Zijn eerste boek Pimp je afdeling! was een bestseller en het schrijven smaakte naar meer. Hij schrijft zoals hij is: extravert, uitbundig, uitnodigend en bevlogen. Hij vindt van zichzelf dat hij nog niet met droge ogen kan zeggen dat hij echt schrijver is. Daarvan moet hij eerst het bewijs zien door zijn tweede echte boek van de drukpers te zien rollen. Ondertussen heeft hij alweer vijf ideeën voor nieuwe boeken, maar die moeten even wachten.
Pimp
Jeroen Busscher ontvangt me in zijn nieuwe huis in een rustige, groene straat in Amsterdam waar hij net met zijn vrouw en dochtertje zijn intrek heeft genomen. Tijdens ons gesprek wordt hij gebeld door de makelaar en verkoopt en passant zijn oude huis. Busscher werkt en schrijft vanuit een zonnige werkkamer aan huis. Hij vertelt: ‘Ik ben nu bezig aan mijn tweede echte boek dat ‘Troost voor werkende mensen’ gaat heten. Het ‘Prekenboek’ tel ik niet mee als ik het heb over de boeken die ik echt heb geschreven, dat is meer een concept waarvan ik samen met Miranda Keijser-Van Gils de samenstelling en redactie heb gedaan.’
‘‘Pimp je afdeling!’ was mijn eerste boek. Ik heb het in een soort ‘stream of consciousness’ in zes weken geschreven. Eigenlijk stond het boek in één keer goed op papier. Wat in dat boek staat, wist ik al omdat ik me al twintig jaar met de materie bezighoud en er een seminar over had gemaakt. Dat seminar was de aanleiding voor een uitgever om mij te bellen met de vraag of ik over dat onderwerp ook een boek kon schrijven. ‘Ik weet het niet,’ was mijn reactie, ‘maar ik behoor wel tot die miljoen Nederlanders die wel eens een boek zou willen schrijven, dat kan ik niet ontkennen. Ik weet niet of ik het kan, maar ik wil het best proberen.’ Ik heb toen afgesproken om tienduizend woorden te gaan schrijven. Als dan zou blijken dat ik het leuk vind om te doen en het vervolgens ook leuk is om te lezen, zouden we een boek gaan maken. Toen dat allemaal positief uitpakte, heb ik het manuscript als een razende geschreven, dat kon omdat ik door het seminar de basisstructuur en de inhoud van het verhaal paraat had. Er zit een hoofdstuk bij dat ik zelfs in een twee uur durende treinrit heb geschreven. Ik ben bijna jaloers op mezelf nu. Mathieu Weggeman zei eens: "Je eerste boek kapitaliseer je op twintig jaar kennis, bij je tweede boek moet je helemaal opnieuw beginnen." Dat is letterlijk zo, ik heb in ‘Pimp’ opgeschreven waar ik in twintig jaar naartoe heb gewerkt.’
Lijden
Busscher werkt nu aan zijn nieuwe boek ‘Troost voor werkende mensen’. Hij legt uit waarom dat een hele kluif is: ‘In dit boek schrijf ik veel minder vanuit wat ik al weet, maar ben ik veel onderzoekender. Ik ben nu eenmaal niet dé expert op het gebied van troost die even zal uitleggen hoe het in elkaar zit. Het wordt een explorerend boek en daardoor is het een heel ander schrijfproces. Ik schrijf in het begin van het boek dat ik er net zoveel van af weet als de lezer, maar dat ik na het schrijven ervan hoop er veel meer van af te weten. "Als je ergens verstand van wilt hebben, moet je er les in geven", zei Peter Drucker. Al schrijvende ontdek je dingen, je leest veel en denkt erover na; doordat je er zo mee bezig bent, word je expert.’
