‘High Performance’ is volgens Stoppelenburg een managementtechniek die tot doel heeft gedurende langere tijd organisaties beter te laten presteren dan hun concurrenten. Financieel uiteraard maar zeker ook anderszins. Als je daarin slaagt, mag je jezelf een ‘High Performance Organisatie’ (HPO) noemen. De term HPO is niet nieuw, al lukte het mij niet te achterhalen wanneer en door wie zij voor het eerst werd gebruikt. HPO sluit in ieder geval naadloos aan bij het gedachtegoed van Tom Peters en Robert Waterman (‘In Search of Excellence’, Excellente ondernemingen in goed Nederlands) en van Jim Collins (Good to Great). Vooral het aspect benchmarking dat Collins introduceerde, speelt in HPO een belangrijke rol: je doet het pas goed als je over een periode van vijf tot tien jaar beter bent dan je concurrenten.
Dé pleitbezorger van HPO in Nederland is natuurlijk André de Waal, academic director van het HPO Center in Hilversum. De Waal deed jarenlang onderzoek naar de kenmerken van de High Performance Organisatie en presenteerde uiteindelijk een raamwerk van vijf factoren die bepalen of een organisatie zich een HPO mag noemen: kwaliteit van management, kwaliteit van medewerkers, lange termijngerichtheid, openheid & actiegerichtheid en continue verbetering & vernieuwing. Zijn boek Maak van je bedrijf een toporganisatie! (uit 2008) geldt nog steeds als een standaardwerk op dit gebied.
Inmiddels zijn wereldwijd, dus ook in Nederland, diverse managers aan de slag gegaan met het HPO-gedachtegoed en de referenties op de website van het HPO Center zijn bepaald indrukwekkend: ABN Amro, Air France, Nuon, Ziggo, NOC*NSF, en de provincie Drenthe (om er maar eens een paar te noemen). Uit die groep van geestverwanten kwamen ook de initiatieven om het gedachtegoed verder te ontwikkelen en dat resulteerde onder meer in het boek High Performance 3.0 van Peter Stoppelenburg.
Stoppelenburg werkt als Director High Performance Organisation bij Essent en is al geruime tijd bezig het raamwerk van André de Waal te verfijnen. In dat raamwerk is volgens hem namelijk te weinig aandacht voor de factor mens, terwijl het toch de mensen zijn ‘die het doen’. Dit verfijnen leidde uiteindelijk tot een nieuw stadium van High Performance, en dus tot een nieuwe versie van De Waals raamwerk: HPO 3.0. Het blijkt een ontwikkeling te zijn van ‘directief’ (HPO 1.0) via ‘masterful’ (HPO 2.0), naar ‘emergent’. ‘Een ‘high performance 3.0 bedrijf’ onderscheidt zich vooral doordat veel initiatief ontstaat vanuit alle geledingen,’ schrijft Stoppelenburg. ‘Afdelingen en medewerkers zijn van nature bezig met het doorvoeren van verbeteringen.’ Dat klinkt ons verrassend bekend in de oren. Is dat namelijk niet hetzelfde als wat Peter Senge onder ‘lerende organisatie’ verstaat en in onderwijskringen een ‘professionele leergemeenschap’ wordt genoemd?
Nu moet gezegd worden dat Stoppelenburg zijn verhaal met de nodige bescheidenheid brengt. ‘Dit is geen ‘rocket science’,’ merkt hij (terecht) op nadat hij zíjn ‘high performance elementen’ heeft gepresenteerd. Dat zijn er acht, drie meer dus dan die van André de Waal, te weten: inspirerende strategie, klantbeleving, innovatie, maatschappelijk verantwoord ondernemen, faciliterend leiderschap, mensen en winnaarmentaliteit, vloeiende processen, en performance cultuur. Wel nieuw, althans binnen het HPO-gedachtegoed, zou de verbinding zijn die hij tussen de acht succesfactoren legt; samen maken ze van een organisatie een echte HPO. Maar zelfs dat kun je vanuit de zojuist genoemde theorieën in twijfel trekken. Ik begrijp dat het geen pas geeft te veronderstellen dat de aanhangers van het HPO-gedachtegoed nooit iets van Senge gelezen hebben. Anderzijds weet ik niet goed raad met het feit dat iedere verwijzing naar zijn ideeën in Stoppelenburgs boek ontbreekt, terwijl de overeenkomsten zo evident zijn.
Als de ideeën in ‘High Performance 3.0’ niet echt nieuw zijn, wat is dan de precies de waarde van dit boek? Wie heeft het ‘desondanks’ iets te bieden? Behalve natuurlijk voor HPO-liefhebbers past dit boek prima op de literatuurlijst van de HBO-opleiding Bedrijfskunde. Onder de noemer ‘aanbevolen’ wel te verstaan, want voor verplichte literatuur is de diepgang te beperkt. Maar met name de vele praktijkcasussen die Stoppelenburg gebruikt om zijn raamwerk te illustreren, afkomstig van Nederlandse bedrijven en geschreven door professionals die daar werken, zullen zeker bijdragen aan de beeldvorming van studenten die dat bedrijfsleven niet van binnenuit kennen. Natuurlijk vind je zulke voorbeelden ook in andere studieboeken, maar die van Stoppelenburg zijn lekker uitgebreid. En daar heb je als professional in spé veel meer aan. Vooral die casussen maken van ‘High Performance 3.0’ inderdaad, zoals De Waal in het Voorwoord schrijft, het eerste Nederlandse praktijkboek over HPO! En dat ook nog eens in een prettig leesbare stijl.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.