Bescherming van minderheidsaandeelhouders
Over redelijkheid en billijkheid van uittreding
Gebonden Nederlands 2025 1e druk 9789013181357Samenvatting
In dit boek onderzoekt S.L. Haanschoten de rechten van minderheidsaandeelhouders in besloten vennootschappen, zoals joint-ventures en familiebedrijven. Hij analyseert beschermingsleerstukken en de uittredingsregeling. Het biedt praktische inzichten en voorbeelden uit jurisprudentie.
In Bescherming van de minderheidsaandeelhouders onderzoekt Haanschoten welke middelen minderheidsaandeelhouders rechtens tot hun beschikking hebben om hun belangen als aandeelhouder te beschermen. Hij focust hierbij met name op vennootschappen met besloten verhoudingen waar aandeelhouders hecht met elkaar samenwerken, zoals joint-ventures en familiebedrijven. Het zijn in de rechtspraktijk met name dergelijke vennootschappen waar geschillen omtrent de positie van de minderheidsaandeelhouder een rol spelen.
Het onderzoek is opgesplitst in twee deelonderwerpen. Het eerste deelonderwerp richt zich op een analyse van leerstukken die bescherming van minderheidsaandeelhouders beogen. Dit wordt beperkt tot de op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde beschermingsleerstukken: de zorgplicht, de gelijke behandeling van aandeelhouders en het verbod op machtsmisbruik, waarbij de zorgplicht in de rechtspraktijk veruit het belangrijkste leerstuk is. In detail wordt beschreven op welke wijze een minderheidsaandeelhouder aan deze leerstukken bescherming kan ontlenen en hierbij worden veel voorbeelden uit de jurisprudentie gegeven.
Het tweede deelonderwerp ziet op de uittredingsregeling van artikel 2:343 BW. Het bevat een actuele analyse van het op 1 januari 2025 met de wet Wagevoe gewijzigde uittredingsrecht, en er wordt gesteld dat de huidige uittredingsregeling de Ondernemingskamer veel ruimte biedt om maatwerk te leveren.
Bescherming van de minderheidsaandeelhouders is relevant voor advocaten en notarissen die actief zijn in het ondernemingsrecht.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Ten geleide IX
Hoofdstuk 1. Inleiding 1
1.1 Aanleiding onderzoek 1
1.1.1 Introductie 1
1.1.2 Bescherming van de minderheidsaandeelhouder 2
1.1.2.1 Een precaire positie 2
1.1.2.2 Bescherming op grond van de wet 3
1.1.2.3 Bescherming op grond van de redelijkheid en billijkheid 4
1.1.2.4 Uittreding 5
1.2 Probleemstelling 6
1.3 Karakteristieken van het onderzoek 7
1.3.1 Terminologie 7
1.3.1.1 Wat is een minderheidsaandeelhouder? 7
1.3.1.2 Gebruikte termen 9
1.3.2 Focus 9
1.3.3 Opbouw 10
1.3.4 Onderzoeksmethoden 11
1.3.5 Eerdere publicaties 12
1.3.6 Een ‘voorbeeldig proefschrift’ 12
Eerste deel – Gedragsnormen 15
Hoofdstuk 2. De maatstaven van de redelijkheid en billijkheid binnen het ondernemingsrecht 17
2.1 Inleiding 17
2.2 Achtergrond van artikel 2:8 BW 18
2.3 Gezichtspunten 19
2.3.1 Een ‘botte bijl’ 19
2.3.2 Algemeen erkende rechtsbeginselen 20
2.3.3 In Nederland levende rechtsovertuiging 21
2.3.4 Maatschappelijke en persoonlijke belangen 22
2.3.5 Omstandigheden van het geval 23
2.4 Functies van de redelijkheid en billijkheid 24