‘Ik wilde een boek schrijven over lijden, omdat ik vind dat het ultieme doel van mijn vak is om het lijden te verlichten. Ik kom bij bedrijven waar mensen niet gelukkig zijn. In principe zou mijn toegevoegde waarde als consultant organisatiecultuur moeten zijn dat het bij die bedrijven leuker en beter gaat doordat mensen beter gaan samenwerken, prettiger met hun klanten omgaan en daarmee succesvol kunnen worden. Ik heb de overtuigingskracht om mensen te helpen, ik ben verbaal sterk en mijn primaire interesse is de werking van groepen.’ Busscher wil dat groepsleden zich prettiger voelen en daarmee ook beter presteren. Dat probeert hij te bereiken door verhalen, interventies, teamwerken en allerlei andere manieren. ‘Je zou kunnen zeggen dat mijn beroep gaat over het verlichten van lijden, vanuit het principe dat als het lijden verlicht wordt er ook meer lol, plezier en prestatie is. Daaruit is bij mij de vraag hoe mensen lijden, ontstaan. Hoe werkt dat en hoe uiten ze dat? Het leek me een heel mooi onderwerp om over te schrijven. Daarbij beperk ik me tot de werkvloer. Ik heb zes grootheden van lijden gezocht die ik bij mezelf ervaar of zie bij anderen: zaken als eenzaamheid, machteloosheid, stress, onzekerheid, frustratie en zinloosheid. Ik onderzoek of je dat lijden kunt verlichten door er op een andere manier tegenaan te kijken of door er op een andere manier op te reageren. Het is niet bedoeld als doeboek, maar het is troostend en relativerend.’
Of het hem gaat lukken om de lezer te troosten weet hij nu nog niet. ‘Ik heb de opzet van de boeken van Alain de Botton als voorbeeld genomen. Hij bezoekt een onderwerp en filosofeert erop los; hij zegt daarbij niet hoe de wereld in elkaar zit. Hij laat de lezer vrij om er mee te doen wat hij wil, wat bij hem past of waar hij iets mee kan. Bij het lezen van ‘Troost’ stap je in de trein met Jeroen Busscher en gaan we naar het land genaamd Troost. Er zijn onderweg zes stations. De lezer kan onderweg zien wat hij wil zien. Ik probeer te inspireren en herkenning en erkenning te bieden. Misschien is dat wel troosten.’
Gisten
Na zijn eerste boek dat hij op verzoek van een uitgever schreef en waarmee Busscher ‘zijn kennis kapitaliseerde’, was het niet vanzelfsprekend om verder te gaan met schrijven. Hij legt uit waarom hij besloot verder te gaan: ‘Ik ben autonoom kunstenaar geweest, ik ben al twintig jaar geen kunstenaar meer, maar die behoefte om autonoom, helemaal zonder dat iemand zich ermee bemoeit, iets te maken, krijg je er schijnbaar niet meer uit. Die behoefte om iets te maken buiten mezelf zal gesublimeerd wel betekenen dat ik iets wilt achterlaten na mijn dood – al zou ik dat nooit zo zeggen! –, hoewel ik bijna gegarandeerd een boek heb geschreven dat na mijn dood niet meer gelezen zal worden. Het maken heeft ook iets te maken met het genieten van het ding. Toen ik als kunstenaar iets maakte, was het er echt.’ Hij wijst schilderijen van zijn hand aan die in zijn werkkamer hangen. ‘Je kunt het gewoon oppakken, ik heb toch iets met het concrete. Een boek is een mogelijkheid om iets waar mijn talent ligt, in de performance, te vatten in iets concreets. Want performance is vluchtig, het verdwijnt, het is de krant van gisteren.’
