Deze filosofie ziet er in de praktijk als volgt uit: een nieuw bedrijf maakt snel een prototype om de reacties van klanten te peilen. Het model wordt vervolgens aangepast of helemaal weggegooid, waarop een nieuw model snel wordt getest. Dit gaat net zolang door totdat een succesvol concept komt bovendrijven dat vaak in weinig op het eerste concept lijkt. Twitter is bijvoorbeeld op deze manier ontstaan. In Holland Herald (van de KLM) vat managementgoeroe Tom Peters het idee droogjes samen: ‘Je doet wat. Het meeste gaat fout. Een paar dingen werken. Je doet meer van wat werkt.’
De filosofie om snel te falen vatte vlam in Silicon Valley. Hier transformeerde De Fout van de ultieme vernedering die koste wat kost vermeden moest worden tot iets dat iemand met trots draagt. Cassandra Philips zette er zelfs een conferentie op (FailCon) om jaarlijks ‘slimme fouten’ te vieren. ‘Je kan niet alleen maar snel falen en het dan vergeten. Je moet strategisch falen.’ En er is een tijdschrift Failure Magazine dat online dagelijks de meest uiteenlopende fouten viert, van bloopers in sport tot blunders in de zakenwereld.
Allemaal leuk en aardig dat die wizzkids in Silicon Valley zo blij zijn met hun eigen fouten, maar bij een normaal mens doet een fout nog steeds pijn. Is er iets te doen aan onze faalangst? Jawel, stelt Carol S. Dweck in haar boek Mindset, de weg naar een succesvol leven. Volgens de psycholoog neemt onze angst voor fouten af als we in de juiste mindset zitten. Ze noemt dit een ‘groei mindset’ en dit is bijvoorbeeld te bewerkstelligen via complimenten.
Eerst hoe het niet moet (maar hoe het vaak in de praktijk gaat). In een experiment vertelde ze kinderen nadat die een test hadden gemaakt: ‘Dat is een heel goede score. Het kan bijna niet anders dan dat je hier heel slim in bent.’ Deze pluim duwde de studenten rechtstreeks in wat Dweck een ‘vaste mindset’ noemt: iemand heeft een bepaalde eigenschap (talent) of niet, en daar kun je weinig aan veranderen.
De gevolgen van het compliment werden duidelijk toen ze de kinderen vroeg of ze een uitdagende taak wilden maken: liever niet. Dweck: ‘Ze wilden niet iets doen dat mogelijk hun gebreken kon aantonen of hun talent in twijfel kon trekken.’ Kortom, ze waren zo bang dat ze een fout zouden maken, dat ze een kans om te leren of beter te worden lieten liggen.
Wat was de andere optie? Kinderen complimenteren op de hoeveelheid werk die ze hadden verzet. ‘Dat is een heel goede score. Het kan bijna niet anders dan dat je hier heel hard voor gewerkt hebt,’ vertelde Dweck andere kinderen. Dit duwde hen rechtstreeks in wat ze een ‘groei mindset’ noemt: als iemand maar hard genoeg werkt, kan hij veel bereiken. Maar liefst 90 procent van de kinderen die in de ‘groei mindset’ zaten namen de uitdagende taak wel aan. Zij leken helemaal niet bang om op hun gezicht te gaan, ze wilden leren.
In haar boek beschrijft Dweck nog een experiment waarin leerlingen in verschillende mindsets een computertaak leerden. ‘Hoewel de groepen met evenveel vertrouwen in hun computervaardigheden aan de taak begonnen, aan het eind zag het er heel anders uit. Terwijl ze leerden, wonnen degenen in een groei mindset aanzienlijk aan vertrouwen in hun computervaardigheden, ondanks de vele fouten die ze onvermijdelijk maakten. Maar, juist door die fouten, verloren degenen met een vaste mindset vertrouwen in hun computervaardigheden terwijl ze leerden!’
Kortom, als iemand zichzelf niet ziet als ‘helemaal af’ maar juist in ontwikkeling of lerende, dan vormen fouten geen bedreiging maar een mogelijkheid om te leren. Thomas Edison liet zich bijvoorbeeld niet uit het veld slaan door de duizenden mislukte pogingen om een gloeilamp te maken. Hij zei: ‘Ik heb niet gefaald, maar 10.000 manieren gevonden die niet werken.’