2.4.1 Grondnorm van het ondernemingsrecht 24
2.4.2 Gedragsregulerende functie 25
2.4.3 Aanvullende werking 27
2.4.4 Derogerende werking 28
2.4.5 Uitlegfunctie 29
2.4.6 Gedragsregulerende functie het belangrijkst voor minderheidsbescherming 30
2.5 Marginale of volle toetsing? 31
2.6 Conclusie 34
Hoofdstuk 3. Het vennootschappelijk belang 35
3.1 Inleiding 35
3.2 Wat is het vennootschappelijk belang? 35
3.2.1 Het bestendige succes van de onderneming (Cancun) 35
3.2.2 Vennootschappelijk belang en minderheidsaandeelhouders (Cordial III) 38
3.2.3 Bestendig succes en minderheidsaandeelhouders: een tweeledig begrip? 39
3.3 Conclusie 40
Hoofdstuk 4. Vrij gebruik van het stemrecht van de aandeelhouder 41
4.1 Inleiding 41
4.2 In beginsel vrij gebruik stemrecht 41
4.3 Begrenzingen aan stemvrijheid 42
4.3.1 Begrenzing op grond van de wet 44
4.3.2 Begrenzing op grond van de redelijkheid en billijkheid 44
4.3.2.1 Misbruik van meerderheidsmacht 44
4.3.2.2 Zorgplicht van de meerderheidsaandeelhouder 45
4.4 Conclusie 48
Tweede deel – Op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde beschermingsleerstukken 49
Hoofdstuk 5. Bescherming van minderheidsaandeelhouders bij de rechter 51
5.1 Inleiding 51
5.2 Bescherming bij de ‘gewone’ rechter 51
5.2.1 Directe acties 51
5.2.2 Vernietiging van besluiten weinig relevant voor de minderheidsaandeelhouder 52
5.3 Het enquêterecht als beschermingsconstructie 54
5.3.1 Element 1: de Ondernemingskamer als beschermingsrechter 55
5.3.2 Element 2: de postzegel waarbinnen de Ondernemingskamer rechtspreekt 56
5.3.3 Element 3: de vergaande bevoegdheden van de Ondernemingskamer 56
5.3.4 Element 4: landelijk bevoegd en beperkte cassatiemogelijkheden 57
5.4 Conclusie 57
Hoofdstuk 6. Zorgvuldigheid en zorgplicht jegens de minderheidsaandeelhouder 59
6.1 Inleiding 59
6.2 Zorgplichten in het Nederlands recht 59
6.2.1 Korte achtergrond van het leerstuk zorgplicht in juridisch perspectief 59
6.2.2 Wat zijn juridische zorgplichten? 61
6.2.2.1 Inleiding 61
6.2.2.2 Duty of care 61
6.2.2.3 De gedragsnorm van Van der Grinten 62
6.2.2.4 Definitie van zorgplichten van Tjong Tjin Tai 63
6.2.2.5 De standpunten van de geïnterviewde raadsheren in de Ondernemingskamer 64
6.3 Zorgplichten binnen het ondernemingsrecht 65
6.3.1 Ontsprongen binnen het leerstuk van het tegenstrijdig belang 65
6.3.2 Zorgplicht als grondnorm van het ondernemingsrecht? 66
6.3.3 Zorgplicht of zorgvuldigheidsplicht? 68
6.3.3.1 Visie op terminologie in de literatuur 68
6.3.3.2 Visie van de geïnterviewde raadsheren in de Ondernemingskamer 69
6.3.3.3 Geen vaste lijn in de jurisprudentie 71
6.3.4 Bijzondere of niet-bijzondere zorgplicht? 71
6.3.4.1 Onderscheid tussen algemene en bijzondere zorgplicht 72
6.3.4.2 Gebruik van de term ‘bijzondere zorgplicht’ door de Ondernemingskamer 73
6.3.5 Populariteit van de zorgplicht 73
6.3.6 Kritiek op zorgplichten 75
6.3.7 Zorgplicht en rechtszekerheid 76
6.4 Zorgplicht van de vennootschap en meerderheidsaandeelhouder jegens de minderheidsaandeelhouder 78
6.4.1 Inleiding 78
6.4.2 Op welke partij kan de zorgplicht rusten? 78
6.4.2.1 Mogelijkheid tot beïnvloeden positie minderheidsaandeelhouder 78
