Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Hans Hoornstra

‘Zinnige keuzes maak je pas als je met AI hebt gewerkt’

Digitalisering, taalmodellen en 21ste-eeuwse vaardigheden: in ‘Het Ai van Columbus’ onderzoekt Hans Hoornstra de diepere lagen van kunstmatige intelligentie. Zijn boek is tegelijk filosofisch en praktisch, kritisch en activerend – met het onderwijs als scherp frontgebied. In dit interview vertelt Hoornstra over zijn drijfveren, inzichten en pleidooi voor ontwikkelingsgericht onderwijs.

Bert Peene | Mirjam van der Linden | 7 april 2025 | 7-10 minuten leestijd

Wat voor boek is Het Ai van Columbus?

Een boek dat ik moést schrijven. Vergelijk het maar met een kip en een ei: een kip kíest er niet voor een ei te leggen; dat moét ze doen. Zo moest ook dit boek ‘gelegd’ worden. Het is een boek dat gaat over digitalisering en dat diepgaand de impact van kunstmatige intelligentie onderzoekt en de menskant daarvan diepgaand belicht.

Ik heb het gelezen als een onderwijsboek.

Dat is het zeker ook. Ik werk de laatste jaren vooral voor onderwijs en overheid. Vaak zie je dat het onderwijs bij nieuwe ontwikkelingen de eerste steen werpt omdat zij direct worden geconfronteerd met vraagstukken die nieuwe technologie oproept. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de opkomst van sociale media, daar kreeg het onderwijs als eerste mee te maken. Die moesten zich als eerste daartoe verhouden. Vaak zie je dan een defensieve beweging, omdat ze worden overvallen. Het onderwijs bevindt zich echt aan het front omdat jongelui die nieuwe technologie als eersten omarmen en als je niks doet, zit je als leraar in het weekend werkstukken van ChatGPT na te kijken. Dus vooral in het voortgezet onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs speelt die worsteling enorm.

Nog even terug naar die drang: je zegt dat dit boek er moést komen. Waar kwam die drang uit voort?

Ik ben een denker, ik vind het interessant om dingen diepgaand te ontrafelen. Maar tijdens de vele spreekbeurten die ik in het land geef, kom ik daar niet toe. Tijdens een spreekbeurt kan ik hooguit een tipje van de sluier oplichten. Op een goed moment besefte ik dat taal de enige mogelijkheid biedt om iets tot op het bot te ontrafelen, structuren zichtbaar te maken, samenhang te vinden en daarover ook steekhoudende dingen te zeggen. Al die tripjes door het land bevredigden dus niet meer. Ik proefde dat er iets zat maar ik besefte ook dat ik dat pas zou ontdekken als ik me een paar maanden alleen maar zou toeleggen op schrijven, bezig zijn met taal dus. Dan dwing je jezelf door het geboortekanaal, dan is er geen escape meer. Zo moet je die drang een beetje zien.

Je gebruikt in je boek de metafoor van de reis. Het lijkt me dat je daar meerdere kanten mee op kunt: het schrijven van dit boek was voor jou een ontdekkingsreis, maar je adviseert je lezers óók op reis te gaan en te ontdekken welke mogelijkheden AI heeft.

Dat klopt. Ik adviseer de lezer een aantal dingen te doen om AI te kunnen gaan gebruiken, óf een gefundeerd besluit te nemen om dat niet te doen. Want dat kan ook. Je moet allereerst begrijpen hoe het onder de motorkap werkt. Daarvoor hoef je geen techneut te zijn, maar je moet wel weten wat je doet. Als je mensen zonder die kennis een training prompt engineering aanbiedt, leer je ze alleen maar toverspreuken. Daarnaast moet je ook wat vlieguren gemaakt hebben, want the proof of the pudding is in the eating, zoals de Britten zeggen. Pas daarna ben je voldoende toegerust om op het gebied van nieuwe technologie afwegingen te maken. Ethische afwegingen bijvoorbeeld, of: wat betekent die technologie voor ons onderwijs, moeten we dat misschien heel anders gaan inrichten? Die drietrapsraket is noodzakelijk. Dat geldt overigens niet alleen voor het onderwijs, maar daar is het wel heel urgent. Dus als je wilt spreken van een reis: ja, ik raad mijn lezers inderdaad aan op reis te gaan en te ontdekken wat AI voor ze kan betekenen.

Taal was niet alleen voor jou een belangrijk vehikel om dingen diepgaand te ontrafelen; het is ook een belangrijk thema in je boek. Leg dat eens uit.

De aanleiding is dat het de grote taalmodellen zijn die tot de doorbraak van kunstmatige intelligentie hebben geleid: de Large Language Models. We zijn heel snel geneigd om het direct over die modellen te hebben, bijvoorbeeld hoe werken neurale netwerken? Maar er is ook een meer filosofische benadering, waarbij je je bijvoorbeeld afvraagt wat de relatie is tussen taal en betekenis. Wat mij juist fascineert, is dat de uitkomst van zo’n neuraal netwerk taal genereert die voor ons betekenis heeft. Dus zodra je iets wilt begrijpen van de werking van zo’n taalmodel, moet je iets weten van taal. Hoe is taal bijvoorbeeld ooit tot stand gekomen? Over die vraag zijn nog nooit betrouwbare antwoorden overgeleverd. Daarover kan iedereen vrijelijk filosoferen en dat doe ik dan ook. Dus taal is heel belangrijk omdat de huidige technologische revolutie op taal gebaseerd is; die was zonder taal niet mogelijk geweest.

