Zo lang er organisaties zijn, hebben mensen geprobeerd de prestaties daarvan te verbeteren. Zo was het al in de Oudheid en zo is het nu nog steeds. In 160 voor Christus schreef de gepensioneerde generaal Cato al een handboek waarin hij de toenmalige kennis over het managen van landbouwbedrijven samenvatte. Echt systematisch wordt er nagedacht over het sturen van organisaties sinds de Industriële Revolutie. Daar is een onoverzienbare stroom managementliteratuur uit voortgekomen, geschreven door mensen uit de praktijk of door wetenschappers. Het doel was en bleef een beter resultaat tegen lagere kosten.
Uit die lange geschiedenis van meten en regelen aan organisaties is eind vorige eeuw het zogenaamde ‘business process management’ voortgekomen, als praktisch werkveld en als voorwerp van wetenschappelijk onderzoek. Zoals Ton Wentink schrijft in zijn inleiding tot het door hem geredigeerde boek Business Performance Management gaat het hier om een verzameling van opvattingen, methoden en technieken die het management kan inzetten om organisatiedoelen te behalen en prestaties te optimaliseren. Als sleutelbegrippen daarbij noemt Wentink het beheersen, borgen en verbeteren van besturingsprocessen in en tussen organisaties, het optimaliseren van inkomsten, en het minimaliseren van kosten met het oog op waardecreatie voor de stakeholders.
Wentink, als bijzonder hoogleraar verbonden aan de TiasNimbas Business School, heeft voor zijn boek vijfentwintig collega’s van de Universiteit van Tilburg bij elkaar gehaald om het onderwerp van vrijwel alle kanten te bekijken: strategievorming, financieel-economisch management, marketing, kwaliteitsmanagement, IT- en informatiemanagement, kennismanagement, keten- en netwerkmanagement, human resources, organisatieverandering, cultuur, samenwerking, besluitvorming en leiderschap - elk denkbaar perspectief komt aan bod. Dat is tegelijk de kracht en de zwakte van het boek.
De kracht van Business Performance Management uit zich in een indrukwekkende rijkdom aan wetenschappelijk gefundeerde kennis over het meten en optimaliseren van prestaties en resultaten, zowel in het bedrijfsleven als bij overheden en not-for-profits.
Dat begint al meteen bij het inleidende hoofdstuk dat Wentink zelf voor zijn rekening nam. Hier geen obligaat preluderen op een thema, maar meteen stevige paukenslagen om het belang van systematisch denken en handelen te benadrukken en spetterende trompetsolo’s die een groot deel van de literatuur over prestatiemanagement genadeloos wegspelen. Populaire boeken als 'In Search of Excellence' en Built to Last gaan over de knie omdat ze veel te gemakkelijk generaliseren vanuit momentopnames. Meer dan ‘retrospectieve rapportages’ kan Wentink er niet in zien, zonder enige voorspellende waarde.
Wie over langere tijd de bedrijven volgt die om hun prestaties worden opgehemeld door Peters & Waterman of door Collins & Porras, zegt Wentink, kan niet anders dan tot de conclusies komen dat die ook maar tijdelijk een ideale ‘fit’ hadden gevonden tussen hun specialisme, hun manier van werken, en hun omgeving - om na verloop van tijd hun voorspong weer kwijt te raken aan concurrenten die hun voorbeeld niet alleen imiteerden maar ook overtroffen. Voor managers bestaan er helaas geen wondermiddelen.
Op langere termijn en structureel de prestaties en resultaten van een organisatie op een hoger plan brengen, daarvoor moet je een gedisciplineerde cyclus volgen van meten, analyseren, verbeteren - en opnieuw meten, analyseren, verbeteren - en opnieuw. Of dat nu is aan de hand van Baldridge, EFQM, de Balanced Scorecard of het Prism-model. En wie op zoek is naar ‘best practices’ en richtlijnen voor het eigen handelen, doet er goed aan zich te oriënteren op de wetenschappelijke literatuur waarin de resultaten van zulke cases worden geanalyseerd en geaggregeerd. Niet op het opgeklopte succesverhaal van deze of gene geweldige ondernemer of briljante consultant.
In de hoofdstukken die volgen op de ferme inleiding van Wentink belichten de uitgenodigde specialisten ieder - min of meer op de aanbevolen systematische wijze - een van de vele aspecten waarop er binnen organisaties werk aan de winkel is. Wie behoort tot de brede doelgroep van het boek (‘bestuurders en managers die BPM willen inzetten om hun bedrijfsvoering te verbeteren’) zal daarin al bladerend veel behartenswaardigs vinden. Dat de auteurs van de verschillende hoofdstukken daarbij af en toe in nette bewoordingen een pikante onderlinge discussie voeren (zoals wanneer organisatiewetenschapper Jac Geurts redacteur Ton Wentink een te groot optimisme verwijt over de maakbaarheid van business performance) doet daar geen afbreuk aan maar verhoogt slechts het leesplezier.
Al met al genoeg redenen om vast te stellen dat Business Performance Management een belangrijk en uitdagend boek is dat een breder publiek verdient dan waar de droge titel en de weinig opwindende vormgeving aanspraak op lijken te maken. Dat gezegd zijnde, valt ook niet te ontkennen dat het boek zijn zwakke kanten heeft. Eigenlijk komen die net als de sterke kanten voort uit de caleidoscopische opzet waar Wentink en de zijnen voor hebben gekozen.
Alle vijfentwintig auteurs mogen dan op de een of andere manier verbonden zijn aan dezelfde TiasNimbas Business School, dat wil bepaald niet zeggen dat zij ook wat gedachten betreft met elkaar op een lijn zitten. Uit de confrontatie van hun uiteenlopende kennis en ervaringen kunnen verhelderend inzichten ontstaan, maar daar komen zij althans in dit boek niet aan toe. In de meeste gevallen wordt het aan de lezer overgelaten om de overeenkomsten en verschillen te zoeken en om te beproeven of een synthese mogelijk is. Misschien dat een wetenschappelijk geïnteresseerd publiek daar de tijd en het geduld voor heeft, van een doelgroep die midden in de beroepspraktijk staat zou dat wel eens teveel gevraagd kunnen zijn.
Over Pierre Spaninks
Pierre Spaninks (Eindhoven, 1955) was tot zijn pensionering in 2021 zelfstandig professional in journalistiek en communicatie. Hij kreeg landelijk bekendheid als ZZP-expert. Voordien had hij gewerkt in het hoger onderwijs en de consultancy. Hij studeerde Tekstwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en volgde op Harvard het Senior Manager in Government Program. Tegenwoordig legt hij zich toe op de Egyptologie.