Wereldwijd bestuderen tienduizenden neurowetenschappers – van psychologen tot natuurkundigen en van biologen tot computerwetenschappers – met peperdure hightechapparatuur en supersnelle computers onze hersenen tot op de millimeter nauwkeurig, met financiële steun uit de diepe zakken van verschillende overheden. Ons brein is letterlijk en figuurlijk big science geworden.
De geschiedenis van de neurowetenschappen kenmerkt zich door een gestage verbetering van methoden en technieken om het brein te bestuderen. Konden hersenonderzoekers aan het begin van de negentiende eeuw het brein alleen met het blote oog waarnemen en waren hun manipulaties nog grof, nu kunnen neurowetenschappers met geavanceerde microscopen de kleinste hersenstructuren waarnemen. De geschiedenis van de neurowetenschappen laat ons ook een paradox zien: hoe beter en verfijnder we het brein kunnen manipuleren en registreren, des te duidelijker wordt het hoe onvoorstelbaar complex het is. Hoever kunnen we hierin gaan? Misschien is het brein wel zo complex dat we in de toekomst tegen de grenzen van ons eigen begrip en voorstellingsvermogen zullen aanlopen. De neurowetenschappelijke vooruitgang van de afgelopen vijftig jaar laat ons in ieder geval zien dat een man op de maan zetten veel simpeler is dan onze neurowetenschappelijke reis naar inner space. Het eerste is gelukt, voor de tweede opdracht staan we slechts nog aan het begin van de reis.
Dit boek is niet zozeer een ‘breinboek’ dat op een populariserende manier de werking van het brein uitlegt, als wel een boek dat de neurowetenschappen beschrijft. Dat is een belangrijk verschil met vele andere boeken. We willen met dit boek laten zien hoe neurowetenschappers onderzoek doen. Wat voor methoden gebruiken ze? Wat zijn daar de mogelijkheden en beperkingen van? Welke theorieën hebben ze over het brein? Hoe beïnvloeden methoden en theorie elkaar? Door te lezen over de neurowetenschappen leer je niet alleen veel over het brein, maar ook over de manier waarop de kennis hierover tot stand is gekomen. En dat geeft je een goede basis om andere populariserende ‘breinboeken’ te beoordelen op hun (wetenschappelijke) waarde.
Of het uiteindelijk gaat lukken om de neurale code van onszelf te kraken valt niet te voorspellen, maar de manier waarop we in de 21ste eeuw onze intelligentie en technologie gebruiken om de activiteit van ons eigen brein in beeld te brengen en wetenschappelijk te vangen, is al zeer fascinerend. Hopelijk geeft dit boek een goed inzicht in het immense werk dat neurowetenschappers nu verrichten om de werking van onze hersenen beter te begrijpen.
Max van der Linden doceert psychologie en psychobiologie aan diverse universitaire instituten. Hij is de auteur van Hersenwerk.