De ‘paplepel’ speelt toch wel een heel grote rol in ondernemerschap zo leren we uit Het ondernemersgen. Uit zowel literatuurstudie als de mensen die Dijkhuizen voor dit boek heeft geïnterviewd, blijkt dat succesvolle ondernemers vrijwel allemaal opgegroeid zijn in een ondernemersgezin. Dijkhuizen zelf is overigens het levende voorbeeld dat ook niet-ondernemerskinderen entrepreneurs kunnen worden.
Hoewel het O-gen dus niet bestaat, heeft de auteur toch twaalf genen gedetermineerd die ervoor zorgen dat iemand meer of minder geschikt is voor het ondernemerschap. Die twaalf genen zijn achtereenvolgens: communicatievermogen, creativiteit, doorzettingsvermogen, durf, flexibiliteit, leiderschapsoriëntatie, marktgerichtheid, organisatievermogen, prestatiegerichtheid, strategisch inzicht, visie, en ten slotte zelfreflectie. Misschien zou de auteur er nog bescheidenheid en eenvoud aan toe moeten voegen. Want de uitspraken van de gesproken succesvolle ondernemers wijzen erop dat een bijdrage leveren aan de maatschappij een groter doel is dan snel geld maken. Zo zegt Peter Swinkels (Bavaria): ‘Een goede ondernemer is nog steeds lid van de harmonie.’ En voor Jan Zeeman (van Zeeman) is een ondernemer alleen maar ‘een gek met een gek idee’. Chris Kepser (Kepser Pro-Metaal) stelt dat hij ‘gelukkig niet al te veel geleerd heeft, anders zou ik te veel nadenken’.
Zeker in een wereld waarin zzp’ers al dan niet gedwongen worden tot ondernemerschap, is dit een heerlijk afvinkboek. Constant zoemt de vraag: welke van de twaalf genen zijn bij mij (de lezer) nu bovenmatig ontwikkeld en aan welke moet ik werken. Want dat laatste is ook een boodschap van Josette Dijkhuizen. Zwakke O-genen zijn te ontwikkelen, alleen moet het gros van het DNA toch wel een zekere mate van ondernemersgeschiktheid bevatten.
Uit Het ondernemersgen borrelt ook een vraag op. De geïnterviewde ondernemers luisteren naar de namen Rishi Kartaram, Pieter Knaapen en Chris Kepser. Iets bekender zijn Ruud Koornstra, Jan des Bouvrie en Wim van der Leegte. Toch zijn dat andere namen dan De aartsvaders van de Nederlandse economie Philips, Deterding, Plesman en Fokker. Is het O-gen in Nederland aan het degenereren en alleen nog goed genoeg voor het MKB? Waar zijn de hedendaagse Hollandse Bransons, Jobs’ en Gates’ die Nederland tot een blijvend G-20 land maken? Zijn er in ons land nog wel ondernemers met genoeg O-gen om uit te groeien tot multinational? Misschien moet Dijkhuizen samen met Dick Swaab, de auteur van Wij zijn ons brein, vervolgonderzoek doen. Het graf van De aartvaders lichten en kijken of er toch niet ergens in welke cortex dan ook dat surplus aan ondernemerschap om multinational te worden aan te tonen valt. Het kan toch niet zo maar verdwenen zijn? Of moeten we ons tevreden stellen met dat er in de motor van de economie, het MKB, voldoende parels zijn, zoals het boek aantoont? ‘De zaak wordt zo groot als de ondernemer in zijn hoofd toelaat’, zo leert Henk Strootman ons in Dijkhuizens boek ‘Het ondernemersgen’.
Over Ronald Buitenhuis
Ronald Buitenhuis is freelance journalist.