6.4.2.2 Organisatorisch bij de vennootschap betrokken partijen 79
6.4.3 Wie kan aanspraak maken op de zorgplicht? 80
6.4.4 Onder welke omstandigheden dient een zorgplicht in acht te worden genomen? 81
6.4.4.1 De identiteit van de vennootschap 81
6.4.4.2 Rol van de meerderheidsaandeelhouder 83
6.4.4.3 Verhoudingen binnen de vennootschap 83
6.5 De inhoud van de op de minderheidsaandeelhouder gerichte zorgplicht 84
6.5.1 Een boom met vele loten 84
6.5.2 Een stam van bijzondere informatierechten 84
6.5.2.1 Hoge mate van transparantie 84
6.5.2.2 Inhoud van de te verstrekken informatie 85
6.5.2.3 Begrenzing aan ruimhartige informatieverstrekking: redelijk belang-criterium 87
6.5.2.4 Informatie binnen en buiten de algemene vergadering 89
6.5.2.5 Altijd bijzondere informatierechten voor minderheidsaandeelhouders? 91
6.5.2.6 Doorlopend informatierecht alleen in bijzondere omstandigheden 91
6.5.2.7 Zwaarwichtig belang van de vennootschap 92
6.5.2.8 Positie minderheidsaandeelhouder bij schending informatierechten 93
6.5.2.8.1 Rechtsvordering tegen de vennootschap, het bestuur of een individuele bestuurder 93
6.5.2.8.2 Enquête 94
6.5.2.8.3 Voorlopig getuigenverhoor 95
6.5.2.8.4 Vordering tot inzage van gegevens op grond van artikel 194 Rv en 3:15j BW 96
6.5.3 De loten van de zorgplichtboom 97
6.5.4 Tegenstrijdig belang 97
6.5.4.1 Achtergrond 97
6.5.4.2 Overzichtsbeschikking Omines Services 99
6.5.4.3 De kern van Omines Services 101
6.5.4.4 Kritiek op de beschikking 102
6.5.4.5 Na de Omines Services-beschikking 102
6.5.4.6 Verhouding onthoudingsgebod en zorgplichten 104
6.5.4.7 Samenvatting huidige stand van zaken 105
6.5.5 Dividendbeleid 107
6.5.5.1 Inleiding 107
6.5.5.2 Enkele belangrijke beschikkingen 108
6.5.5.2.1 Sluis 108
6.5.5.2.2 JeeZet 108
6.5.5.2.3 VEB/KLM 110
6.5.5.3 Huidige stand van zaken 111
6.5.6 Emissie van aandelen 113
6.5.6.1 Inleiding 113
6.5.6.2 Zorgplicht van het orgaan dat tot emissie besluit 114
6.5.6.2.1 Reden voor de emissie 115
6.5.6.2.2 Uitgifteprijs en -omvang 116
6.5.6.3 Zorgplicht van het bestuur bij uitgifte 117
6.5.7 Overige categorieën zorgplichten 118
6.5.7.1 Herstructureringen (overnames/fusies/investeringen) 118
6.5.7.2 Afpakken corporate opportunity 120
6.5.7.3 Onttrekken activa 121
6.6 Grenzen aan de zorgplicht 122
6.7 Zorgplicht gericht op minderheidsaandeelhouder bij de ‘gewone’ rechter 123
6.8 Schending zorgplichten en bestuurdersaansprakelijkheid 125
6.9 Conclusie 126
Hoofdstuk 7. Gelijke behandeling van aandeelhouders 127
7.1 Inleiding 127
7.2 Achtergrond van het gelijkheidsbeginsel t.o.v. aandeelhouders 127
7.2.1 Gelijkheid als beginsel 127
7.2.2 Wetshistorie van artikel 2:92/201 lid 2 BW 128
7.2.3 Rechtvaardiging gelijke behandeling van aandeelhouders 130
7.3 Analyse artikel 2:92/201 lid 2 BW 130
7.3.1 Inleiding 130
7.3.2 Wie moet wie gelijk behandelen? 131
7.3.2.1 Toekomstige aandeelhouders? 132
7.3.2.2 Aandeelhouders onderling 133
7.3.3 Wanneer bevinden aandeelhouders zich in gelijke omstandigheden? 134
7.3.3.1 Identieke omstandigheden? 134
7.3.3.2 Vergelijkbare omstandigheden 136
7.3.3.3 Voorbeelden uit de rechtspraak 138
