mensen hebben voor het brein gaat al terug tot de vroege filosofen, meer dan 2500 jaar geleden. Zij peinsden over de rol van het hart, het brein en de geest. Wat hadden zij ook graag een kijkje in het brein genomen. Hersenonderzoek is inmiddels een standaard onderzoeksmethode op zoveel plekken in de wereld. We hebben ongelooflijk veel geleerd over hoe de hersenen zich vormen van baby tot senior. Deze kennis lijkt anno 2025 belangrijker dan ooit.
We leren via kennis over ons brein namelijk meer over onszelf én over de mensen om ons heen. Waarom is opa zo relaxed? Waarom moet de buurvrouw huilen als ze haar baby voor het eerst naar de kinderopvang brengt? Waarom komen pubers steeds weer te laat op school? En waarom trek ik me zoveel aan van de mening van anderen? Op al deze vragen heeft breinonderzoek een antwoord, het helpt ons om ons gedrag en dat van anderen beter te begrijpen. Meer begrip over hoe we met elkaar omgaan in het dagelijks leven kan ons helpen om grote maatschappelijke vraagstukken het hoofd te bieden. Nu de wereld zo snel verandert, moeten we soms extra ons best doen om elkaar nog te snappen.
Bewoners van de Bolstraat
In Een dag in ons brein neem ik je mee langs generaties en langs leefwerelden zoals school, werk en uitgaan. We lezen over moeilijke dilemma’s en puur genot. Een etmaal lang volgen we de bewoners van de Bolstraat. Maud woont met haar peuter Julian en baby Ben op nummer 9. Haar bovenburen zijn Ashwin en Sophie, die wonen daar samen met hun tweeling, Sophie’s dertienjarige dochter Lara en Ashwins zeventienjarige zoon Jimmy. Opa Kenneth woont ook in de straat, en hij heeft een oogje op buurvrouw Ans. Ze dealen met onzekerheden, afwijzing, ouder worden, puberen, piekeren en multitasken. En ze genieten van vriendschappen, mooie plannen, verliefd zijn, samenwerken, lekker eten en avonturen.
Ondanks dagelijkse uitdagingen vinden ze elkaar telkens weer, zoals bij het straatfeest waar iedereen zich samen voor inzet. Zij zien in - en wij met hen - wat belangrijk is voor een rijk leven. En wij komen te weten wat in hun hersenen ervoor zorgt dat ze zich voelen zoals ze voelen, dat ze denken wat ze denken en reageren zoals ze reageren.
Over Eveline Crone
Prof. dr. Eveline Crone is hoogleraar Developmental Neuroscience in Society aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Haar groep doet onderzoek naar de ontwikkeling van jongeren van geboorte tot volwassenheid, met een focus op de adolescentie. Voor Een dag in ons brein schreef ze onder meer de besteller Het puberende brein.