In mijn net verschenen boek Spreken in het openbaar probeer ik de lezers ervan te overtuigen dat het echt wel een poging waard is om vrijuit te spreken, zonder papier voor de neus of zonder telefoon of iPad in de hand, zoals je dat tegenwoordig steeds vaker ziet. Spreken in het openbaar is aan je toehoorders een verhaal vertellen.
Uitgeschreven voordrachten
Het is van de zotte dat je als congresspreker vooraf geregeld de vraag krijgt of je je voordracht alvast kunt insturen, zodat de organisatie die na afloop aan de congresdeelnemers kan uitreiken. Maar waarom zou je dan nog een congres organiseren? Stuur meteen de uitgeschreven voordrachten op naar de mensen die er belangstelling voor hebben.
Het mooie van een congres is juist om er als toehoorder sprekers te treffen die je met hun verhaal weten te boeien. Die vrijuit spreken, die vertellen, die zijpaden durven te bewandelen, die anekdotes weten op te dissen en die er uiteindelijk een mooi afgerond verhaal van weten te maken, met uiteraard een duidelijke rode draad erin. En dat dan ook nog binnen de aangegeven tijd. Want ja, je moet als spreker niet over de tijd gaan die aan jou is toebemeten. Sommige sprekers doen dat heel gemakkelijk, blijkbaar vanuit de gedachte dat het allemaal om hen draait. Het getuigt van weinig respect naar de andere sprekers en naar de organisatie.
Maar vrijuit spreken dus en niet van papier. Dat maakt het voor jezelf ook aantrekkelijk. Elke spreekbeurt heeft dan iets origineels.
Globale structuuropzet
Je hoort sprekers vaak zeggen dat ze zonder papier geen houvast hebben. Maar houvast is een globale structuuropzet die in je hoofd moet zitten. Een x-aantal ankerpunten heb je thuis op papier gezet en die heb je onthouden; dat is je houvast. Het zijn geen uitgeschreven zinnen, maar het zijn als het ware hoofdstuktitels of paparagraaftitels, die in een bepaalde volgorde de structuur van je voordracht aangeven. En die heb je bij je voordracht niet op een blaadje staan, maar die titels zitten in je hoofd. Dat moet voldoende zijn, in ieder geval voor sprekers die het onderwerp waarover ze gaan spreken beheersen.
Want dat is natuurlijk wel de allerbelangrijkste voorwaarde om vrijuit te kunnen spreken: je moet grip hebben op de materie. En als je die grip hebt, kan er weinig misgaan, want je weet waarover je praat. En wat je allemaal weet, kun je vervolgens aan de hand van de structuuropzet die in je hoofd zit, uitserveren, op een betrokken manier, niet met de handen in de broekzakken, maar enthousiast (zonder te overdrijven) en vriendelijk, uitnodigend, eventueel de gelegenheid biedend aan de toehoorders om vragen te stellen.
Investering
Veel mensen die zeggen dat ze niet zonder papier voor hun neus kunnen spreken, hebben het nooit geprobeerd. Ja, en als je het nooit probeert, weet je ook niet of het gaat. En je moet het niet één keer proberen, maar verschillende keren. Dat het de eerste keer of de eerste keren misschien niet zo goed gaat omdat je je onthand voelt, maakt niet uit. Het is een investering in al die toekomende keren dat je wel vrijuit kunt spreken en daar veel baat bij hebt en je toehoorders en jezelf veel meer pleziert dan met een gekunsteld voorleesverhaal. Spreken in het openbaar moet ook echt spreken in het openbaar zijn.
Over Wim Daniëls
Wim Daniëls is schrijver, theatermaker en tv-presentator. Als schrijver heeft hij meer dan 125 boeken op zijn naam staan. Hij treedt op in de theaters met cabaretvoorstellingen en theatercolleges. Op tv presenteert hij twee programma's: Nederland op Film (Omroep Max) en Het Dorp (samen met Huub Stapel, eveneens Omroep Max). Verder geeft hij veel lezingen.