Daarmee mengt Robertson zich ook in de discussie met als centrale vraag: zijn we alleen ons brein? Neurowetenschappers als Dick Swaab (We zijn ons brein) en Victor Lamme (De vrije wil bestaat niet) beantwoorden deze vraag met ‘ja’, terwijl Robertson deze vraag met ‘nee’ zal beantwoorden.
Robertson, die in zijn boek Het winnaar effect genetische en psychologische theorieën aaneen rijgt, stelt dat sociaal en psychologisch onderzoek ten onrechte in het verdomhoekje zit. Maar volgens Robertson is niet belangrijk hoe ‘laag’ een wetenschappelijke benadering onderzoek doet in de bepaling van haar waarde, maar moeten de strenge methodologie, voorspellende waarde en repliceerbaarheid van de resultaten de doorslag geven in hoe waardevol een onderzoeksgebied is.
‘Volgens deze criteria zijn sociale en psychologische analyses van aandoeningen van de menselijke geest / brein net zo wetenschappelijk echt als cellulaire of moleculaire benaderingen. Sterker, als het aankomt op het ontwikkelen van nieuwe modellen en behandelingen voor aandoeningen van de geest / brein, dan hebben moleculaire-cellulaire benaderingen grotendeels gefaald,’ schrijft Robertson.
Daarentegen dragen sociaal en psychologisch onderzoek wel oorzaken aan voor dit soort aandoeningen - en in sommige gevallen zelfs effectieve behandelingen. Robertson kan er wel ‘honderden’ noemen, maar geeft onder andere als voorbeeld dat lagere niveaus van educatie het risico op Alzheimer met 200 tot 300 procent verhogen. ‘Dit kan niet toegeschreven worden aan genetische factoren die ten grondslag liggen aan zowel de ziekte als het opleidingsniveau.’
Robertson roept op tot meer respect tussen de verschillende wetenschappelijke benaderingen. ‘Boven alles moeten we af van de reductionistische wanen die ons doen denken dat we uiteindelijk het menselijk gedrag kunnen verklaren puur in termen van moleculen en kwantum fysica.’