Wat het in mijn ogen dan ingewikkeld maakt, is dat mensen gewend zijn betekenis te construeren, terwijl kunstmatige intelligentie een tegenovergestelde beweging maakt: ze deconstrueert (om vervolgens weer te reconstrueren). Is dat voor ons geen tegennatuurlijke beweging?

Wij mensen geven betekenis aan woorden dankzij ons vermogen tot symbolisch denken, waarbij we zintuiglijke ervaringen omzetten in mentale beelden of symbolen. We maken in onze gedachten, onze mentale ruimte, symbolen van wat we ervaren. Deze symbolen koppelen we aan klank. Zo ontstaat onze 'taalruimte', een soort mentale plek waar betekenissen bij elkaar komen. Taal krijgt betekenis door de diepe verankering met onze zintuigelijke ervaring.

Kunstmatige intelligentie (AI) doet dat heel anders. AI heeft namelijk geen zintuigen en dus ook geen eigen ervaringen. AI creëert op basis van bestaande teksten een numerieke 'taalruimte'. Deze AI-ruimte is een indirect netwerk van betekenis, gebaseerd op de relaties tussen woorden. Teksten worden eerst uit elkaar gehaald. Dit deconstrueren is nodig zodat AI woorden kan omzetten in getallen en patronen kan ontdekken. Alleen door woorden eerst in numerieke stukjes te verdelen, kan AI betekenis herkennen en nieuwe teksten genereren (reconstrueren). AI kijkt hoe vaak woorden samen voorkomen en maakt zo nieuwe verbindingen. Hierdoor ontstaat een numerieke versie van onze taalruimte.

Dit verschil kan raar aanvoelen omdat AI op een andere manier betekenis geeft aan woorden dan wij gewend zijn. Wij baseren betekenis op ervaringen uit de fysieke en mentale ruimte, terwijl AI dat doet vanuit numerieke patronen in de taalruimte. In die zin is AI ontworteld. 

Een ander belangrijk thema in je boek, misschien wel het belangrijkste, is vaardigheden. 21ste-eeuwse vaardigheden, executieve vaardigheden, vaardigheden in het algemeen.

Dat klopt wel. In mijn eerste boek, ‘Digitale intelligentie’, dat ik samen met Wijnand van Lieshout schreef, hebben we vaardigheden op een inzichtelijke manier geordend. Dit nieuwe boek is niet alleen een filosofisch boek. Uiteindelijk komt ook de vraag om de hoek kijken: als dit zo is, hoe gaan we hier dan mee om? Hoe kan ik hier mijn voordeel mee doen? Omdat ik vrij diep in het onderwijs zit, besloot ik het voor de mensen die het aangaat, helemaal uit te pluizen. Ook omdat maar weinig mensen weten waar die hele discussie over de 21ste-eeuwse vaardigheden, brede vaardigheden en digitale geletterdheid eigenlijk vandaan komt. Ik heb geprobeerd dat met de nodige uitstapjes, anekdotes of verhalen duidelijk te maken, want het is best zware kost. Als je niet in het onderwijs zit, denk je misschien: waar gaat dit allemaal over?

Hoofdstuk 6, over het Columbusmodel, is veruit het langste hoofdstuk in Het Ai van Columbus. Is het daarmee ook het belangrijkste hoofdstuk?

Ik wilde geen half werk leveren en alle twaalf vaardigheden uit het Columbusmodel goed bespreken. Deel 1 is het belangrijkst, over de ontdekking van die semantische ruimtes en de relatie met taal en taalmodellen. Die wordt ook door wetenschappers positief ontvangen. Daar ben ik best trots op. 

In het Columbusmodel cluster ik vaardigheden rondom relaties. Dus je hebt een relatie met technologie, met anderen en met jezelf. Dat is een heel inzichtelijke manier van werken. Neem de vaardigheid Mediawijsheid: dat heeft formeel in eerste instantie een relatie met technologie. Maar het heeft ook een relatie met mijzelf.

Je besluit met een pamfletachtige epiloog waarin je een lans breekt voor ontwikkelingsgericht onderwijs. Moest dat er nog even uit?

Ja, eigenlijk wel. Tot voor kort was ik op het podium altijd zo’n beetje de duider, de filosoof en als mensen dan vroegen: maar hoe doe je dat nou, hoe kijk jij er zelf tegenaan, antwoordde ik altijd wat ontwijkend, zo van: dat is niet mijn pakkie-an. Jullie zijn de professionals. Ik geef alleen maar weer wat ik zie. Maar dat begon steeds meer te schuren. Toevallig kwam ik toen in korte tijd verschillende mensen uit de wereld van het ontwikkelingsgericht onderwijs tegen en ik ontdekte dat dit een route is die we heel serieus moeten nemen. Toen heb ik me als ambassadeur van de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs aangesloten. Die mensen doen heel goed werk en ik vind het ook fijn dat ik dan, wanneer mensen daarmee verder willen, kan zeggen: dit gedachtegoed wordt gedragen door … en ik maak onderdeel uit van … zodat zij in contact komen met de professionals waarop zij een beroep kunnen doen.

Over Bert Peene

Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden