Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Preview

1+1=11 - Zin en onzin van onderwijsvernieuwing

Nieuwe ‘zelfsturende' rekenmethodes leiden af van de essentie van leren rekenen: het memoriseren van rekenregels en het inslijten van een standaardaanpak. Met dit boekje in je achterzak kan je de zin en onzin van deze en al die onderwijsvernieuwingen in Nederland beter op waarde inschatten.

Tjip de Jong | 7 mei 2020 | 5-7 minuten leestijd

Reken uit: 1+1 = ? Wacht even. Niet te snel antwoorden. Eerst reflecteren! Hoe dacht je deze som aan te pakken? Werk je met de getallenmuur, ga je stapelen, tel je met het rekenrek, de tegelvloer of toch maar de getallenslang? Of besluit je voor een bewezen klassieker te gaan en pak je het telraam erbij? Dat telraam moet je dan wel even openen op je tablet. Batterij leeg? Bezet? Kijk dan even op bladzijde 34 van boek 3.2 A, daar staat een telraam met bolletjes die je kunt inkleuren, aankruisen, verbinden of wegstrepen. Is het misschien daarom dat mijn creatieve zoontje van vijf stellig van mening is dat 1+1 11 is? Want twee enen naast elkaar vormen ook echt een elf. En 2+2? Dat is een raampje: houd de opgestoken vingers (duim en wijsvinger) maar eens tegen elkaar!

Bovenstaande methodieken zijn zomaar een greep uit de verschillende aanpakken die in de vele rekenboeken voor het basisonderwijs te vinden zijn. Ze vormen de zoveelste poging om rekenen leuker en aantrekkelijker te maken. Eén ding hebben al deze boeken met elkaar gemeen: de nadruk ligt op zelfontdekkend leren.

Vanaf jonge leeftijd wordt van kinderen verwacht dat ze individueel een oplossing bedenken voor een rekenprobleem. En we leggen hen uit dat er meerdere manieren zijn waarop je het rekenprobleem kunt benaderen. De rekenmethode is daarmee ondergeschikt aan de leervoorkeur van de leerling en het type onderwijs waar de school de nadruk op legt. Dat leidt weliswaar tot creativiteit en plezierige ontdekkingen, maar gaat ten koste van de essentie: dat kinderen rekenkundige wetten leren volgen.

Ik dacht tot een paar jaar geleden dat het dankzij zulke prachtige boeken, lesmethoden en tablets wel goed zou zitten met ons rekenonderwijs. Helaas is het tegendeel waar. In de afgelopen twintig jaar zijn onze basisschoolkinderen slechter gaan rekenen. Ik denk dat de overdreven aandacht voor ‘zelfsturing' en ‘ontdekkend leren' hier grotendeels de oorzaak van is. Want met deze nieuwe vorm van leren werd ook nadruk gelegd op begrijpend rekenen en realistisch rekenen. Er wordt niet meer getraind op inzicht in getallen, in logica of gestructureerd berekenen. De gelegenheid om rekenkundige kennis te laten inslijten wordt daarmee geminimaliseerd.

Maar dat is niet het enige bezwaar. De doorgeslagen onderwijskundige innovaties nemen in grote mate afstand van instructie, voordoen, uitleggen en begeleiden. Op veel scholen doet de tablet dat nu, maar of dat ook echt werkt, is maar de vraag.

Er is nog een verborgen probleem rondom al die verschillende lesmethoden die uitgaan van zelfsturing, visualisatie en het ‘opleuken' van rekenen. Een basisschoolleerkracht heeft hierdoor te maken met meerdere lesmethoden: één basismethode, een verdiepende methode, de methode aangeboden via de tablet, en soms zelf extra aanvullende werkbladen voor kinderen die moeite hebben om mee te komen. Elke lesmethode vraagt kennis van het boek en de werkwijze, de manier van instructies geven, hoe je corrigeert en op welke wijze je de voortgang bijhoudt. Elke methode vraagt een studiedag (of meer) aan training (officieel heet dit ‘deskundigheidsbevordering'). Ineens wordt het daardoor ook duidelijk waar de hoge werkdruk in het onderwijs vandaan komt.

