Zestig jaar na het begin van het straaltijdperk is de vliegtijd tussen Amsterdam en New York nog steeds even lang. Mp3-spelers en mobiele telefoons zijn verbeteringen op een eeuwenoude uitvinding. Zelfs de digitale camera is meer evolutie dan revolutie. Afgezien van spectaculaire doorbraken in de ICT-sector ligt de glorietijd van de echte uitvinder al een hele tijd achter ons. Zoals durfkapitalist Peter Thiel eens sneerde over Twitter: ‘We wilden vliegende auto's, en in plaats daarvan kregen we 140 karakters.’
Een van de weinige topondernemers die nog wel durft te dromen over fundamentele innovaties is Elon Musk. Met zijn volledig elektrische Tesla auto, de ruimtevaartonderneming SpaceX en het zonne-energiebedrijf SolarCity transformeert de 43-jarige visionair maar liefst drie sectoren tegelijkertijd. In Elon Musk beschrijft biograaf Ashlee Vance hoe de in Zuid-Afrika geboren ondernemer als berooide tiener in Canada aankwam, en van daaruit zijn weg vond naar Silicon Valley. Musk stond samen met onder anderen Peter Thiel aan de basis van het elektronische betalingssysteem PayPal, dat in 2000 voor 1,5 miljard aan eBay werd verkocht. Dankzij de deal ontving Musk zo’n 250 miljoen dollar om zijn projecten te helpen realiseren. Zijn grootste ambitie tot nog toe: een bemande missie naar Mars.
Het kan niet anders dan dat zo'n man barst van de eigenaardigheden. Vance stelt wat dat betreft niet teleur. Zo beschrijft hij hoe Musk ooit iemand inhuurde om de kindermeisjes van zijn vijf kinderen te managen. De inmiddels miljardair luistert zijn feestjes op met sumo-worstelaars en maakt zich zorgen dat Google-robots in de toekomst per ongeluk de planeet zullen verwoesten. En op het gebied van werkethos stelt de twee keer hertrouwde Musk zelfs de meest notoire workaholic in de schaduw met de uitspraak: ‘Hoeveel tijd wil een vrouw per week? Misschien tien uur?’
De publiciteit rond de autobiografie van Oliver Sacks (81) ging gepaard met een droeve tijding. In februari maakte de vermaarde Britse neuroloog bekend dat hij nierkanker heeft en waarschijnlijk nog een paar maanden te leven heeft. Het New York Times-artikel vormt een nostalgisch slotakkoord op een leven dat van onschatbare waarde is geweest op de neuropsychologie in het algemeen en duizenden psychiatrische patiënten in het bijzonder. Sacks werd wereldberoemd toen hij eind jaren zestig een aantal comateuze patiënten met een zeldzame slaapziekte met een nieuw medicijn liet ontwaken. Hij beschreef zijn bevindingen in het boek Awakenings, dat een film werd met Robin Williams in de hoofdrol. Sindsdien gebruikt Sacks zijn patiënten regelmatig als inspiratiebron voor populair-wetenschappelijke boeken als De man die zijn vrouw voor een hoed hield en Hallucinaties.
In zijn autobiografie On the move plaats Sacks deze observaties in de context van zijn eigen gekwelde leven. Hij beschrijft zijn levenslange worsteling met zijn homoseksualiteit (zijn moeder reageerde op het nieuws met ‘ik wou dat je nooit geboren was’), een periode waarin hij zich buiten ging aan drank, drugs en seks, en hoe hij uiteindelijk koos voor een 35 jaar durend celibaat dat hij combineerde met een rigoreus trainingsschema (op een gegeven moment wist hij vanuit een gehurkte positie bijna driehonderd kilo omhoog te pompen). Dit leven in extremen werd op zijn twaalfde al geobserveerd. ‘Sacks zal ver komen,’ schreef zijn toenmalige schoolmeester op zijn rapport, ‘zolang hij niet te ver gaat.’
In de tien jaar sinds journalist Stephen Dubner en Steven Levitt samen hun eerste boek publiceerden is Freakonomics uitgegroeid tot een miljoenenbusiness. Het gegeven dat prikkels een hoeksteen van de moderne maatschappij vormen en dat conventionele wijsheid vaak incorrect is, inspireerden onder meer een documentaire, een blog, een radioshow, en een reeks boeken waarvan inmiddels meer dan zeven miljoen exemplaren zijn verkocht.
De nieuwste toevoeging aan dit assortiment is When to rob a bank, een selectie uit meer dan achtduizend blogberichtjes. De formule is inmiddels misschien wat sleets, en het is de vraag hoe lang er nog nieuwe inzichten uit het Freakonomics-stramien te persen vallen. Maar vooralsnog blijft het amusant om te lezen waarom stewardessen geen fooi krijgen, wat de voordelen zijn van een belasting op seks, en wanneer je een bank moet beroven. Om bij die laatste vraag te blijven: in principe nooit, want de gemiddelde opbrengst is slechts een paar duizend dollar en de doorsnee bankrover wordt na drie pogingen al gearresteerd. Maar als je het doet, kies dan voor een overval in de ochtend, want die hebben de meeste kans op succes.
Wat dat betreft is het beter om een bankier te zíjn. De bonuspot op Wall Street (28,5 miljard dollar) is dit jaar twee keer zo groot als het gezamenlijke inkomen van alle Amerikanen die tegen het federale minimumloon werken. Dit gegeven is slechts een van de vele indicaties dat de Verenigde Staten het meest ongelijke land in de westerse wereld is. In The great divide geeft topeconoom Joseph Stiglitz een ander schokkend voorbeeld: terwijl de lonen in de middenklasse al jaren stagneren, verdient een doorsnee CEO inmiddels driehonderd keer zoveel als de gemiddelde werknemer. Het onderwerp is voor Stiglitz, die onder president Clinton voorzitter was van de Council of Economic Advisors, een stokpaardje: hij brak eerder al eerder een lans voor de onderste 99 procent in The Price of Inequality.
Net als zijn Franse collega Thomas Piketty benadrukt Stiglitz dat er geen eenvoudige oplossingen zijn. Een eerlijker samenleving is vooral een kwestie van grootschalige belastinghervormingen en een radicaal nieuw politiek beleid. Onderkenning van het probleem is daarbij de eerste stap. Ongelijkheid, zo schrijft Stiglitz, is niet onvermijdelijk, maar een keuze.
Dat besef lijkt ook bij de bovenste 0,1 procent te zijn doorgedrongen. Zo verklaarde Goldman Sachs-directeur Llyod Blankfein onlangs dat zijn collega’s ‘beter werk moeten verrichten’ om de groeiende ongelijkheid terug te dringen. Dit sentiment zal in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 ongetwijfeld nog vele malen herhaald worden.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.