‘Ik ben iemand die in kan pluggen en overal kan schrijven, maar nu ik zo’n mooie, lichte werkkamer heb, schrijf ik vooral hier. Ik plan geen hele schrijfdagen in, mijn top is misschien drie uur schrijven, maar meestal is het een uurtje. Dat komt omdat ik er eerst heel veel over mijmer en dan als een razende een monoloog houd. Dat is ook hoe ik werk met klanten. Ik plan niet van te voren wat ik ga doen. Ik laat na de intake en het afstemmen van wederzijdse verwachtingen het onderwerp een beetje gisten. Op mijn laptop heb ik talloze filmfragmenten die ik gebruik bij presentaties in plaats van sheets, ik kan goed improviseren. Na het gisten knal ik er op het moment zelf als een champagnefles, beng, in. Ik merk dat ik ook zo schrijf. Dat gisten over het onderwerp van het boek gaat altijd door tijdens andere bezigheden. Door mijn beroep heb ik ervaring met het doorlopen van creatieve processen, ik heb het vermogen dat ze incubatietijd noemen, ontwikkeld. Je verdiept je in een onderwerp en vervolgens leg je het in de kelder. Je onderbewuste laat het gisten en op het moment dat je het uitpakt, heb je al heel veel bedacht. Dat proces van je aandacht op iets focussen, het weer wegleggen en het een paar uur later of de volgende dag weer oppakken en er dan de volgende stap mee zetten, doe ik mijn hele leven al. Eerst als kunstenaar en later in mijn andere werk.’
Busscher ziet schrijven ook als een vorm van improviseren. ‘Op het moment dat je aan het schrijven bent, praat je tegen jezelf en je geeft antwoord. Terwijl je zit te typen denk je: ‘dit moet ik ook doen, of dat is ook leuk’ of je verdwaalt of denkt ‘dan zetten we dat daar’. Je typt letters en woorden, die lees je en dan reageer je daar weer op. Dat is het mooie aan zo’n proces. Het is net als met schilderen: je zet een rood vlekje en ineens heb je daarmee commentaar gegeven op het voorgaande en kun je daar weer op reageren. De dialoog zit in de handeling, dat is het mooie van maken.’
Graphic novels
Busscher heeft in zijn werkkamer een grote boekenkast met uitsluitend non-fictie. In de werkkamer van zijn vrouw, die prozaschrijfster is, staat de boekenkast met fictie. In de rest van het huis staan bewust geen boekenkasten. Busscher legt uit: ‘Ik vind het nogal een aanwezigheid, het zijn allemaal verhalen waar je tegenaan kijkt. Ze praten tegen je. Ik zie niet de covers, maar waar de boeken over gaan. Het zijn gewoon veel prikkels, ik vind het ook prettig om ruimtes te hebben waar die niet zijn.’ In zijn boekenkast staan twee opvallende dingen: graphic novels en dvd’s. Graphic novels zijn stripboeken voor volwassenen. Hij pakt ze enthousiast uit de kast en laat de beste strips zien: ‘Het is de combinatie van beeld en tekst die het ‘m doet, het beeld communiceert. Maar dit soort stripboeken moeten nog wat meer geëmancipeerd worden, ze worden nu nog te veel geassocieerd met Suske en Wiske. De meer dan honderd dvd’s zijn met name documentaires. Ik koop ze of neem ze op van tv als ik denk dat er een scène in voorkomt waarmee ik iets kan voor mijn werk. Op mijn laptop heb ik een werkvoorraad van zo’n vijftig fragmenten, dat is het resultaat van zeven jaar zoeken.’
‘Wat lezen betreft, ben ik een redelijk constante doorlezer. Ik ben vaak in meerdere boeken tegelijk bezig die ik vrijwel altijd uitlees. Daarna bedenk ik meteen welk boek ik dan wil lezen. Ik kies bijna altijd voor non-fictie, ook al ligt er fictie klaar. Ik stop met kopen als ik te veel ongelezen boeken heb liggen. Mijn boekenkast schoon ik regelmatig op, wat er staat moet relevant zijn. Aan mijn boekenkast zie je dat ik weinig gefocust ben. Er staan dvd’s, luister-cd’s van Home Academy, graphic novels, kunstboeken, erotica, managementliteratuur en filosofie. Ik moet het hebben van mijn algemene interesse en ben niet gepreoccupeerd met een onderwerp, het schiet alle kanten op. Zo ben ik zelf ook, ik kan breed denken en handelen. Het gaat bij mij nergens en overal over!’