7.3.3.3.1 Informatie-asymmetrie 138
7.3.3.3.2 Winst- en zeggenschapsrechten 140
7.3.3.3.3 Uitgifte en overdracht van aandelen 141
7.3.3.3.4 Statutenwijziging 143
7.3.4 Gelijke behandeling 143
7.3.4.1 Waken voor bevoordeling 143
7.3.4.2 Neutrale behandeling? 145
7.3.5 Uitzonderingen op plicht tot gelijke behandeling 145
7.3.5.1 Gelijke behandeling mag niet leiden tot benadeling 145
7.3.5.2 Geen plicht tot gelijke behandeling bij objectieve rechtvaardiging 147
7.3.5.2.1 Verenigde Bootlieden-arrest 147
7.3.5.2.2 Vaststellen objectieve rechtvaardiging is proportionaliteitstoets 149
7.3.5.2.3 Toepassing objectieve rechtvaardiging in de rechtspraak 150
7.3.5.2.4 Objectieve rechtvaardiging en vennootschappelijk belang 151
7.3.6 Ongelijke omstandigheden 152
7.4 Positie minderheidsaandeelhouder bij schending 153
7.5 Conclusie 153
Hoofdstuk 8. Misbruik van meerderheidsmacht 155
8.1 Inleiding 155
8.2 Achtergrond machtsmisbruik in het ondernemingsrecht 155
8.2.1 Korte geschiedenis van het leerstuk misbruik van bevoegdheid 155
8.2.2 Het ondernemingsrechtelijke misbruik van meerderheidsmacht 158
8.2.3 Verhouding misbruik van meerderheidsmacht met redelijkheid en billijkheid 160
8.3 Wanneer is sprake van misbruik van meerderheidsmacht? 161
8.3.1 Proportionaliteitstoets 161
8.3.2 Egoïsmeleerstuk 163
8.3.3 Voorbeelden uit de jurisprudentie 163
8.3.3.1 Verwatering 163
8.3.3.2 Dividendonthouding/bevoordeling 166
8.3.3.3 Gebruik van het stemrecht van een ander 168
8.3.3.4 Statutenwijziging/besluit in strijd met statuten 169
8.4 Positie minderheidsaandeelhouder bij misbruik van meerderheidsmacht 171
8.5 Conclusie 171
Hoofdstuk 9. Conclusie: wat betekenen de leerstukken voor de bescherming van minderheidsaandeelhouders? 173
9.1 Inleiding 173
9.2 Verhoudingen tussen de leerstukken 173
9.2.1 Inleiding 173
9.2.2 Historische verschillen, maar hetzelfde principe 174
9.2.3 Populariteit van de zorgplicht t.o.v. andere leerstukken 175
9.2.4 Zijn het gelijkheidsbeginsel en verbod op machtsmisbruik nog relevant? 177
9.3 Beginsel van minderheidsbescherming 179
Derde deel – De uittredingsregeling als redder van de minderheidsaandeelhouder 181
Hoofdstuk 10. De noodzakelijkheid van een sterke wettelijke uittredingsregeling voor minderheidsaandeelhouders 183
10.1 Voice and exit 183
10.2 Van oudsher weinig animo voor wettelijke uittredingsregeling 184
10.2.1 Een handvol uitspraken per jaar 184
10.2.2 Redenen waarom de uittredingsregeling weinig wordt gebruikt 185
10.3 Voorbeelden van de uittredingsregeling in de praktijk 186
10.3.1 Inleiding 186
10.3.2 Voorbeeld 1 187
10.3.3 Voorbeeld 2 187
10.3.4 Voorbeeld 3 188
10.3.5 Conclusie op basis van de voorbeelden 190
10.4 Grote rol enquêterecht wegens slecht functionerende uittredingsregeling 191
Hoofdstuk 11. De wettelijke uittredingsregeling van artikel 2:343 BW 193
11.1 Inleiding 193
11.2 Achtergrond van de uittredingsregeling 193
11.2.1 Een bevlogen geschiedenis van de geschillenregeling 193
11.2.2 De eerste regeling van 1989 194
11.2.3 De tweede regeling van 2012 195
11.2.4 De derde regeling van 2025 (de wet Wagevoe) 196
11.2.4.1 Het voorontwerp Wagevoe 196
11.2.4.2 De uiteindelijke wet Wagevoe 198
11.3 Schets van de uittredingsprocedure 199
11.3.1 Toepassingsbereik 199
11.3.1.1 Van toepassing op alle naamloze en besloten vennootschappen (niet beurs) 199
11.3.1.2 Eigen regeling gaat voor 199
11.3.2 Aanvang procedure 200
11.3.2.1 Verzoekschriftprocedure 200
11.3.2.1.1 Verzoek gericht aan vruchtgebruiker of pandhouder? 201
11.3.2.2 Combinatie met enquête mogelijk 202
11.3.2.3 Samenhangende vorderingen 202
11.3.2.4 Certificaathouders en economisch gerechtigden 203
11.3.3 De behandeling bij de Ondernemingskamer 204
11.3.3.1 Processuele aspecten 204
11.3.3.2 Een effectieve zitting 205
11.3.3.3 Enquêtevoorzieningen bij een uittredingsprocedure 205
11.3.4 De toetsingsmaatstaf 206
11.3.4.1 Geen vaste lijn in de lagere rechtspraak 206
11.3.4.2 Toetsingsmaatstaf van de Ondernemingskamer 208
11.3.5 Het deskundigenbericht 210
11.3.5.1 Benoeming van deskundigen 210
11.3.5.2 Processuele aspecten 211
11.3.5.3 Prijswaardering 211
11.3.5.4 Peildatum 212
11.3.6 De prijsvaststelling en billijke verhoging 213
11.3.7 De overdracht van de aandelen 216
11.4 Materiële aspecten van de uittredingsregeling 217
11.4.1 Inleiding 217
11.4.2 Uittreding bij duurzaam ontwrichte samenwerking (no fault divorce) 218
11.4.2.1 Het belang van de no fault divorce 218
11.4.2.2 Wanneer is sprake van duurzaam ontwrichte samenwerking? 219
11.4.2.3 Is de no fault divorce mogelijk onder huidig recht? 220
11.4.2.3.1 Herleidbaar uit de Arnold Maassen Holding-beschikking? 220
11.4.2.3.2 De wetgever 221
11.4.2.3.3 De geïnterviewde raadsheren in de Ondernemingskamer 222
11.4.2.3.4 Mijn visie 224
11.4.2.4 Bezwaren tegen de no fault divorce 225
11.4.2.4.1 Afbakening met vrij uittreedrecht 225
11.4.2.4.2 Moeilijkheden bij wederzijds ingestelde vorderingen 225
11.4.2.4.3 Is het wel eerlijk voor de meerderheidsaandeelhouder? 226
11.4.2.4.4 Conclusie 227
11.4.4 Billijke verlaging 227
11.4.4.1 Het belang van de billijke verlaging 227
11.4.4.2 Mogelijkheid billijke verlaging onder huidig recht 229
11.4.5 (Slechte) vermogenspositie van de overnemende aandeelhouder 230
11.4.5.1 Belang van het kunnen afdwingen van betalingsconstructies 230
11.4.5.2 Mogelijkheid afdwingen betalingsconstructies onder huidig recht 231
11.4.6 Toepassing naar analogie van artikel 3:185 BW bij prijsvaststelling? 232
11.5 Conclusie: biedt de huidige uittredingsregeling voldoende bescherming voor minderheidsaandeelhouders? 233
11.5.1 Ruime uitleg wet noodzakelijk 233
11.5.2 Voorstellen ter verbetering (met inspiratie uit het Belgische recht) 233
Hoofdstuk 12. Conclusie en samenvatting 235
12.1 Beantwoording van de onderzoeksvraag 235
12.1.1 Gedragsnormen 235
12.1.2 Op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde beschermingsleerstukken 236
12.1.3 Uittreding 238
12.1.4 Antwoord op de onderzoeksvraag 239
12.2 Aanbevelingen 240
English – Summary 243
Français – Répondre à la question de recherche 249
Bronnenlijst 251
Rechtspraak 269
Bijlage 1 – overzicht wettelijke beschermingsbepalingen 279
Curriculum vitae 283
Portfolio 285
Dankwoord 287
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan