Het is te veel een volksport geworden meent De Bruijn: management bashing. Managers krijgen zo’n beetje overal de schuld van. Er zijn te veel managementlagen en managers zijn geen vakmensen, zijn bijvoorbeeld veelgehoorde kritieken. Maar dat is volgens De Bruijn toch allemaal te kort door de bocht. Je moet er ook niet aan denken dat professionals het alleen voor het zeggen hebben. Vermoedelijk komt er ook dan weinig van terecht. Professionals werken immers vooral op eilanden en hebben weinig behoefte om verbindingen in de organisatie te zoeken. En tja managers, ook die hebben zo hun minpunten. Het gros heeft geen flauwe idee waar professionals mee bezig zijn en willen vooral alles meetbaar maken, iets waar professionals weer van gruwen. Zeker wanneer het gaat om prestatiemeting haakt de professional af. Nog zo’n professionele gruwel: managers willen graag veranderen. Maar het idee dat veranderingen spontaan verlopen, past niet in het dna van een manager. Dus gaan ze zich met veranderingen bemoeien. En dan gaan direct weer de hakken in het zand van de professional.
In alles probeert De Bruijn in zijn boek het evenwicht tussen beide partijen te bewaren. Hij noemt de voors en tegens van beide partijen en komt aan het einde van zijn boek ook met een soort ideaalvorm: de M-professional. Een poldermodeloplossing: de professional die ook kan managen. Vroeger was dat vooral een professional die het allemaal in zijn vak niet meer kon bolwerken en in zekere zin werd weggepromoveerd. De Bruijn spreekt in dit kader van een soort corveetaak. Hij wil nu een upgrading van deze M-professional. Dus geen gemankeerde functie, maar een functie als een volwaardig aspect van de professie. Hij noemt de M-professional een hitteschild. Iemand die tussen de partijen instaat, hen beschermt, maar beide kanten vooral kent. Als het De Bruijn in zijn boek ergens om te doen is, is het wel dat beide kampen meer begrip voor elkaar moeten tonen. Ze kunnen niet zonder elkaar, maar zetten zichzelf toch graag tegen de andere partij af. Niet voor niets luidt de ondertitel: ‘Over management als probleem en als oplossing’.
Wat het boek zo aardig maakt, is dat het onderwerp zo uit het leven gegrepen is. Iedereen herkent direct de problematiek en heeft direct de eigen organisatie op het netvlies. Het is heel toegankelijk en je wordt niet gestoord door allerlei verwijzingen naar collega-wetenschappers die al eerder onderzoek hebben gedaan. Er staan veel noten in het boek, maar die onderstrepen eerder De Bruijns belezenheid dan dat hij er mee koketteert. Als minpunt zou je kunnen noemen dat De Bruijn het wel erg in de ziekenhuishoek zoekt. Veel voorbeelden komen uit die omgeving. Daar kunnen we mee leven. Op voldoende plekken kun je simpel de vertaalslag maken naar andere branches. Als professionals en managers dit boek lezen, moet er toch een soort staakt-het-vuren mogelijk zijn. Dan zullen ze elkaar iets beter snappen. Al zal het vermoedelijk net zo gaan als bij andere brandhaarden: van tijd tot tijd laait het vuur vast wel weer op. De Bruijn heeft het als vredesstichter dan in ieder geval geprobeerd.