Goed kunnen rekenen vraagt het omgekeerde van zelfsturing: het is noodzakelijk om kinderen een heldere structuur aan te leren. Dat vergt discipline en herhaling, iets waar het huidige onderwijs juist van weg beweegt. Dit leidt tot grote onzekerheid bij kinderen. Ze begrijpen niet wat ze fout doen wanneer het antwoord niet klopt en snappen niet wat ze goed doen wanneer hun antwoord wél klopt.

Via de rekenkundige natuurwetten ontwikkelen kinderen inzicht, zelfvertrouwen en stevigheid. Ze ontdekken dat het naleven van de rekenregels werkt. Want: als je de regels volgt, kom je vanzelf bij het goede antwoord. Dit leert kinderen dat je kunt vertrouwen op bepaalde structuren en wetten, en dat het wel of niet slagen niet alleen afhangt van je leervoorkeur, het vermogen tot het stellen van een hulpvraag of pogingen om zelf het wiel uit te vinden.

Rekenrijk, Rekentijgers, Squla, Snappet, Pluspunt - de boekenlijst is eindeloos. Wat ik in al deze boeken terugzie, is een rekenoerwoud gericht op taal, lange verhaaltjes, steeds weer nieuwe terminologie en onduidelijk beschreven opdrachten. Het is voor mij als ouder niet meer te volgen wat de instructie, de opgave of de aanpak is die in de sommen wordt gevraagd. De aankleding leidt af van de essentie van leren rekenen: het memoriseren van de rekenregels, het inslijten van een standaardaanpak en het vergroten van het werkgeheugen.

Leren rekenen is cruciaal voor de neurale ontwikkeling van het kinderbrein. Het verbetert het geheugen, vergroot het neurale netwerk en opent het vermogen tot complexere opgaven. Maar dat is niet het enige voordeel: het fundament van het rekenen biedt toegang tot andere vakken en disciplines zoals geometrie (lengte, oppervlakte, volume) en muziek (ritme, tellen, symmetrie). Daarnaast draagt het bij aan bredere competenties zoals projectmatig werken, programmeren en (digitaal) navigeren.

De onderwijskundige initiatieven op het gebied van rekenonderwijs in de afgelopen twintig jaar hebben ervoor gezorgd dat we er slechter voor staan. Tijd om terug te gaan naar de basiswetten van rekenen. Een eeuwenoude en onmisbare discipline.

Met dit boekje in je achterzak kan je de zin en onzin van al die onderwijsvernieuwingen in Nederland beter op waarde inschatten. En je kunt meepraten als er straks op de school van je kinderen weer een nieuwe lesmethode wordt geïntroduceerd. Of wanneer de politiek grootste plannen aankondigt om het onderwijs toekomstbestendig te maken. Zo ontstaat er hopelijk meer ruimte en aandacht voor de noodzakelijke praktische verbetering van ons onderwijs! En misschien is dat de radicale middenweg die het meest oplevert voor alle kinderen en leerkrachten.

Dr. Tjip de Jong is organisatieadviseur en onderzoeker. Hij bestudeert en adviseert mensen (in organisaties) die werk maken van verandering, leren en innovatie. Naast zijn adviespraktijk geeft Tjip regelmatig lezingen en is hij gastdocent verbonden aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef verschillende boeken, en 1+1=11 - Zin en onzin van onderwijsvernieuwing is zijn nieuwe boek.

Over Tjip de Jong

Onderwijs, organisatieontwikkeling, samenwerken, leren en innoveren.

Veeleisende optimist.

Publicist en podcast maker (www.tjipcast.nl).

Onderzoeker aan o.a. de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool KPZ.

 

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden